Mature plant resistance of potato against some virus diseases. II. Mature plant resistance and the influence of temperature on the ribosome and RNA content in leaves

Abstract

Potato plants ‘Bintje’ were grown in growth chambers; one group of 27 plants at a daily regime of 15 h light and 9 h darkness with corresponding temperatures of 18 °C and 12°C, and a second group of 27 potato plants at a daily regime of 15 h light and 9 h darkness with corresponding temperatures of 22 °C and 17 °C. The plants of both groups were inoculated with potato virus X (PVX) 56 days after planting. Young leaves had a 3-fold higher ribosome and RNA content than ageing leaves. The decrease occurred earlier at 22 °C than at 18 °C.

Although plants grown at 18 C produced smaller and fewer leaves than those grown at 22 C, the former produced a higher weight of tubers than those at the higher temperature. Although corresponding leaves of both groups showed considerable differences in ribosome and RNA contents, the rate of virus translocation to the tubers was equal in both groups. This can be explained by the different growth pattern.

Samenvatting

Een groep van 27 aardappelplanten ‘Bintje’, werd in een klimaatkamer bij een periode van 15 uur licht en 18 °C en een periode van 9 uur donker en 12 °C geteeld. Een tweede groep van 27 aardappelplanten ‘Bintje’ werd in een klimatkamer bij eenzelfde lichten donkerperiode met temperaturen van 22°C en 17 °C geteeld. De planten van beide groepen werden 56 dagen na het poten met aardappel X-virus (PVX) geïnoculeerd.

De ribosoom- en RNA-gehalten van de jonge bladeren uitgedrukt als extinctie per ml en per gram vers gewicht, waren meer dan 10. Bij het ouder worden van de bladeren liepen de gehalten zeer snel terug tot minder dan 3; bij 22 C eerder dan bij 18°C.

Hoewel bij de 18°C planten een kleiner aantal bladeren tot ontwikkeling kwam dan bij de 22°C planten, waren die veel groter en de 18°C planten leverden dan ook een groter knolgewicht op dan de planten die bij hogere temperatuur waren geteeld. Aan deze verschijnselen werd de mogelijke oorzaak toegeschreven voor het feit dat tussen beide plantengroepen geen verschil in de mate van virustransport van PVX naar de knollen was gevonden.