Emerging epistemologies: making sense of teaching practice

Niessen T. Emerging epistemologies: making sense of teaching practice. Universiteit Maastricht, 20 november 2007. Promotoren: prof. dr. G.A.M. Widdershoven, prof. dr. C.P.M. van der Vleuten; co-promotor dr. T.A. Abma. Maastricht: Datawyse, boek en grafische producties; 2007. 140 pagina's. ISBN 978-90-9022113-7. Voor meer informatie: t.niessen@fontys.nl. Proefschrift digitaal opvraagbaar via: UM / Narcis.

figure 1
Table 1

Inleiding en probleemstelling

Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) kent een lange geschiedenis aan de Universiteit Maastricht. 30 jaar geleden werd het concept geïntroduceerd bij de faculteit Geneeskunde. In de jaren daarna verspreidde het zich over de andere faculteiten. Als voorloper van ‘het nieuwe leren’ heeft het PGO-concept nu binnen vele Hogescholen en Universiteiten zijn intrede gedaan. Toch worstelen vele nieuwe medewerkers die in aanraking komen met PGO met vragen als: “Kan en mag ik mijn expertise laten zien of ben ik louter procesbegeleider?”, “Mag ik studenten sturen, en zo ja hoe?” en “Hoe stimuleer ik studenten om zelf het initiatief te nemen?” Veel van deze ervaringen gaan over kennis: wat is ware kennis en hoe komt deze tot stand bij henzelf en bij hun studenten? Van oudsher horen deze vragen thuis binnen de filosofie, in het bijzonder bij de kennisleer of epistemologie. Vanaf de jaren zestig is ook de onderwijskunde zich steeds meer gaan interesseren voor dit onderwerp. De opvattingen van docenten en studenten beïnvloeden namelijk het studeer-en doceergedrag, zo is de aanname.

Een cognitief perspectief op opvattingen

In dit proefschrift wordt ten eerste het huidige onderzoek naar kennisopvattingen geanalyseerd en getypeerd op een drietal onderdelen, te weten: het wereldbeeld dat eraan ten grondslag ligt, de taal waarin men spreekt over opvattingen en de methodologieën die men hierbinnen gebruikt. Het huidige onderzoek naar kennisopvattingen is te typeren als cognitivistisch. Binnen een cognitivistisch raamwerk zijn opvattingen vaststaande fenomenen ‘in de hoofden van’ mensen. Taal ondersteunt deze zienswijze. Zo spreekt men over het ‘hebben’ van opvattingen. Daarbij is de term ‘opvatting’ een zelfstandig naamwoord waarbij niet zozeer het proces van vorming maar het eindresultaat – ‘de opvatting’ – centraal staat. De wijze waarop opvattingen worden gemeten is in lijn met bovengenoemde uitgangspunten. Veelal (niet uitsluitend) worden vragenlijsten gebruikt met hierin generieke items. Men richt zich hierbij op het individu met zijn of haar opvattingen.

Nieuw epistemologisch perspectief

Binnen dit proefschrift is een nieuw epistemologisch perspectief ontwikkeld. Hiermee wordt bedoeld dat er een andere definitie wordt gegeven van wat opvattingen zouden kunnen zijn. Het nieuw ontwikkelde raamwerk vindt haar oorsprong in het mens- en wereldbeeld enactivisme. Vanuit een dergelijk wereldbeeld verlegt men de focus van het individu naar het grensvlak tussen mensen (docent en student) in een bepaalde omgeving (de onderwijsomgeving). Een opvatting ‘zit’ vanuit een dergelijk raamwerk niet in alleen in de hoofden van mensen maar ontstaat in gesprek tussen mensen. Daarin spelen individuele geneigdheden zeker een rol naast andere kenmerken van de onderwijssituatie, zoals de zwaarte van het blok, de hoeveelheid leerstof, het aantal studenten en de motivatie van studenten. Al deze elementen tezamen vormen het antwoord op de vraag hoe kennis tot stand komt. Opvattingen zijn vanuit een dergelijk wereldbeeld het beste a posteriori (achteraf) te onderzoeken door de praktijkverhalen van docenten te analyseren.

Conclusie

Wat betreft het Probleem Gestuurd Onderwijs (de context waarbinnen het promotieonderzoek gestalte heeft gekregen) is de conclusie dat er een behoefte is aan insider-beschrijvingen die inzicht geven in de kennispraktijken van docenten en studenten binnen dit systeem. Deze belichten de interactie en verwevenheid tussen de identiteit van de docent en de deelnemer binnen het PGO-systeem en de context waarin het leren zich afspeelt. Met de ontwikkeling van een enactivistisch epistemologisch perspectief heeft het onderzoek – hoewel vrij beschouwend van aard – wel praktische consequenties. Deze laten zich echter niet vertalen in direct lineaire doel - middel relaties. De bruikbaarheid van dit soort onderzoek ligt veeleer in het toegenomen inzicht en begrip in eigen en andermans situatie, bekeken vanuit de vragen: “Wat is kennis?” en “Hoe komt kennis tot stand?”

Verwijzend naar toekomstig onderzoek op onderhavige terreinen kunnen we stellen dat de rol van de onderzoeker binnen het epistemologische onderzoeksdomein verandert. Hij is niet langer de persoon die objectief relaties blootlegt tussen kennisopvattingen en onderwijsgedrag. De onderzoeker is interpretator van verhalen, een gesprekspartner die de onderzochte inzicht geeft in zijn of haar onderwijsgedrag. Daarom dient men op zoek te gaan naar onderzoeksmethoden die kennisopvattingen als doorleefde configuraties inzichtelijk weten te maken. Deze methoden zouden tegelijkertijd iemands ‘mindfulness’ moeten ontwikkelen. Wat betreft het onderzoek naar weerstand verdient het de voorkeur weerstand vanuit een participatoir en democratische perspectief verder te ontwikkelen. Handvatten hiervoor binnen het onderwijskundig terrein worden aangedragen door Heron en Reason.1 Voor wat het Probleem Gestuurd Onderwijs aangaat is de verdere ontwikkeling van PGO gebaat bij een democratisch gebruikersperspectief. De revisie van PGO zou in nauw overleg met de uiteindelijke gebruikers, in casu de studenten en de nieuwe medewerkers, vormgegeven moeten worden. Deze bijdragen zijn relevant voor de verdere revisie van onderwijskundige modellen die anders verworden tot theoretische verhandelingen en niet doorleefde onderwijspraktijken.