Driessen EW, Muijtjens AMM, van Tartwijk T, van der Vleuten CPM. Web- or paper-based portfolios: is there a difference? Med Educ 2007:41:1067–1073.

Beïnvloedt het gebruikte medium (elektronisch of papier) de kwaliteit van het portfolio? Dit is door Driessen et al. onderzocht in een experimenteel onderzoek waarin 45 elektronische en 47 papieren port folio's van dezelfde onderwijseenheid zijn vergeleken op kwaliteit, motivatie van de studenten en op gebruikers vriende lijk heid.

Een experiment in een onderwijssituatie is vaak lastig te realiseren. Dit fraai opgezette, gecontroleerde onderzoek laat zien dat het wel degelijk mogelijk is. Het onderzoek is verricht aan de hand van portfolio's van eerstejaars studenten geneeskunde in Maas tricht. Deze portfolio's zijn geanalyseerd met behulp van een scorings instrument. Daarnaast zijn er interviews gehouden met portfoliobegeleiders en is er een vragenlijst afgenomen onder studenten.

Aanleiding voor het onderzoek was het gebrek aan bewijs voor uitspraken van zowel voor- als tegenstanders van het elektronische portfolio. Tegenstanders zijn vaak huiverig omdat ze vrezen dat de invoering van een elektronisch portfolio tot oppervlakkiger reflecties zal leiden. Voorstanders verwachten juist dat de kwaliteit van elektronische portfolio's zal verbeteren door het gebruik van extra technische mogelijkheden enerzijds en anderzijds omdat studenten gedwongen worden beknopter en gestructureerder te schrijven. Andere vaak genoemde voordelen zijn de gebruikers vriende lijk heid en de verwachting dat de motivatie van studenten die met een elektronisch portfolio werken zal toenemen.

Uit het onderzoek blijkt dat er wat betreft de kwaliteit geen significant verschil is tussen de papieren en elektronische portfolio's. Het hierboven genoemde nadeel wordt niet aangetoond en de veronderstelde voordelen worden weliswaar niet door het onderzoek bevestigd maar zeker niet verworpen. Wel komt naar voren dat de motivatie van de studenten met een elektronisch portfolio groter is. Ze bleken significant meer tijd te besteden aan het samen stellen van het elektronische portfolio. De grotere gebruikersvriendelijkheid werd vooral onderstreept door de bege leiders. Zij waarderen het zoekge mak en de toegankelijk heid vanaf verschil lende plaatsen. De studenten zelf ervoeren deze verschillen niet maar zagen wel de voor delen voor de begeleiders. Deze bevindingen deden de onderzoeker tot slot veronder stellen dat de invoering van elektro nische portfolio's de acceptatie van portfolio-onderwijs zal doen vergroten.

Zoals hierboven opgemerkt is het een mooi gecontroleerd onderzoek, maar naar mijn mening zijn er ook enkele kanttekeningen te plaatsen. Het is een ‘single-site’ onder zoek. Het gaat om de omzetting van het (unieke) papieren portfolio in Maastricht naar het elek tro nische portfolio in Maastricht. In het (medisch) onderwijs is er echter, wat betreft doel, onder wijs en inhoud, een grote variatie aan portfoliogebruik. Daarnaast zijn er inmiddels vele soorten elektronische portfoliosystemen. Denk daarbij aan de aanwezigheid van vele aanbieders op de verschillende onderwijs congressen. De onderzoekers gaan niet in op de vraag in hoeverre de resultaten uit het onderzoek generaliseerbaar zijn naar andere situaties.

Een tweede kanttekening bij het onderzoek is dat het zich, met betrekking tot het onder zochte aspect kwaliteit, slechts richt op het eindproduct: het ingeleverde portfolio. Echter, één van de belangrijkste doelen van portfolio-gebruik is het stimuleren tot reflectie. Om dat doel te bereiken weten we inmiddels dat goede begeleiding en adequate feedback van cruciaal belang zijn.1 Was het in dat licht niet logischer geweest om ook aandacht te besteden aan het proces: de begeleiding en de (tussentijdse) feedback? Zeker gezien de ervaringen in Groningen waar de omzetting van het papieren portfolio naar een elektronische versie leidde tot (meer dan) een verdubbeling van de hoeveelheid van de feedback.2

Samengevat ondersteunen de uitkomsten van het onderzoek de switch naar een elektronisch portfolio. Echter, verder onderzoek is nodig, bij voorkeur onderzoek waarin meerdere faculteiten participeren. Daarbij pleit ik ervoor om ook aandacht te besteden aan de extra mogelijkheden die het elektronische portfolio in zich lijkt te bergen ten aanzien van de begeleiding. De uitkomsten van dat onderzoek kunnen wij als ontwikkelaars en docenten goed gebruiken ter optimalisering van portfoliogebruik in het (medisch) onderwijs.