Inleiding

Empathie is van groot belang voor de professionele arts-patiëntrelatie. Uit onderzoek komt naar voren dat de mate van empathie bij medisch studenten in de loop van de studie daalt. Hiervoor worden diverse oorzaken genoemd, welke uiteenlopen van weinig patiëntcontacten en het gebrek aan goede rolmodellen tot hoge studiebelasting. 1-4 In het medisch onderwijs verdient de ontwikkeling van empathie en professioneel gedrag een prominente plaats. Hiertoe zijn velerlei opties, variërend van gesprekken met artsen en patiënten, tot opname in een artificiële ziekenhuissetting en rollenspellen. 5-6

Het creëren van empathie voor mensen met een psychiatrische aandoening is een extra uitdaging. Veel medisch studenten hebben stigmatiserende vooroordelen over psychiatrische patiënten.7-10 Dit is zorgelijk omdat ze later als arts allen te maken zullen krijgen met patiënten die naast de somatische problematiek, ook psychiatrische aandoeningen hebben. Ook kunnen ze mogelijk samenwerken met collegae met een psychiatrische aandoening. Vooroordelen komen de arts-patiëntrelatie en de medische zorg niet ten goede. Empathie voor psychiatrische patiënten kan bij de medisch student onder andere vergroot worden door hem/haar met psychiatrische patiënten in contact te brengen of hem/haar te laten reflecteren op aan psychiatrie gelieerde literaire fictie of speelfilms. 10-16 Aangaande de eerste optie blijkt de empathiekloof groter naarmate de patiënt als persoon verder van de student afstaat. 7-11 Onze hypothese is dat we deze kloof deels kunnen overbruggen door ervaringsdeskundigen in te zetten waarmee de student zich qua leeftijd en omstandigheden kan identificeren.

Doel van dit artikel is een beschrijving te geven van de impact van een bipolaire stoornis op het leven van een student. Daaraan gekoppeld presenteren we een onderwijsopzet met als doel bovenstaande empathiekloof te verkleinen.

Voor een ‘interactiemiddag’ werden vijf coassistenten die hun coschap psychiatrie liepen uitgenodigd en Floris (zie Casus), een conservatoriumstudent die lijdt aan een bipolaire stoornis. Floris wordt voor zijn psychiatrische aandoening begeleid op de ‘Muziekpoli’ van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Format interactiemiddag

Van tevoren bestudeerden de coassistenten de diagnostiek en behandeling van de bipolaire stoornis (zie Box 1). Eén coassistent bereidde tevens over de bipolaire stoornis een presentatie voor. Zijn ondersteunende diapresentatie werd tevoren door Floris met zijn psychiater doorgenomen. Bij de interactiemiddag waren de vijf coassistenten, Floris, Floris’ psychiater (EvF) en docerend psychiater (MG) aanwezig.

Evaluatie van de middag met de coassistenten

Daags na de bijeenkomst werd ter reflectie een nabespreking georganiseerd. Alle coassistenten waren enthousiast over de middag. De presenterende coassistent vond het houden van een presentatie in aanwezigheid van een patiënt leerzaam. Zowel hij als zijn collegae erkenden dat zij gedurende de presentatie zeer alert waren geweest of richting Floris het verhaal wel ‘tactvol’ werd gebracht. Floris’ persoonlijke toelichting werd als zeer leerzaam ervaren. Het praten over een ziekte met een ‘zieke’ leeftijdsgenoot brengt volgens de coassistenten twee belangrijke aspecten met zich mee. Allereerst ervoeren ze een laagdrempeligheid in het aansluiten bij Floris’ emoties en cognities. Zij konden zich met hem identificeren, waardoor zij goed in konden voelen wat hij doormaakt. Het empathisch reflecteren verliep volgens hen hierdoor vanzelfsprekender. Daarnaast viel ze ook op dat het ‘makkelijk inleven’ in Floris’ omstandigheden hen ook confronteert met hun eigen kwetsbaarheid als mens. De veilige afstand die zij ervaren als zij te maken hebben met een patiënt van geheel andere leeftijd en/of levensomstandigheden valt nu weg. Het peer-contact is indringend. Het biedt naar hun mening veel grond voor reflectie. Zij dachten naar aanleiding hiervan ook meer empathie voor patiënten met een vergelijkbare aandoening van andere leeftijd en/of levensomstandigheden te ontwikkelen.

Beschouwing

Uit de beschrijving van Floris’ studieproblematiek blijkt de impact die een psychiatrische aandoening, in zijn situatie een nog onvoldoende behandelde bipolaire stoornis, op de studie kan hebben. Floris is conservatoriumstudent. Uit de interactiemiddag kwam naar voren dat de confrontatie met een patiënt in een vergelijkbare levensfase de student raakt. Door bij eerste patiëntcontacten aan te sluiten bij de eigen (belevings)wereld van de student, wordt mogelijk op directer en indringender wijze een appèl gedaan op het empathisch vermogen. Uiteraard hechten wij ook belang aan de confrontatie met patiënten in andere levensfasen en/of omstandigheden.

Echter, de confrontatie met juist een zieke van dezelfde leeftijd is zowel op emotioneel als cognitief vlak extra indringend. Niet alleen in het coschap psychiatrie, maar ook in andere klinische stages kan een peer contact onzes inziens van meerwaarde zijn. In de praktijk blijkt het structureel inroosteren van een dergelijk reflectieve middag in ons coschap niet haalbaar, aangezien er dan ook op frequente basis een leeftijdgenoot van de coassistenten bereid moet zijn zijn of haar ervaringen met de groep te delen. Voor Floris bijvoorbeeld is begrijpelijkerwijs een 6-wekelijkse inroostering in het coschap psychiatrie zowel emotioneel als praktisch niet acceptabel. Een optie is een korte documentaire over de levenssituatie van een peer te maken, eventueel gekoppeld aan een opgenomen videosessie van een interactiemiddag. Deze zou structureel kunnen worden getoond en worden gevolgd door een rondetafelgesprek tussen de coassistenten. Maar zelfs zonder documentaire beschouwen wij reflectieve sessies, waarbij de docent de coassistenten uitdaagt zich in te leven in de situatie van een zieke peer, van grote meerwaarde voor de groei van empathie en professionaliteit.

Casus

“Als ik niet meer kan spelen dan hoeft het voor mij niet meer” zegt Floris. “Muziek betekent alles voor mij, het is mijn moedertaal!”.

Floris is een conservatoriumstudent van 24 jaar en een groot pianotalent. De laatste weken gaat het niet goed met hem. Hij is onrustig, prikkelbaar en lijkt soms zichzelf niet te zijn. Hij is meer dan ooit bezig met pianospelen. Hij heeft het gevoel dat hij als enige begrijpt wat Mozart wilde zeggen met zijn pianoconcerten. Nachtenlang is hij in de weer met partituren en hij heeft ook energie om ‘s nachts door te studeren. Dit leidt uiteraard tot veel ergernis bij zijn huisgenoten. Al met al slaapt hij de laatste week maar een paar uur per nacht zonder echt moe te zijn. Zijn pianospel is echter de laatste tijd onder de maat. Hij is hierop niet aan te spreken zonder dat hij in woede ontsteekt. Als hij op les komt is hij het regelmatig op luidruchtige wijze oneens met zijn hoofdvakdocent piano. Zo heeft hij tijdens de les een keer de klep van de vleugel hard dichtgeslagen en zijn leraar uitgemaakt voor ‘amateur’. Sindsdien hoeft hij niet meer op les te komen. Voor het vak muziekgeschiedenis moest hij een werkstuk maken. Hij koos voor Mozart en de vrijmetselarij. Bladzijden vol schreef hij over de Broederschap en hoe het collectief de mensheid op een hoger plan kan brengen. Inmiddels volgt hij zijn bijvakken niet meer: “dat is voor ambtenaren” vindt hij. Zijn medestudenten vinden hem flamboyant, grappig en zijn tomeloze energie is inspirerend. Maar zijn recente onrust en prikkelbaarheid maken hen ongerust. Dit is ‘over the top’. Floris is bezig met allerlei projecten. Zo wil hij met het schoolorkest een Mozart-marathon houden: alle 27 pianoconcerten achter elkaar uitvoeren tijdens een speciale Mozart-nacht. Ook wil hij een project klassieke muziek gaan opzetten in de sloppenwijken van Rio de Janeiro.

Floris is naar mij (EvF) verwezen door de huisarts omdat de toenemende conflicten, de achterblijvende studieprestatie en het nauwelijks meer slapen redenen tot zorg zijn. De huisarts heeft Floris al eerder verwezen naar een psychiater toen hij een periode erg neerslachtig was en nauwelijks zijn bed uitkwam, maar Floris is nooit gegaan. Floris is nu schoorvoetend akkoord gegaan met de doorverwijzing naar de Muziekpoli (zie Box 2); het leek hem wel interessant om met een ‘expert’ van gedachten te wisselen over de geestesgesteldheid van Mozart toen deze zijn Requiem componeerde.

Ik zie een magere jongeman met indringende bruine ogen en een verwarde bos bruine krullen, die een openhangende donkerrode blouse draagt. Hij vertelt druk gesticulerend zijn verhaal, is moeilijk te onderbreken en springt van de hak op de tak. Als ik opmerk dat hij wel erg intensief met Mozart bezig is antwoordt hij: “die intensiteit is precies de overeenkomst tussen Mozart en mij, wij hebben in feite een overeenkomst gesloten op kosmisch niveau. In de naam Mozart zit al het woord ‘art’, kunst!”

Floris is manisch, waarschijnlijk in het kader van een bipolaire stoornis. Hij heeft op dit moment weinig besef dat hij lijdt aan een psychiatrische ziekte. Voorzichtig probeer ik hem te laten nadenken over de vraag of zijn recente gedrag pure artistieke bevlogenheid is of dat we toch te maken hebben met een stoornis die uiteindelijk zijn artistiek functioneren juist belemmert. Deze vraag maakt hem opeens stil, maar na een paar seconden veert hij op en zegt: “ach, sommige mensen dachten ook dat Mozart gek was, misschien is dat wel de prijs voor een briljante geest!” Wat hij wel erkent, is dat hij te weinig slaapt. Ook al voelt hij zich erg fit, hij begrijpt dat ‘de koek op een dag op is’. Ook beaamt hij de feiten: dat hij veel conflicten heeft en dat zijn studie gevaar loopt. En muziek betekent nou eenmaal alles voor hem.

Ik kan hem overtuigen dat hij medicatie moet gaan gebruiken om weer normaal te gaan slapen en minder prikkelbaar te zijn. Dat medicatie zijn studie alleen maar ten goede kan komen, ziet hij ook wel in. We spreken voor over een week weer af. We moeten goed in de gaten houden of hij geen last krijgt van bijwerkingen die zijn spel en studie negatief beïnvloeden.