Samenvatting
De geneeskundestudie bestaat uit een aantal tegenstellingen: theorie versus praktijk, basisvakken versus klinische vakken, wetenschap versus ambacht. Een vroege kennismaking met de praktijk helpt studenten te begrijpen welke kennis noodzakelijk is. Ook wordt het onderwijs daardoor stimulerender en aantrekkelijker. Voor praktische scholing zijn er in de beginfase vooral patiëntendemonstraties en practica. Een zinvolle praktijkstage kan echter pas plaatsvinden als de student beschikt over enige toepasbare kennis, en dat is een van de belangrijkste redenen waarom de coschappen niet in het eerste jaar beginnen. Wanneer dan wel?
Avoid common mistakes on your manuscript.
De geneeskundestudie bestaat uit een aantal tegenstellingen: theorie versus praktijk, basisvakken versus klinische vakken, wetenschap versus ambacht. Een vroege kennismaking met de praktijk helpt studenten te begrijpen welke kennis noodzakelijk is. Ook wordt het onderwijs daardoor stimulerender en aantrekkelijker. Voor praktische scholing zijn er in de beginfase vooral patiëntendemonstraties en practica. Een zinvolle praktijkstage kan echter pas plaatsvinden als de student beschikt over enige toepasbare kennis, en dat is een van de belangrijkste redenen waarom de coschappen niet in het eerste jaar beginnen. Wanneer dan wel?
Er zijn een aantal voorwaarden waaraan een coschap moet voldoen om zinvol te zijn. Zo zijn bij de student basiskennis en vaardigheden vereist, met name ten aanzien van anamnese en lichamelijk onderzoek. Studenten zelf geven aan dat een behoorlijke mate van zelfstandig werken en van verantwoordelijkheid dragen de belangrijkste pijler is onder een goed coschap. 1 In de meeste medische curricula kost het drie tot vier jaar voordat alle belangrijke orgaansystemen aan de orde zijn geweest. Pas daarna kan van de student voldoende overzicht verwacht worden om enige zelfstandigheid te krijgen of zelfs verantwoordelijkheid te dragen.
Ook ziekenhuizen dragen bij aan het succes van een coschap. Gebrek aan persoonlijke begeleiding van de coassistent wordt genoemd als belangrijkste knelpunt. 2- 3 Voor begeleiding moeten voldoende begeleiders zijn; zij moeten tijd hebben en voor hun taak zijn opgeleid.4 Tijdens de activiteiten die dagelijks op een afdeling worden verricht, kunnen niet alle stafleden worden ingezet voor onderwijs. Bij een goed coschap horen ‘bedside teaching’, klassikaal onderwijs, regelmatige feedback, een tussentijdse beoordeling en een eindbeoordeling. Dit alles vereist veel inzet van de medische staf.
Tevens moeten er voldoende patiënten zijn. Om de coassistent voldoende patiëntencontacten te bieden, dient het aantal coassistenten op een afdeling beperkt te zijn. In een lijst van knelpunten die in 2000 door coassistenten werd opgesteld, kwam ‘te weinig te doen’ op de tweede plaats, na ‘te weinig verantwoordelijkheid’. 2
Mede als gevolg van de grote aantallen geneeskundestudenten is het aantal ‘senior’- coassistenten reeds zo groot dat de capaciteit voor onderwijs op de meeste participerende medische afdelingen geheel benut is. Als studenten uit het derde jaar hieraan worden toegevoegd, zal de stage ten koste gaan van de seniorcoassistenten die op dezelfde afdelingen werken.
Wat meer vrijblijvende kennismakingen met de praktijk, ook wel aangeduid als ‘veldcontacten’, zoals een juniorcoschap of een verpleeghulpstage, zijn gemakkelijker te realiseren en bestaan reeds bij de meeste Nederlandse faculteiten. Voor een volwaardig coassistentschap, als praktijkstage, is meer inzet nodig en daar moeten wij zinnig en zuinig mee omgaan.
Literatuur
Vink GR, Witte DR, Blenke EJSM, Dijk RR van. Meningen over het ideale co-assistentschap. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2000;19:208-12.
Gulden JWJ van der, Bulte JA, Metz JCM. Vragen bij het onderwijs aan co-assistenten. Ned Tijdschr Geneeskd 1989;133:564-7.
Sinke E, Metz JCM. Begeleiding van co-assistenten. Bulletin Medisch Onderwijs 1989;8:132-9.
Postma CT, Batenburg V, Spaendonck K van, Metz JCM. De begeleiding van het persoonlijk functioneren van co-assistenten. Bulletin Medisch Onderwijs 1992;11:86-95.
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
Abstract
A solid knowledge base is essential in order for clinical placements that include some responsibilities to be meaningful. As it takes at least three years to discuss all principal organ systems, clinical placements should not commence after only two years. In addition, the limited numbers of patients and clinical teachers may be better reserved for full senior clinical placements. (Peters RJG. Meaningful clinical placements cannot be commenced in the third year of medical training. Dutch Journal of Medical Education 2007;26(5): 249-250).
Prof. dr. R.J.G. Peters is cardioloog en bestuursvoorzitter van het Onderwijs Instituut Geneeskunde.
Prof. dr. R.J.G. Peters, Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Cardiologie, F3-236, Postbus 22.660, 1100 DD Amsterdam.
Belangenconflict: geen gemeld.
Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Dit artikel verschijnt ook in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Rights and permissions
Open Access This is an open access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution Noncommercial License ( https://creativecommons.org/licenses/by-nc/2.0 ), which permits any noncommercial use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author(s) and source are credited.
About this article
Cite this article
Peters, R.J.G. In het derde studiejaar kunnen nog geen volwaardige coassistentschappen beginnen. TMEO 26, 190–191 (2007). https://doi.org/10.1007/BF03056817
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03056817