Inleiding

Hoewel dit jaren het geval leek te zijn binnen de universiteit, is vakinhoudelijke kennis voor docenten niet het enige dat zij nodig hebben om goed onderwijs te kunnen geven. Voor alle docenten geldt immers dat zij daarnaast over didactische vaardigheden moeten beschikken. Binnen de Nederlandse universiteiten kreeg de professionalisering van docenten begin 2008 een impuls door de onderlinge erkenning van de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) als bewijs van didactische bekwaamheid voor docenten in het universitaire onderwijs.1 In een kaderregeling zijn de minimale eisen opgenomen waaraan een BKO moet voldoen met betrekking tot inhoud, toetsing en proces.2 In deze regeling zijn contouren geschetst om uniformiteit tussen universiteiten te bevorderen, terwijl tegelijkertijd ruimte wordt geboden om het professionaliseringstraject op eigen wijze in te vullen. Van startende docenten wordt verwacht dat zij al een BKO hebben, of deze in een vroegtijdig stadium halen. Voor zittende docenten worden docentkwalificaties nog nadrukkelijker onderdeel van hun functioneringsgesprekken.3

Ook bij de medische vervolgopleidingen heeft de modernisering geleid tot nieuwe aandacht voor de didactische competenties van opleiders.4-5 Het Centraal College Medische Specialismen (CCMS) heeft de projectgroep Opleidersprofessionalisering ingesteld om kaders te ontwikkelen waarbinnen de professionalisering van opleiders vorm gegeven dient te worden. Voor artsen in opleiding tot specialist (aios) zijn didactische trainingen bepleit en ontwikkeld.6-8 Daar ook in het Raamplan 2009 voor de artsenopleiding de rol van onderwijs nadrukkelijk is opgenomen:“De arts geeft onderwijs en/of bevordert onderwijs aan studenten, patiënten en anderen”,9 lijkt het logisch ook in de eerste fase van het medisch opleidingscontinuüm aandacht te schenken aan het leren doceren. Het Universitair Medisch Centrum Utrecht heeft daartoe een didactisch programma ontwikkeld waarmee studenten een Studentonderwijskwalificatie (StOK) kunnen behalen, als voorloper van de Basis- en Seniorkwalificaties Onderwijs (SKO).10 Dit programma richt zich vooral op studenten in de laatste fase van de opleiding tot basisarts.

In Groningen worden al vele jaren tot grote tevredenheid van alle betrokkenen (Bachelor) student-tutoren ingezet in het onderwijs in de eerste studiejaren. Alvorens aan het werk te gaan worden deze studenten getraind voor hun rol, veelal samen met docenten. Daarnaast werden extra-curriculaire didactische activiteiten voor studenten ontwikkeld, onder andere in de vorm van Summer Schools. Het idee van een gestructureerd didactisch programma voor studenten, vergelijkbaar met het BKO-traject voor docenten, kwam uit de studentengeleding zelf. Dit plan werd positief ontvangen door de Groningse staf, maar wel werden de volgende problemen voorzien: 1) studenten nemen deel aan het reguliere curriculum van hun opleiding waardoor het niet altijd mogelijk is cursussen en workshops te volgen en 2) het is voor studenten niet vanzelfsprekend dat ze eigen onderwijstaken hebben, waardoor extra aandacht besteed moet worden aan een succesvolle invulling van het opdoen van praktijkervaring. Desalniettemin werd besloten een BKO-traject voor studenten een kans te geven, waarbij de voorziene problemen zoveel mogelijk werden opgelost.

Het huidige artikel beschrijft de ontwikkelingen, implementatie en ervaringen van de eerste twee cohorten die instroomden in het BKO-programma voor studenten, waarbij specifiek aandacht besteed wordt aan de twee hierboven geschetste problemen: de roostering van BKO-cursussen en workshops en het opdoen van de nodige onderwijservaring in de praktijk. Om dit in het juiste kader te plaatsen wordt eerst kort het BKO-programma voor docenten (BKO-D) geschetst.

BKO-programma voor docenten in Groningen

Het Groningse BKO-D opleidingstraject is gebaseerd op het Leids-Groningse competentieprofiel DOCES dat wordt onderverdeeld in vijf competentiegebieden: ontwerpen van een studieonderdeel, uitvoeren van een studieonderdeel, begeleiden van studenten, contextgericht handelen en eigen professionalisering (zie ook:www.uocgmarket.nl/oplossingen.html#/doces).11 Het traject tot het behalen van een BKO beslaat ongeveer twee jaar en vraagt, afhankelijk van het uitgangsniveau van de individuele deelnemer, een investering van ongeveer 200 uur. Het programma bestaat, naast de nodige praktische onderwijservaringen, uit een aanbod van didactische cursussen en workshops, intervisie en één-op-één coaching door een medewerker van het Centrum voor Docentprofessionalisering (Figuur1). Bij de start van het traject stelt de deelnemer een Docent Ontwikkel Plan (DOP) op. Uitgaande van een sterkte/zwakte analyse stelt hij/zij vervolgens vast welke competenties nog verworven moeten worden om aan de eindtermen van de BKO te voldoen. Gedurende het BKO-traject wordt het DOP geleidelijk getransformeerd tot een docentportfolio, waarin concrete onderwijsproducten worden opgenomen, vergezeld van bewijsstukken en reflectieverslagen. Aan het eind van het traject wordt dit docentportfolio getoetst door een daarvoor ingestelde beoordelingscommissie, bestaande uit het hoofd van het Centrum voor Docentprofessionalisering, een andere dan de eigen coach en een senior medewerker uit de onderwijsomgeving van de docent. De procedures en richtlijnen voor de toetsing zijn vastgelegd in overleg met het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) en passen binnen de door de VSNU vastgestelde kaders. Voor meer informatie over het BKO-D programma wordt verwezen naar de website:www.bkogroningen.nl.

Figuur 1
figure 1

Het traject tot het behalen van een BKO in Groningen.

De workshops als bouwstenen van het traject, intervisie als cement. Daar omheen drie à viermaal per jaar persoonlijke coaching, waarbij de docent gecoacht wordt bij het opbouwen van een toetsbaar docentportfoli mede gebaseerd op ervaringen in de onderwijspraktijk. De voor de BKO vereiste onderwijservaring is niet opgenomen in deze weergave.

Opzet

Uitgangspunten BKO-programma voor studenten (BKO-S)

Een belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van het opleidingstraject voor studenten (BKO-S) was dat zij na afloop voldoen aan dezelfde aan DOCES ontleende eindtermen als de docenten en dat zij op dezelfde wijze getoetst worden.11 Het tweejarige opleidingstraject voor docenten vormt daarom de basis van het opleidingstraject voor studenten. Om studenten meer ruimte te geven voor het volgen van de cursussen en het opbouwen van onderwijservaring is er voor gekozen het programma niet over twee, maar over vier jaar te spreiden en zijn er roostertechnische aanpassingen gedaan en extra activiteiten georganiseerd (zie Resultaten). Om te garanderen dat studenten ook voldoende vakinhoudelijke kennis hebben, ontvangen ze het BKO-S certificaat pas bij of na het behalen van het Masterdiploma.

Facilitering van het opdoen van onderwijservaring

Om BKO-S studenten te faciliteren bij het opdoen van onderwijservaring hebben zij voorrang gekregen bij het vervullen van structurele facultaire onderwijstaken als student-tutorschappen en assistentschappen bij practica. Daarnaast worden vanuit het Onderwijsinstituut korte projecten aangeboden, zoals het ontwerpen en uitvoeren van (niet-standaard) onderwijsevaluaties. BKO-studenten die tevens een MD/PhDtraject doorlopen, kunnen als promovendi studenten begeleiden bij het doen van wetenschappelijk onderzoek.12 In de eerste twee jaar van het BKO-traject worden studenten ook aangemoedigd buiten de universitaire muren te kijken.

Evaluatie van het traject

Voor het analyseren van de ervaringen met het traject werd de deelname aan de diverse cursorische onderdelen op basis van administratieve gegevens in kaart gebracht met als peildatum 1 augustus 2011. Om de onderwijservaringen van de BKO-studenten te inventariseren, werd in februari/maart 2011 per e-mail een enquête gehouden waarin de BKO-studenten gevraagd werd welke ervaringen ze hebben opgedaan vóór aanvang van en tijdens het traject. Zeven BKO-studenten van cohort 2008 (58%) en acht van cohort 2009 (50%) deden hieraan mee. De genoemde onderwijsactiviteiten zijn vervolgens ingedeeld in de vijf competentiegebieden van DOCES.11

Resultaten

Het BKO-S programma

Het ontwikkelde programma is wat betreft de eindtermen en de inhoud gelijk aan het programma voor docenten, maar kent ook enkele verschillen (Tabel1).

Deelname aan cursusaanbod en Summer Schools

In het eerste opleidingsjaar werden cursussen voor studenten en docenten separaat ingeroosterd, maar met de start van cohort 2009 vervaagde de grens tussen beide scholingsroosters geleidelijk en werden trainingen aan gemengde groepen gegeven. Op de peildatum van 1 augustus 2011 hebben gemiddeld 10,5 van de 12 (88%) studenten van cohort 2008 en gemiddeld acht van de zestien (50%) studenten van cohort 2009 deelgenomen aan de hen aangeboden cursussen. De Summer Schools – verzorgd op vier aaneengesloten dagen in juli – werden opvallend goed bezocht: 22 van de 28 studenten (79%) namen deel aan de Summer School over ‘Vaardigheidsonderwijs’ en 23 van de 28 (82%) aan de Summer School over ‘Toetsing’.

Tabel 1. Overeenkomsten en verschillen van de BKO-S ten opzichte van de BKO-D.

Praktijkervaring

Voor veel studenten bleken eerder opgedane onderwijservaringen de aanleiding geweest te zijn voor deelname aan het BKO-S traject (Tabel2). Ook daarna lieten ze zien zeer creatief te zijn in het vinden van mogelijkheden om onderwijservaring op te doen, zowel binnen als buiten de universiteit. Zo is in 2008 een structureel programma tot stand gekomen, waarbij studenten uit het BKO-S programma jaarlijks jongerejaars studenten geneeskunde didactisch trainen in het geven van EHBO-les op basisscholen.13 Eén studente werd zelfs in de gelegenheid gesteld een hoorcollege voor een volledige jaarklas van 400 studenten te verzorgen, tot grote tevredenheid van deze studenten. Zij fungeerde daarmee tevens als een aansprekend rolmodel voor jongere studenten. De begeleidende docent gaf gestructureerde en zeer positieve feedback, maar gaf wel aan dat dit hem veel tijd had gekost. Verder gebruiken BKO-studenten verplichte onderwijsactiviteiten in het curriculum voor hun portfolio, door deze te evalueren, didactische verdieping toe te passen en er achteraf uitgebreid op te reflecteren. Tenslotte werden voorbereidingsopdrachten voor BKOtrainingen gebruikt om vaardigheden te verwerven in verschillende competentiegebieden. Zo bereidden voor de training ‘context gericht handelen’ alle deelnemers een korte presentatie voor over de context van het eigen onderwijs binnen de opleiding en in relatie tot de onderwijsvisie van de instelling. Voorafgaand aan de training ‘schriftelijke toetsen’ werden door deelnemers multiple choice vragen aangeleverd, die verwerkt werden tot een door de deelnemers te maken toets; tijdens de training werden de toetsvragen, mede op basis van de statistische toetsanalyse, besproken. Enkele studenten leverden ook daadwerkelijk vragen aan voor nog af te nemen toetsen.

Tabel 2 Overzicht van de door de BKO-studenten uit cohort 2008 en 2009 opgedane onderwijservaringen.*

Discussie/conclusie

Binnen het Onderwijsinstituut van de Faculteit Medische Wetenschappen van het UMCG is een opleidingstraject ontwikkeld en geïmplementeerd waarmee studenten geneeskunde, tandheelkunde en bewegingswetenschappen een Basiskwalificatie Onderwijs voor studenten kunnen behalen. De op DOCES gebaseerde eindtermen die gehanteerd zijn voor dit BKO-S traject, zijn gelijk aan die van het BKO-traject voor docenten. Gekwalificeerde studenten ontvangen het BKO-S certificaat gelijktijdig met of na uitreiking van het Masterdiploma, waarmee wordt benadrukt dat de betreffende student niet alleen over de nodige didactische kennis en vaardigheden, maar ook over voldoende vakinhoudelijke kennis beschikt.

Bij aanvang van het traject werden twee moeilijkheden voorzien, te weten: de gelegenheid voor studenten om de didactische scholingsactiviteiten in te roosteren en de mogelijkheid voor het opdoen van onderwijservaring. Gemeten aan de deelname van studenten is de verlenging van het traject en de concentratie van trainingen in Summer Schools een goede oplossing voor het roosterprobleem gebleken. Het laten deelnemen van studenten aan de voor docenten ingeroosterde trainingen had zelfs voor zowel deelnemende studenten en docenten als trainers meerwaarde door de inbreng vanuit verschillende perspectieven. Het tweede gesignaleerde knelpunt was het opdoen van onderwijservaring. Door BKO-studenten structureel voorrang te geven bij sollicitaties voor student-tutoren en andere structurele onderwijsfuncties kon hier voor een groot deel aan tegemoet gekomen worden. Met het beter bekend worden van het BKO-traject en de vele positieve ervaringen vragen ook steeds meer docenten specifiek naar BKOstudenten om onderwijstaken uit te voeren of te ondersteunen. Het maken van opdrachten voorafgaand of tijdens de trainingen bleek eveneens een efficiënte manier om kennis en vaardigheden te verwerven. Tenslotte bleken studenten zelf diverse mogelijkheden te vinden om onderwijservaring op te doen in alle competentiegebieden. Een knelpunt hierbij is de inzet die gevraagd wordt van begeleidende docenten. Enkele docenten gaven specifiek aan niet aan dit ‘experiment’ deel te willen nemen gezien de tijdsinvestering, maar noemden ook het niet ‘aan te durven’. Ondanks alle creativiteit en inzet zal de breedte en omvang van de praktijkervaring van de gemiddelde student toch achterblijven bij die van de gemiddelde docent in het BKO-traject. Om dit tot uitdrukking te brengen wordt aan studenten een BKO-S certificaat gegeven met daarbij een uitgebreid portfolio beoordelingsverslag waarin wordt aangegeven welke onderwijservaring werd opgedaan (Box 1).