Een opiniërend nummer van het Tijdschrift voor Medisch Onderwijs dit keer. Zoals u weet streeft de redactie ernaar om in elke aflevering een combinatie aan te bieden van artikelen waarin onderzoek beschreven wordt en waarin het medisch onderwijs op een andere wijze aangeboden wordt. We verwijzen wel naar deze laatste categorie als de zogenaamde ‘think-pieces’.

In de onderwijskundige literatuur wordt sinds ongeveer een decennium regelmatig aandacht besteed aan de werkomstandigheden van artsen en lerenden en een mogelijke relatie met burn-out. Het blijkt dat de geneeskundige werkomstandigheden veel kenmerken hebben die het risico op burn-out vergroten.1-3 Wagter et al. beschrijven in dit nummer van het TMO de mogelijke toegevoegde waarde die individuele coaching op de werkplek kan hebben voor artsen in opleiding tot specialist (aios). De auteurs brengen individuele coaching in verband met de preventie van burn-out en ze geven aan dat aan deze interventie positieve verwachtingen gesteld mogen worden.

Ook de toelating tot de medische opleiding staat al jaren in de warme belangstelling van onderwijsplanners en -onderzoekers. De zoektocht naar variabelen die daadwerkelijk kunnen voorspellen welke potentiële studenten succes zullen hebben in de opleiding heeft nog weinig operationaliseerbaars opgeleverd en meer onderzoek blijft hard nodig om een selectieprocedure de moeite waard te laten zijn. Tot nu toe is er weinig bekend over de opinie(s) van de studentengroep in dit toelatingsproces. Dekker et al. doen een poging dit gemis te verkleinen. Namens het KNMG Studentenplatform geven ze een historisch overzicht van de ontwikkelingen die tot de huidige toelatingsprocedures hebben geleid. Ze rapporteren tevens over de uitkomsten van een bescheiden enquête onder studenten geneeskunde over de huidige toelatingsprocedure. Deze rapportage kunnen we zien als een aanvulling op de beeldvorming over de toelating tot medisch onderwijs in Nederland. Tot nu toe hebben we de opinies van potentiële studenten over dit proces slechts vernomen naar aanleiding van een incident dat uitvoerig in de kranten besproken is. Als u de naam van de betreffende studente (1999) niet meer weet kunt u die ook terugvinden in het artikel van Dekker et al.

Van Berkel houdt een prikkelend betoog voor meer aandacht en waardering voor het docent-ambacht. Hij ondersteunt de invoering van de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) van harte. In zijn bespreking blijkt zelfs dat het werk van de goede docent in vier dimensies te onderscheiden is. De competenties vakdidacticus, communicator, coördinator en innovator, en hun waarde voor goed onderwijs, worden uitgebreid toegelicht in zijn bijdrage.

In de rubriek Pro/Contra nemen Kuks en Van Gijn stelling voor ‘de expert als goede procesbegeleider in het onderwijs’ respectievelijk ‘de expert liever als docent dan als procesbegeleider’. Deze bijdragen verschijnen als dubbelpublicatie; ze zijn recent ook gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Bruijn leverde een bijdrage aan de rubriek Cultuur en Gezondheidszorg. Ze beschrijft de verantwoordelijkheden van de chirurgijns aan boord van de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Na de priesters die op de Spaanse en Portugese galjoenen vóór de VOC-tijd meevoeren was het aanmonsteren van drie scheepschirurgijns op elk schip een drastische vernieuwing in de zorg om het lijfsbehoud van de opvarenden.

Ten slotte geeft Schoonheim-Klein een overzicht van het onderzoek dat leidde tot haar recente promotie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze onderzocht de waarde van het gebruik van OSCEs voor de opleiding Tandheelkunde. Het blijkt dat deze toetsvorm een positief effect heeft op het leren van studenten. De onderzoekster geeft in haar bijdrage aanbevelingen voor de onderwijspraktijk.

We hopen dat we met dit nummer van het Tijdschrift voor Medisch Onderwijs kunnen bijdragen aan uw inspiratie en we wensen u hierbij veel creatieve gedachten toe.