Uit de resultaten van de concept-mapping blijkt dat gezondheid voor mensen met een lage SES dezelfde breedte heeft als het concept Positieve Gezondheid. In hun perceptie komen alle zes dimensies van het spinnenwebmodel terug. Wel verschillen zij in de aspecten die eronder vallen. Om beter aan te sluiten bij de belevingswereld van deze groep stellen wij op basis van onze resultaten enkele aanpassingen voor in het model (fig. 2).
Daarnaast kan het spinnenweb uitgebreid worden met drie clusters determinanten van (positieve) gezondheid, zoals in fig. 3 is geschetst. Gezond eten, veel beweging en voldoende groen in de buurt zijn voor mensen met een lage SES net zo goed aspecten van gezondheid als een gezond lichaam hebben of gelukkig zijn. Hiermee is de aansluiting bij de gezondheidsperceptie van mensen met een lage SES nog groter. Bovendien biedt het professionals aanknopingspunten om oorzaken en oplossingsrichtingen in kaart of ter sprake te brengen.
Validiteit en betrouwbaarheid
In dit onderzoek staat de gezondheidsperceptie van mensen met een lage SES centraal. In hoeverre hebben we daadwerkelijk mensen met een lage SES gesproken? De sociaaleconomische status van mensen wordt bepaald door meerdere factoren, zoals opleidingsniveau, inkomensniveau en positie op de arbeidsmarkt, wat het selecteren op lage SES moeilijk maakt. In Utrecht, Amsterdam en Rotterdam is gekozen voor selectie op laag opleidingsniveau, een keuze die om methodologische en praktische redenen vaak wordt gemaakt. In Rotterdam is bovendien naar de positie op de arbeidsmarkt gekeken (werkzoekenden). In Vollenhove is geselecteerd op een laag inkomensniveau (voedselbank) en in Eindhoven is een groep allochtone vrouwen benaderd, een doelgroep die vaak een lage SES heeft.
Doordat er niet geselecteerd is op alle aspecten van lage SES, hebben er ook mensen deelgenomen die naar verwachting strikt genomen geen lage SES hadden. Zo was er in Amsterdam een deelneemster die weliswaar laagopgeleid is, maar zichzelf zodanig goed ontwikkeld heeft dat zij zeker geen lage SES heeft. In Vollenhove kampte een deelnemer met armoede en maakte gebruik van de voedselbank terwijl hij wel hoogopgeleid is. Afgaande op onze ervaringen in de groepen schatten wij dat circa 90 % van alle deelnemers een lage SES had en dat de 10 % niet-lage SES het resultaat nauwelijks beïnvloed heeft.
Tijdens de analyse bleek dat het onderbrengen van de door de respondenten genoemde gezondheidsaspecten in het model van Huber minder vanzelfsprekend is dan verwacht. Veel aspecten zijn binnen meerdere dimensies te plaatsen, wat bij de onderzoekers geregeld tot discussie leidde. Zo is de uitspraak ‘dat het met de kinderen goed gaat’ te interpreteren als ‘geen zorgen of stress hebben’ binnen mentaal welbevinden, als ‘betekenisvolle relaties’ binnen Sociaal-maatschappelijk participeren, maar ook als ‘doelen en idealen nastreven’ binnen de dimensie Zingeving. Deze uiteenlopende interpretatiemogelijkheden maken het lastig om tot eenduidige, betrouwbare resultaten te komen. Het betrekken van de respondenten bij de analyse zou hiervoor geen oplossing bieden. Uit de clusteringresultaten van de concept-mappingsessies is gebleken dat ook de deelnemers onderling het lang niet altijd eens zijn over de betekenis en indeling van aspecten.
Tegelijkertijd is het de vraag hoe relevant dergelijke discussies zijn. Hoewel het model van Positieve Gezondheid vooral vanwege de breedte en het cliëntperspectief een heel bruikbaar model is, blijft het, zoals alle indelingen en modellen, een reductie van de werkelijkheid.
Het spinnenweb nader beschouwd
Om het spinnenwebmodel van Positieve Gezondheid goed in de praktijk te kunnen toepassen, is het essentieel dat de inhoud en het taalgebruik aansluiten bij de wereld van de gebruikers. Voor GGD’en zijn dat vaak mensen met een lage SES. Veel termen in het oorspronkelijke spinnenweb zijn voor deze mensen te abstract en te theoretisch. Daarom heeft het Institute of Positive Health in 2016 een aangepast spinnenweb als gespreksinstrument in begrijpelijke taal gelanceerd: Mijn Positieve Gezondheid [23]. Hiervoor zijn echter geen mensen met een lage SES geraadpleegd, maar is een taalbureau ingeschakeld. Het daadwerkelijk betrekken van mensen met een lage SES heeft aanvullende inzichten opgeleverd. De lage SES-variant, zoals weergegeven in fig. 2, kan als inspiratie dienen om het bestaande gespreksinstrument verder toe te snijden op een breder publiek of althans aan te laten sluiten bij mensen met een lage SES.
Het meenemen van drie typen determinanten, gezonde leefstijl, gezonde leefomgeving en toegang tot hulp en ondersteuning, doet extra recht aan het perspectief van mensen met een lage SES. In het gespreksinstrument Mijn Positieve Gezondheid is daar al mee gestart door bijvoorbeeld ‘hoe je woont’ en ‘rondkomen met je geld’ op te nemen in de dimensie Kwaliteit van leven. Daarmee is het onderscheid tussen indicatoren en determinanten losgelaten. Weliswaar is dat voor een gespreksinstrument niet erg, maar voor een beleidsinstrument is het niet handig. Het plaatsen van determinanten in ringen rondom het spinnenweb is wellicht een alternatief.
Het concept Positieve Gezondheid met de zes dimensies staat nog geregeld ter discussie. Vooral vanuit wetenschappelijk-theoretische hoek zijn er kritische noten [24]. Het spinnenweb van Positieve Gezondheid is echter geen theoretisch construct, maar een construct dat is gebaseerd op stakeholderonderzoek. Uit het onderzoek van Huber blijkt dat verschillende stakeholders anders aankijken tegen gezondheid; voor de constructie van het uiteindelijke model met de zes dimensies ging Huber uit van het brede perspectief van patiënten [2, 25].
In de praktijk blijkt het spinnenweb goed te werken als gespreksinstrument binnen het contact tussen burger en professional [26]. Om de geschiktheid van het (aangepaste) spinnenweb als gespreksinstrument bij cliënten met een lage SES te onderzoeken, is het aan te raden ervaringen van hulpverleners met deze cliëntenpopulatie te evalueren.
Daarnaast is het model van positieve Gezondheid een inspirator binnen het veld van gezondheidszorg en -bevordering. De kracht zit in de essentie van het concept: 1) het besef dat gezondheid meer is dan de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand en dat gezondheidsbevordering om een integrale aanpak vraagt, 2) het centraal stellen van het perspectief en de beleving van de burger/klant/patiënt, zowel in het beoordelen van de eigen gezondheid als in het aangeven van gewenste verbeterpunten en 3) de focus op het versterken van kwaliteiten in plaats van het oplossen van problemen.
Dit onderzoek heeft inzichten opgeleverd over de gezondheidspercepties van mensen met een lage SES. Voor het gebruik van het model van Positieve Gezondheid voor mensen met een lage SES is het aan te bevelen deze inzichten toe te voegen aan het oorspronkelijk model.
Lage SES versus hoge SES
Het is relevant om de gezondheidspercepties van mensen met een lage SES te vergelijken met die van mensen met een hoge SES. Wanneer we de relatie tussen SES en gezondheidsperceptie beter begrijpen, kan dat belangrijke inzichten opleveren voor het terugdringen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen, een van de belangrijkste doelen van de publieke gezondheid. Daartoe zouden de uitkomsten van dit onderzoek vergeleken moeten worden met die van vergelijkbaar onderzoek onder mensen met een hoge SES. In Utrecht, Amsterdam en Rotterdam zijn concept-mappingbijeenkomsten gehouden met midden- en hogeropgeleiden. In een volgend artikel hopen wij hierop terug te komen.