Al jaren stimuleert de NVMO dat we in Nederland en Vlaanderen van en met elkaar leren op het gebied van de medische onderwijskunde. Dat het woord ‘medisch’ breed geïnterpreteerd kan worden, en niet alleen de opleiding geneeskunde betreft, blijkt wel weer uit het recente lezersonderzoek, uitgevoerd door de redactie van het TMO en gepubliceerd in dit nummer. Het lezerspubliek van het TMO blijkt divers en afkomstig uit de verschillende domeinen van de gezondheidszorg: geneeskunde, tandheelkunde, biomedische wetenschappen, farmacie, verpleegkunde, verloskunde en diergeneeskunde. Vanuit al deze diverse achtergronden wordt uiteindelijk naar één gezamenlijk doel gestreefd: studenten zo goed mogelijk opleiden zodat uiteindelijk de gezondheidszorg verbetert.

Dat de gezondheidszorg een breed terrain beslaat, blijkt wel uit de huidige Qkoortsepidemie, waarbij mensen ziek worden van een ziekteverwekker bij geiten. Al eeuwen wordt de mens via water, lucht, aanraking en voedsel geconfronteerd met ziekteverwekkers vanuit diverse dierpopulaties; er bestaat immers geen strikte scheiding tussen menselijke en dierlijke gezondheid. In de huidige tijd, waarin grote groepen dieren en mensen steeds relatief kleinere leefgebieden moeten delen (niet alleen met landbouwhuisdieren, maar ook met honden en katten) zal het bestrijden van zoönoses alleen mogelijk zijn als verschillende professionals samenwerken.

Zowel Medisch Contact als het Tijdschrift voor Diergeneeskunde publiceerden onlangs een artikel waarin een versterking van de samenwerking wordt gepropageerd tussen de humane geneeskunde en de diergeneeskunde. Dit pleidooi is gebaseerd op het principe ‘one world, one medicine, one health’. Deze samenwerking geldt niet alleen binnen de professie van geneeskunde en diergeneeskunde maar ook tussen de faculteiten geneeskunde en diergeneeskunde. Deze is zowel op het gebied van onderzoek als onderwijs gewenst. Als studenten geneeskunde en diergeneeskunde leren van en met elkaar zal een uitwisseling van kennis, kennisopbouw en vertrouwen kunnen ontstaan; dit zal de toekomst van de wereldwijde volksgezondheidszorg rooskleuriger maken. De auteurs van het artikel (een arts en twee dierenartsen) geven aan dat het vergroten van de kwaliteit van de onderlinge samenwerking de essentie is van ‘one health’. Als voorbeeld adviseren ze dat ‘huisartsen en dierenartsen contact met elkaar dienen te hebben, bijvoorbeeld voor gezamenlijk casuïstiekoverleg. Vroeger gebeurde dat aan de toog van het plaatselijke café, tegenwoordig kan het goed thuis achter de computer in een social netwerk op internet’ [1-2].

Als dierenarts en onderwijskundig onderzoeker/ beleidsmaker sterken dit sort uitspraken mij om nog meer dan nu het geval is de competentie ‘samenwerken’ echt expliciet onderdeel te laten uitmaken van het curriculum aan de faculteit Diergeneeskunde. Mijns inziens dienen we te streven naar samenwerking tussen studenten geneeskunde en diergeneeskunde en wellicht ook studenten uit andere sec- toren van de gezondheidszorg hierbij te betrekken. In deze multidisciplinaire teams kunnen zij zich dan verdiepen in authentieke multidisciplinaire taken en problemen. Studenten zijn bij uitstek in staat dit soort taken in sociale netwerken te bestuderen en te bespreken, zowel in de kroeg als op het internet!

Als we het voor u liggende nummer bekijken, is het goed te zien dat niet alleen de lezers van het TMO van een divers pluimage zijn maar ook de auteurs. Van Rijen et al. beschrijven vanuit de context van biomedische wetenschappen de invloed van PodCasting op het studeergedrag van studenten. Zij baseren hun onderzoek op een verscheidenheid aan bronnen vanuit zeer verschillende gremia. Ook de competentie ‘samenwerken in multidisciplinaire teams’ komt aan bod in dit nummer: op praktische wijze wordt door Boekhorst en Heyligers geïllustreerd hoe onderzoekers en clinici samenwerken en van elkaar leren en welke ‘output’ dat kan opleveren voor een afdeling. Dat samenwerkend leren steeds vaker gebeurt via digitale media blijkt ook uit de samenvatting van het proefschrift van De Leng. Hij beschrijft op korte en krachtige wijze wat ervoor nodig is om casuïstiek, aangeboden via computers, succesvol te laten zijn voor interactie tussen studenten, zodat dieper leren wordt gestimuleerd.

Ook de beoordeling (feedback en toetsing) gebeurt steeds vaker via digitale kanalen. Van der Helm et al. geven middleshun bijdrage houvast bij het kiezen van een digitaal portfolio gericht op het beoordelen van competenties. Voor de faculteit Diergeneeskunde kwam deze bijdrage net iets te laat want ongeveer een jaar geleden is gekozen voor MMTSS (ePASS) in onze basisopleiding als beoordelingssystematiek in de master. Hopelijk kunnen wij u over een jaar laten weten hoe dit systeem werkt voor tweehonderd masterstudenten! Een voorbeeld van samenwerken tussen verschillende disciplines is een stevig debat. Dat vindt u terug in dit nummer van het TMO. In de rubriek ‘Pro en contra in medisch onderwijs’ staan dit keer studenten geneeskunde en een dierenarts/ vice-decaan onderwijs tegenover elkaar wat betreft hun visie over het Engels in het basiscurriculum.

Engelstaligheid was ook een van de onderwerpen van het eerder genoemde lezersonderzoek van de redactie van het TMO. Het TMO is ambitieus en wil meespelen in het internationale veld van medisch onderwijskundig onderzoek. Nederland en Vlaanderen zijn meestal goed vertegenwoordigd met publicaties in de buitenlandse vakpers zoals ook nu weer geïllustreerd in de rubriek ‘Wereldnieuws’. Wij zijn van mening dat er ruimte is voor een nieuw Engelstalig tijdschrift en voelen ons enigszins gesteund door de argumenten die aangedragen zijn in het lezersonderzoek. De redactie streeft naar een hoog wetenschappelijk niveau. Om dit te bereiken zal onderzoek zodanig van opzet moeten zijn dat resultaten generaliseerbaar zijn naar andere contexten. Fundering in een theoretisch kader en bijdragen aan theoretische modellen zijn hierbij de belangrijkste criteria. Dat kan prima vanuit de verschillende domeinen waarin lezers en auteurs van het TMO werken.