Inleiding

In de afgelopen jaren zijn na een lange voorbereidingsperiode de moderniseringsactiviteiten rond de medische vervolgopleidingen in een stroomversnelling geraakt.1 Met als resultaat dat assistenten in opleiding tot specialist (aios) vanaf medio 2007 vervolgopleidingen volgen die inhoudelijk en onderwijskundig vernieuwd zijn.2

Ook na introductie van de modernisering werken aios ruim 90% van hun opleidingstijd in de patiëntenzorg.3 Dat is goed bestede tijd, omdat van het zelfstandig uitvoeren van werkzaamheden een krachtig leereffect uitgaat.4- 6 Het biedt ook een grote uitdaging, omdat werkgerelateerd leren zich vaak informeel, dus spontaan en impliciet afspeelt.4 7-9 Dit informele karakter heeft wel tot gevolg dat er niet alleen gewenste, maar ook ongewenste leereffecten optreden. Het is de kunst om het werkgerelateerde leren zodanig te sturen dat het positieve rendement zo groot mogelijk is en de ongewenste leereffecten minimaal zijn. Aios en hun leermeesters (opleiders en supervisoren) spelen daarbij een belangrijke rol. Aios kunnen leren om zoveel mogelijk ‘leer’profijt te trekken van hun taken en werkzaamheden door er kritisch op te reflecteren tijdens cursorisch onderwijs, maar ook tijdens het werk zelf. Leermeesters kunnen het positieve leereffect vergroten door zowel tijdens cursorisch onderwijs als op de werkvloer de kritische reflectie van aios te stimuleren. Dat laatste door als goed rolmodel te functioneren, aios bij de uitvoering van hun werkzaamheden te coachen en langzamerhand hun zelfstandigheid te laten toenemen.10

De genoemde ingrepen hebben allemaal te maken met een zekere vermindering van het informele karakter van het werkgerelateerde leren. Om te kunnen besluiten waar dat zinvol is, is het nodig om te weten welke taken en werkzaamheden aios verrichten en hoe formeel of informeel ze die leren uitvoeren. Dat maakt het mogelijk om er bewust voor te kiezen dat zo te laten of er iets aan te veranderen via cursorisch onderwijs of gerichte aandacht op de werkplek.

In een eerder gepubliceerd artikel rapporteerden we over de taken en werkzaamheden van aios.11 In dit artikel presenteren we het onderzoek waarmee we antwoord proberen te geven op de vraag: “In welke mate ervaren aios formele en informele leervormen bij het leren uitvoeren van hun taken en werkzaamheden?”

Methode

Definities van formeel en informeel leren

Er is geen discussie over het belang van

informeel leren voor werkgerelateerd

leren, maar wel over de definitie ervan. In

een recent artikel stelt Swanwick: “Informal

learning then is a complex and heterogeneous

concept, but is generally agreed

to be central to any form of learning

that takes place predominantly at work.”12

En Bolhuis en Simons constateren: “Informeel

leren is een containerbegrip

waarbinnen een verscheidenheid aan mogelijke

perspectieven denkbaar is”.13 In de

literatuur zijn dan ook diverse onderverdelingen

te vinden die in de loop van de

tijd voor informeel leren zijn voorgesteld.

6-9 12 13 Op basis van de aangehaalde

literatuur is in dit onderzoek voor de volgende

afbakening gekozen.

Formeel leren wordt door meerdere

mensen georganiseerd, is gestructureerd

en expliciet, wordt ‘van bovenaf’ opgelegd,

is grotendeels ‘off-the-job’ en betreft het

leren in een regulier schoolse setting.6 8-9 12

14 In de praktijk wordt formeel leren gekenmerkt

door (landelijke) cursussen en

trainingen, terugkomdagen, patiëntenbesprekingen,

feedback van de leermeester

en intervisie.

Informeel leren is nauwelijks georganiseerd

en gestructureerd, wordt vaak op

eigen initiatief (zelfstudie) gedaan, is

soms impliciet, gebeurt meestal spontaan,

gaat vaak door middel van ervaring en

door te doen, is veelal ‘on-the-job’ en dus

vaak niet aan een regulier schoolse setting

gebonden.6-9 12 14 Het kenmerk van informeel

leren is het per toeval iets ontdekken,

het van andere mensen afkijken

(meelopen), het doen en uitproberen en

het ‘vragen, vragen en nog eens vragen’

(uitspraak in ons onderzoek van een chirurg

in opleiding).

De definities van formeel en informeel

leren vormen uiteinden van een continuüm.

In de praktijk zullen vooral combinaties

van beide vormen voorkomen.14

Naarmate er aan meer criteria van de ene

of andere leervorm wordt voldaan, zal er

sprake zijn van meer formeel dan wel

meer informeel leren.

Gegevensverzameling

Er is gebruik gemaakt van een elektronische

enquête waarin aios werd gevraagd

bij 59 taken en werkzaamheden aan te

geven 1) met welke frequentie ze deze

taak uitvoeren en 2) op welke manier ze

deze taak leren. Over de frequentie waarin

de taken worden uitgevoerd is eerder gerapporteerd.

11 Tabel 5 geeft een overzicht

van het takenpakket.

Om het continuüm van formeel en informeel

leren te operationaliseren, zijn als

antwoordmogelijkheden zeven situaties uit

de praktijk van vervolgopleidingen gekozen.

Ze vertegenwoordigen zeven leervormen,

die lopen van van zeer formeel (‘docentgebonden

cursorisch onderwijs’) naar

zeer informeel leren (‘door te doen/ervaren’),

hetgeen werd bevestigd door een deskundige

op het gebied van leren op de

werkplek.* Na een pilotstudie onder zeven

aios zijn de formuleringen van de leervormen

op enkele punten aangepast (tabel 1

bevat de uiteindelijke formuleringen). De

enquête bood de aios de mogelijkheid om

bij elke taak meerdere leervormen in te vullen.

Ze konden tevens suggesties doen voor

aanvullende leervormen.

Het onderzoek is in april en mei 2004

uitgevoerd in de Onderwijs- en OpleidingsRegio

(OOR) Noord- en Oost-Nederland,

grofweg overeenkomend met de

provincies Drenthe, Friesland, Groningen

en Overijssel. De onderzoekspopulatie bestond

uit alle (575) aios in de OOR die op

dat moment een vervolgopleiding volgden

tot medisch specialist, huisarts of sociaal

geneeskundige.

Alle opleiders zijn verzocht medewerking

te verlenen bij het verspreiden van de

enquête. Via hun secretariaten is aan alle

aios per e-mail het verzoek gedaan om

mee te werken en is het internetadres van

de definitieve enquête beschikbaar gesteld.

Na twee en na vier weken zijn reminders

verstuurd. Bij de laatste reminder

is doorgevraagd naar de reden van

eventuele non-respons.

Verwerking gegevens

Voor elke taak is uitgerekend welk percentage

van het totaal aantal mogelijke

leervormen werd ervaren. Bovendien is

voor elke taak berekend hoeveel procent

van de respondenten formeel en informeel

leren heeft ervaren. In tabel 1 is een

voorbeeldberekening opgenomen.

Tabel 1 Voorbeeldberekening enquêteresultaten bij een taak met 168 respondenten.

Resultaten

Respons en validiteit antwoordmogelijkheden

Alle opleiders verleenden hun medewerking aan de verspreiding van de enquête, behalve die van de Interne Geneeskunde en de Kindergeneeskunde die om hen moverende redenen afzagen van deelname. Van de 575 verzonden enquêtes zijn in totaal 196 enquêtes (34,1%) geretourneerd. Daarvan zijn er 177 ingevuld en beoordeelbaar (respons 30,8%). Van de resterende 19 enquêtes waren er vier niet beoordeelbaar en vijftien waren van aios die aangaven waarom zij de enquête niet invulden; het merendeel van hen (10) meldde tijdsgebrek (zie tabel 2). Er zijn negen suggesties gedaan voor aanvullende leervormen; dit betrof preciseringen van de in de enquête genoemde praktijksituaties.

Tabel 2 Samenstelling onderzoeksgroep naar specialisme en respons.

Ervaren leervormen

Aios ervaren niet bij alle taken evenveel leervormen. Gemiddeld wordt 40% van de mogelijke leervormen ook daadwerkelijk ervaren, maar het percentage varieert van taak tot taak: minimaal is dat 22% bij het leren ‘scheiden van werk en privé’ en maximaal 64% bij het ‘doen van consulten bij patiënten met een nieuw probleem’. Over de hele linie lijken aios meer leervormen te ervaren bij taken die direct samenhangen met het medisch handelen dan bij taken die daar minder mee samenhangen. Voor alle taken bij elkaar is de meest frequent ervaren leervorm ‘door te doen’ (31%) en de minst frequente de ‘gestructureerde patiëntenbesprekingen’ (5%) (zie tabel 3).

Tabel 3 Frequentie en percentage van de zeven leervormen bij de 59 taken.

Per taak bestaan verschillen in de mate waarin aios de verschillende leervormen ervaren (zie tabel 4 en 5). Nadat de scheve verdeling van formele en informele leervormen over de antwoordcategorieën (resp. 3 en 4 items) is gecorrigeerd, blijkt gemiddeld 20% van de ervaren leervormen formeel (1 t/m 3) en 80% informeel (4 t/m 7) te zijn. Tussen taken bestaat een spreiding van 5 tot 35% formeel leren en van 65 tot 95% informeel leren. Bij sommige taken worden de drie formele leervormen nooit ervaren.

Tabel 4 Minimale en maximale frequentie waarin de zeven leervormen bij de 59 taken worden ervaren.
Tabel 5 De 59 taken en werkzaamheden uit de enquête – naar frequentie waarin ze in de dagelijkse praktijk voorkomen11 – met per leervorm de percentages waarin die ervaren worden.

Van de drie taken die volgens eerder onderzoek het meest frequent worden uitgevoerd,11 staat in figuur 1 een overzicht met het percentage respondenten per leervorm.15

Figuur 1
figure 1

De drie meest frequent uitgevoerde taken met per leervorm het percentage respondenten dat die leervorm ervaart bij het leren van de taak.

Conclusies en beschouwing

De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen wat in de literatuur voor andere opleidingen al bekend is, namelijk dat geen enkele taak alleen formeel of informeel wordt geleerd.4 12 Daarbij ervaren aios grote verschillen tussen de hoeveelheid leervormen per taak maar ook:

  1. 1.

    meer informele (80%) dan formele (20%) leermomenten.

  2. 2.

    bij de ene taak meer formele leervormen dan bij de andere; bij taken uit het competentiegebied ‘Medisch handelen’ worden meer formele leervormen ervaren dan bij taken uit de andere competentiegebieden.

  3. 3.

    vaak combinaties van de informele leervormen ‘de kunst afkijken’ en ‘door te doen’ met de formele leervorm ‘supervisie door supervisor/opleider’.

Dit onderzoek geeft daarmee voor het eerst antwoord op de vraag in welke mate aios formele en informele leervormen ervaren bij het leren uitvoeren van hun taken en werkzaamheden. Om dit in beeld te brengen is een bruikbaar onderzoeksinstrument ontwikkeld. De validiteit van het instrument, dat op basis van theoretische modellen werd ontwikkeld en door experts werd getoetst, wordt bevestigd door het feit dat de gebruikers geen antwoordcategorieën bleken te missen. Bovendien stroken de uitkomsten/ bevindingen met wat er elders, zij het op andere terreinen, onderzocht is.12

De lage respons van 30,8% (waarvan de precieze oorzaken Bohn Stafleu van Loghum zijn) en het ontbreken van de deelname van twee niet-snijdende specialismen, maken het onzeker of de bevindingen voor alle aios en alle opleidingen gelden. Het is dan ook niet zinvol om naar verschillen tussen (groepen) opleidingen of tussen de academische en perifere setting te zoeken, terwijl die wel te verwachten zijn. Op dit punt zal nader onderzoek noodzakelijk zijn. De keuze van het gebruikte instrument, tenslotte, brengt de beperking met zich mee dat het alleen een beeld geeft van het leren zoals dat door de respondenten is ervaren. Andere onderzoekmethoden, bijvoorbeeld observationeel onderzoek, kunnen eventueel andere leervormen opleveren.

De bevindingen dat aios bij de competentie ‘Medisch handelen’ meer formele leervormen ervaren en dat de hoeveelheid ervaren leervormen zeer verschilt per taak, vragen ons inziens om een nadere beschouwing. Een voor de hand liggende mogelijke verklaring vormt de (gepercipieerde) moeilijkheid van een taak en de mate waarin men die als cruciaal voor de beroepsuitoefening ervaart. Bij taken die aios als moeilijk en/of cruciaal ervaren, zullen zij zich meer bewust zijn van hun leerproces en daardoor meer leervormen ervaren. Bij taken die ze zich gemakkelijk eigen (denken te) maken, zullen ze zich minder bewust zijn van hun leerproces en dus ook minder leervormen ervaren. Een dergelijke invloed gaat ook uit van de leermeesters. Die zullen bij de aios meer aandacht besteden aan taken die zij zelf zien als lastig en/of cruciaal voor de beroepsuitoefening, dan aan taken waarvoor dat niet geldt. De bevindingen rond de competentie ‘Medisch handelen’ en de voorbeelden uit figuur 1 lijken deze gedachtegang te ondersteunen.

Ondanks de geplaatste kanttekeningen biedt ook dit verkennende onderzoek opleiders nu al praktische mogelijkheden. Met de uitkomsten kunnen zij in gesprek gaan met hun aios om erachter te komen in welke mate zij hun taken formeel of informeel leren, of ze behoefte hebben aan meer formelere leermomenten en of ze tevreden zijn met de huidige situatie. Dat maakt het mogelijk om er bewust voor te kiezen het opleidingsprogramma aan te passen. Of niet.

Dankwoord

De auteurs danken de aios. Hun medewerking was cruciaal voor dit onderzoek. Daarnaast zijn de auteurs dank verschuldigd aan dr. J. Onstenk (CINOP/ Hogeschool INHOLLAND) voor zijn hulp bij het uitwerken van het continuüm van formeel en informeel leren.