Samenvatting
Het ontstaan en de ontwikkeling van wat we identiteit noemen, kunnen we met behulp van de ontwikkelingspsychologie genetisch gezien opvatten als een tweetrapsraket. Volgens Winnicott (1971) ziet de pasgeborene in de ogen van een moeder (die daadwerkelijk gericht is op het kind) dat moeder iets ziet, en dit iets kan de grondslag voor het zelfgevoel gaan vormen. De tweede trap doet zich verderop in de separatie-individuatie voor; het kind ontdekt zichzelf in de spiegel als totaalbeeld. Met Lacan (1971) kunnen we dit benoemen als een imaginaire identificatie die het zelf narcistisch fundeert. Ontvangen en zelf vormgeven zijn de twee repeterende psychologische processen die identiteit funderen. Identiteit wordt hier opgevat als de bewuste, voorbewuste en onbewuste beelden en gevoelens over de eigen persoon.
Notes
Om het in termen van de vermaarde Franse psychoanalyticus Jacques Lacan (1971) te zeggen, de ‘parole vide’ van de classificatie wordt getransformeerd naar de ‘parole pleine’ van de klinische diagnostiek. Dit inhoudsvolle spreken komt pas tot stand in het contact tussen twee unieke mensen.
Literatuur
American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington DC: American Psychiatric Publishing.
Beutler, L., Malik, M. (Eds.) (2002). Rethinking the DSM: a psychological perspective. Washington: American Psychological Association.
Blanton, H., Jaccard, J. (2006). Arbitrary metrics in psychology. American Psychologist, 61, 27–41.
Derksen, J. (2008). Hoe verandert de intrapsychische architectuur? Tijdschrift voor Psychotherapie, 34, 352–368.
Derksen, J. (2010). De woorden om het te zeggen. Psychotherapie voor psychotherapeuten. Amsterdam: Bert Bakker.
Derksen, J. (2012). Bevrijd de psychologie uit de greep van de hersenmythe. Amsterdam: Bert Bakker.
Kazdin, A. (2008). Evidence-based treatment and practice. American Psychologist, 63, 46–159.
Lacan, J. (1971). Écrits, II. Parijs: Editions du Seuil.
Millon, Th. (1981). Disorders of personality DSM-III; axis II. New York: John Wiley Sons.
Millon, Th., Boice, A., Sinsabaugh, K. (2008). Relating personalized assessment to personalized psychotherapy. In Th. Millon C. Bloom (Eds.), The Millon inventories (pp. 15–45). New York: The Guilford Press.
Ryle, G. (1949). The concept of mind. Chicago: University of Chicago Press.
Snyder, C.R., Ingram, R.E. (2000). Handbook of psychological change: psychotherapy processes and practises for the 21st century. New York: John Wiley Sons
Swaab, D. (2010). Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzheimer. Amsterdam: Contact.
Verhaeghe, P. (2009). Het einde van de psychotherapie. Amsterdam: De Bezige Bij.
Winnicott, D.W (1971). Playing and reality. Londen: Tavisstock.
Author information
Authors and Affiliations
Corresponding author
Additional information
j. derksen is klinisch psycholoog-psychotherapeut. Hij doceert psychologische diagnostiek aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en psychodynamische psychotherapie aan de Vrije Universiteit van Brussel. E-mail: jjlderksen@planet.nl.
About this article
Cite this article
Derksen, J. Over de identiteit van de procesgerichte psychotherapeut. TIJDSCHRIFT PSYCHOTHERAPIE 40, 222–233 (2014). https://doi.org/10.1007/s12485-014-0029-9
Published:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/s12485-014-0029-9