Inleiding

Jongeren die de overstap maken van de basisschool naar het voortgezet onderwijs gaan zich vaak ongezonder gedragen [1, 2]. Ze drinken meer suikerhoudende dranken, snoepen en snacken meer en sporten minder. Vooral leerlingen in het praktijkgerichte onderwijs vormen een risicogroep [3, 4]. Gezond gedrag dat tijdens de adolescentie ontstaat, heeft een goede kans om te beklijven en draagt zo bij aan het verkleinen van de kans op chronische welvaartsziekten [5, 6]. Het is daarom van belang dat juist in deze levensfase gezond gedrag wordt gestimuleerd. De schoolomgeving is daarvoor een geschikte plek: jongeren, en in potentie hun ouders, zijn goed bereikbaar via school [7]. Bovendien is de taak van de school drieledig: kwalificatie (kennisontwikkeling), socialisatie (leren deel uitmaken van een gemeenschap) en persoonsvorming (ontwikkelen van de eigen identiteit, autonomie, verantwoordelijkheid) [8, 9]. Het zelfstandig leren maken van verantwoorde leefstijlkeuzen in een maatschappij met invloedrijke factoren, zoals social media en marketing, past daar in.

In het kader van gezondheidsvraagstukken kiezen scholen steeds vaker voor een integrale aanpak, waarin zij gezondheidseducatie combineren met een gunstige fysieke en sociale schoolomgeving en schoolgezondheidsbeleid [10, 11]. Het blijkt niet eenvoudig om goed onderbouwde en bewezen effectieve interventies op een duurzame manier te implementeren in de dagelijkse schoolpraktijk [12]. Mogelijke verklaringen zijn het gebrek aan ervaren eigenaarschap van het schoolpersoneel, de leerlingen en ouders, de beperkte ouderbetrokkenheid en het ontbreken van expertise en mogelijkheden om interventies aan te passen voor een specifieke schoolomgeving en leerlingenpopulatie [13,14,15].

In het kader van lokale gezondheidsbevordering wordt steeds vaker gekozen voor een community-based aanpak. Een community of gemeenschap bestaat uit een groep mensen die met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijk belang [16]. Een community-based aanpak is erop gericht de leden te activeren om het gestelde doel te bereiken. De voordelen van zo’n aanpak zijn dat lokale bronnen en mogelijkheden worden benut en dat bij de leden kennis en draagvlak worden ontwikkeld, naast de bekwaamheid om zelf activiteiten op te zetten [16].

Een school is te beschouwen als een community, maar zonder vanzelfsprekende verbondenheid voor het gemeenschappelijk belang van een gezonde schoolgemeenschap. Het doel van het project FLASH (Fit Lifestyle at School and at Home) is om een gezonde schoolgemeenschap op te bouwen, bestaande uit schoolpersoneel, leerlingen en ouders. Bij de start van FLASH wordt een klein netwerk opgebouwd van geïnteresseerden, die de behoeften en mogelijkheden in de schoolgemeenschap verkennen. Door het uitvoeren van passende, zelfgekozen gezondheidsbevorderende activiteiten wordt de impact van de gezonde schoolgemeenschap zichtbaar en wordt de actieve betrokkenheid van de leden van de community vergroot. Geleidelijk ontstaat zo een actief en duurzaam netwerk. In elke school wordt bij de start een Gezonde School-coördinator aangesteld als aanjager en kwartiermaker. Het FLASH-project is eerder beschreven en samengevat in een logisch model (fig. 1; [17]).

Figuur 1
figure 1

Logisch model van het FLASH-project [17]

Om een gezonde schoolgemeenschap te kunnen creëren is het nodig dat community capacity wordt ontwikkeld [18]. Capacity building betreft het ontwikkelen van kennis, vaardigheden, betrokkenheid, leiderschap, en structuren op individueel- en organisatieniveau om effectieve en duurzame gezondheidsbevordering te realiseren [19]. Uit onderzoek blijkt dat er geen eenduidige aanpak is voor community capacity building [16]. Voor het FLASH-project baseren we ons op de methode Community Readiness to Change (CRC), die eerder is gebruikt om veranderingen in community capacity binnen een integrale Gezonde School-aanpak te onderzoeken [20, 21]. Deze methode sluit aan bij het opstarten van een gezonde schoolgemeenschap, omdat er aandacht is voor het identificeren van leiders en sleutelfiguren, het creëren van een participatieve schoolcultuur en het benutten van lokale middelen en mogelijkheden. Drie dimensies van CRC (dimensie A, B en E) hebben we samengevat tot de strategie ‘gezondheidsbevorderende activiteiten’, omdat ze alle gericht zijn op het kiezen van passende activiteiten bij de schoolcontext. Dit resulteert in vier strategieën voor capacity building die in FLASH centraal staan (tab. 1).

Tabel 1 Theoretische onderbouwing van de vier capacity building-strategieën op basis van de dimensies in de community readiness to change (CRC)-methode [21, 24]

Bij FLASH spelen leerlingen een centrale rol: het gaat om hun eet- en beweeggedrag, en ze zijn experts in het aangeven van factoren die dat beïnvloeden [22, 23]. Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in opvattingen van vmbo-leerlingen over mogelijkheden om gezonde keuzen in eet- en beweeggedrag in de school- en thuisomgeving te bevorderen en in de wijze waarop dit past binnen de vier strategieën, namelijk: 1) het identificeren van leiders of sleutelfiguren in de gemeenschap, die ook anderen kunnen motiveren; 2) het creëren van een participatieve schoolcultuur, waarin alle leden van de schoolgemeenschap de mogelijkheid krijgen om mee te denken en/of beslissen; 3) het gezamenlijk en systematisch ontwerpen of kiezen, implementeren en evalueren van gezondheidsbevorderende activiteiten, uitgaande van de vier pijlers van de Gezonde School-aanpak; 4) het ontwikkelen en benutten van een lokaal netwerk dat bijdraagt aan de realisatie van de activiteiten [17]. Zo kunnen aanknopingspunten worden gevonden om een gezonde schoolgemeenschap te creëren.

Methode

In de periode januari tot juli 2017 is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd volgens de foto-elicitatiemethode. Met foto-elicitatie worden via niet-sturende communicatie uitspraken en verhalen ‘ontlokt’ aan participanten aan de hand van door hen zelf gemaakte foto’s over aspecten van hun leven [25]. Deze methode vergemakkelijkt verbalisatie en inzicht, waardoor de kwaliteit van de verzamelde gegevens kan worden verrijkt [26].

Setting en doelgroep

Het onderzoek is uitgevoerd met 41 tweedeklasleerlingen van vier vmbo-scholen van een overkoepelende onderwijsorganisatie in het noordoosten van Nederland, die beweging en voeding had aangewezen als speerpunten in hun Gezonde School-aanpak. De vmbo-scholen verschilden in fysieke omgeving (stedelijk versus landelijk) en grootte, en maakten deel uit van een scholengemeenschap of een zelfstandig vmbo (tab. 2).

Tabel 2 Kenmerken van leerlingen per school

Procedure

Om bij leerlingen bewustwording te creëren over hun eet- en beweeggedrag is de foto-elicitatiemethode uitgevoerd in twee of drie tweede klassen per school. Alle leerlingen werden gevraagd om met hun telefoon foto’s te maken van situaties in hun dagelijks leven waarin ze keuzen op het gebied van eet- en beweeggedrag maakten. Vervolgens werden in de klas individueel posters van deze foto’s gemaakt, waarop leerlingen hun foto’s beschreven en toelichtten waarom ze deze hadden gemaakt. Dit werd in kleine groepen (2 tot 4 leerlingen) besproken. De opdracht werd positief ontvangen door docenten en leerlingen en leidde bij een grote groep leerlingen tot enige bewustwording van hun eet- en beweegkeuzen, en interesse om mee te denken over activiteiten om gezond eet- en beweeggedrag thuis en op school te stimuleren. Vervolgens zijn focusgroepgesprekken met de onderzoeker uitgevoerd ter verdieping van de verkregen informatie en om te kunnen doorvragen naar opvattingen over de vier strategieën. Hiervoor werden doelgericht leerlingen geworven door de Gezonde School-coördinator.

De zeven focusgroepgesprekken met in totaal 41 leerlingen vonden onder schooltijd plaats. Zowel van ouders als leerlingen werd schriftelijke toestemming ontvangen. Op school 1, 2 en 3 werden twee en op school 4 werd één focusgroepgesprek uitgevoerd, met elk drie tot acht leerlingen. Ruim een week voordat de focusgroep plaatsvond, werd de leerlingen gevraagd om foto’s te maken van vijf situaties waarin ze in het dagelijks leven keuzen maakten, namelijk gemakkelijke en moeilijke keuzen op het gebied van eet- en beweeggedrag en iets anders wat belangrijk voor hen was in relatie tot eet- of beweeggedrag. De leerlingen werd gevraagd de foto’s naar de onderzoekers te sturen, vergezeld van een onderschrift. Vervolgens groepeerden twee onderzoekers de foto’s op basis van gedragskeuzen en formuleerden ze uitlokkende stellingen als gesprekstarters.

Gegevensverzameling

De focusgroepen zijn uitgevoerd door twee onderzoekers, de een in de rol van gespreksleider, de ander als observator. Het gesprek vond plaats aan de hand van de foto’s en drie tot vier stellingen. De stellingen varieerden per school, bijvoorbeeld: ‘Ik eet alleen dingen die ik lekker vind’; ‘Mijn ouders hebben veel regels rond mijn eetgedrag’; ‘Ik ben alleen actief als het samen met vrienden kan’. Zowel keuzen in de thuis-, als keuzen in de schoolomgeving werden besproken.

In het tweede deel van het gesprek werden leerlingen gevraagd ideeën op te schrijven over welke veranderingen in de schoolomgeving gezond eet- en beweeggedrag zouden kunnen bevorderen. De onderzoekers vroegen door op de ideeën voor het opzetten van een gezonde schoolgemeenschap: wat moet de school doen om dit mogelijk te maken? Welke rol kunnen jij en je medeleerlingen spelen? Welke andere mensen kunnen dit idee helpen realiseren? De focusgroepgesprekken werden afgesloten met een kleine beloning.

Gegevensanalyse

Alle focusgroepen werden opgenomen en letterlijk getranscribeerd. Transcripties werden selectief gecodeerd door twee onderzoekers (BD en IV) op basis van de vier capacity building-strategieën met het programma Maxqda 2018. Vervolgens werden uitspraken binnen elke strategie open gecodeerd om thema’s te onderscheiden voor aanknopingspunten voor capacity building. Thema’s werden besproken in het onderzoeksteam.

Resultaten

Er namen negentien jongens en 22 meisjes deel, met een gemiddelde leeftijd van 13,9 jaar (tab. 2). Tab. 3 geeft een overzicht van de resultaten.

Tabel 3 Percepties van leerlingen over en implicaties voor de gezonde schoolgemeenschap

Strategie 1: leiders identificeren

Op de vraag wie een leidende rol zou kunnen spelen bij het opzetten van een gezonde schoolgemeenschap noemden de participanten vooral de schoolleiders. Leerlingen zagen niet meteen welke rol zijzelf konden spelen, maar wanneer hen werd gevraagd wie van de leerlingen een leidende rol kan spelen, noemden ze de leerlingenraad. Op school 1, 2 en 3 bleken niet alle leerlingen op de hoogte te zijn van de aanwezigheid van een leerlingenraad. Daarom adviseerden ze dat de leerlingenraad beter zichtbaar moet worden. Leerlingen die deel uitmaakten van een leerlingenraad zeiden dat ze meer input van medeleerlingen nodig hadden over wat er kan worden veranderd in de Gezonde School. Met deze input verwachtten ze gemakkelijker een leidende rol te kunnen spelen. Leerlingen waren het erover eens dat actieve participatie in een gezonde schoolgemeenschap beloond en gefaciliteerd moet worden, bijvoorbeeld door tijd te geven tijdens schooluren.

Strategie 2: een participatieve schoolcultuur stimuleren

Leerlingen gaven aan dat ze gezondheid belangrijk vonden, maar dat het maken van gezonde keuzen voor eet- en beweeggedrag voor hen geen prioriteit had. De leerlingen legden de verantwoordelijkheid voor het maken van gezonde keuzen vooral bij hun ouders. Die bepalen wat er thuis wordt gegeten en of ze lid kunnen zijn van een sportclub. Sommige leerlingen gaven aan positieve ervaringen of ideeën rond het stimuleren van gezond eet- en beweeggedrag vanuit school mee te nemen naar huis en andersom. Dit leidde vaak tot een gesprek met ouders over wat er op school en thuis anders kan om gezond gedrag te stimuleren. Er waren ook leerlingen die aangaven thuis weinig te delen over activiteiten op school.

Hoewel leerlingen het maken van gezonde keuzen geen prioriteit gaven, waren ze er wel in geïnteresseerd om mee te denken over een gezondere schoolomgeving en om mee te werken aan activiteiten die gezond eet- en beweeggedrag op school stimuleren. Leerlingen vonden hun invloed hierop echter beperkt. Sommige leerlingen gaven aan dat ze het moeilijk vonden om docenten of schoolleiders hun mening te vertellen, anderen voelden zich serieus genomen als ze met concrete en haalbare ideeën kwamen. Leerlingen toonden vooral interesse om mee te denken over de inrichting van de schoolomgeving, bijvoorbeeld over de schoolkantine en het schoolplein. Ook opperden ze ideeën over het vergroten van de betrokkenheid bij de gezonde schoolgemeenschap. Veelgenoemde voorbeelden waren meewerken in de schoolkantine en inspraak hebben in de inhoud van gymlessen en lessen over gezondheid.

Strategie 3a: activiteiten die gezond eetgedrag stimuleren

Leerlingen zeiden dat ze vooral zelfstandige keuzen maakten over tussendoortjes. Fruit beschouwden ze als een gezond tussendoortje, dat ze alleen kozen als ze het lekker vonden én gemakkelijk konden eten tijdens schooltijd. De meeste leerlingen gaven aan een voorkeur te hebben voor ongezonde tussendoortjes, zoals snoep of hartige snacks. Keuzen voor tussendoortjes werden in de schoolomgeving vooral gemaakt in de schoolkantine. Op school 2 en 3 vonden leerlingen hun kantine gezond, op school 1 en 4 zeiden leerlingen het soms onduidelijk te vinden waarom bepaalde ongezonde producten werden aangeboden in een Gezonde School. Op alle scholen klaagden leerlingen over de prijs-kwaliteitverhouding van producten en vonden ze het aanbod van lekkere én gezonde producten te beperkt. Om de kantine aantrekkelijker te maken stelden leerlingen voor om voorgesneden fruit in meerdere variëteiten en prijzen aan te bieden, zoals dat ook in supermarkten gebeurt. Daarnaast suggereerden enkele leerlingen om een link te leggen tussen een aantrekkelijk en gezond voedselaanbod op school en onderwijs over praktische vaardigheden rond voeding, zoals een gezonde snack-battle organiseren of gezonde recepten leren koken tijdens kooklessen.

Strategie 3b: activiteiten die gezond beweeggedrag stimuleren

Leerlingen gaven aan dat veel van hun keuzen rond beweeggedrag gewoonten waren geworden, zoals dagelijks naar school fietsen. Bewuste keuzen voor bewegen relateerden ze vooral aan de behoefte aan sociaal contact of de voldoening van fysieke ontspanning. Omdat volgens de leerlingen het sportlidmaatschap afneemt naarmate ze ouder worden, benadrukten ze het belang van het aanbieden van voldoende gymlessen op school. Ze voegden daaraan toe dat gymlessen leuk moeten zijn, willen ze actief deelnemen, en dat er genoeg variatie moet worden geboden. Gymlessen kunnen volgens hen aantrekkelijker gemaakt worden wanneer verplichte onderdelen in spelvorm worden aangeboden. Dat biedt volgens hen mogelijkheden voor meer eigen inbreng en sociale interactie.

Leerlingen spraken ook over de invloed van de omgeving op hun beweeggedrag en benoemden verschillende schoolspecifieke aspecten. Op school 1 waren dat bijvoorbeeld de beperkte mogelijkheden rond de school om lichamelijk actief te zijn, terwijl leerlingen op school 4 vooral de steile trappen in hun schoolgebouw benoemden. Over het algemeen vonden leerlingen dat de omgeving in en om hun school hen niet uitdaagde om actief te zijn. Leerlingen hadden suggesties om schoolpleinen anders in te richten. Ze gaven aan hoe ruimten zouden kunnen veranderen om sportactiviteiten mogelijk te maken. Daarnaast werden mogelijke problemen bij de uitvoer van de ideeën (zoals regels over gebruik van een veranderd schoolplein) en oplossingen daarvoor besproken.

Strategie 4: lokale netwerken betrekken

Leerlingen vonden het lastig om antwoord te geven op de vraag welke partijen de school kunnen helpen om een gezondere schoolgemeenschap te worden. Veel leerlingen gaven aan dat er in de buurt van hun school verkooppunten waren waar ze gemakkelijk goedkope en ongezonde snacks konden verkrijgen. Een pleinverbod (leerlingen mogen tijdens schooltijd het schoolplein niet verlaten) werd door veel leerlingen als niet effectief gezien, omdat dit gemakkelijk te omzeilen was. Daarnaast zagen leerlingen op alle scholen mogelijkheden om een aantrekkelijkere beweegomgeving te maken op braakliggende veldjes rond de school.

Beschouwing

Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in opvattingen van vmbo-leerlingen over mogelijkheden om gezonde keuzen in eet- en beweeggedrag in de school- en thuisomgeving te bevorderen, en in de wijze waarop dit past binnen de vier strategieën voor capacity building, om zo aanknopingspunten te vinden voor het creëren van een gezonde schoolgemeenschap. Uit zeven focusgroepgesprekken blijkt dat leerlingen weinig eigenaarschap ervaren en de verantwoordelijkheid voor een gezonde schoolgemeenschap bij de schoolleiding leggen. Leerlingen hebben ideeën voor de Gezonde School, maar vinden het moeilijk om iets voor elkaar te krijgen. Hoewel de invloed van ouders op het eet- en beweeggedrag van de leerlingen in deze leeftijdsfase groot is, is de betrokkenheid van ouders bij de gezonde schoolgemeenschap meestal informeel. Leerlingen nemen suggesties van thuis mee naar school en omgekeerd. De participanten vonden het lastig andere lokale partijen te noemen die de school kunnen helpen om een gezondere schoolgemeenschap te worden. Leerlingen tonen zich enthousiast als het gaat om activiteiten op groeps- of schoolniveau: meewerken in een gezonde kantine, invulling geven aan gymlessen of lessen over gezondheid, inrichten van de fysieke schoolomgeving. Daarvoor zijn goede facilitering en begeleiding nodig.

Het identificeren van leiders in een gezonde schoolgemeenschap

Als leiders of sleutelfiguren in de school wijzen vmbo-leerlingen in dit onderzoek vooral naar formele rollen: de schooldirecteur, de ouderraad en de leerlingenraad. De participanten vinden het belangrijk om hun zegje te kunnen doen, zoals ook uit ander onderzoek blijkt [27]. De participanten ervaren echter beperkte mogelijkheden om invloed te hebben op schoolbeleid en schoolactiviteiten, vooral doordat de leerlingenraad voor medeleerlingen niet goed zichtbaar is. Actieve participatie van leerlingen wordt ook in andere onderzoeken gezien als een belangrijke voorwaarde voor succesvolle gezondheidsbevordering en heeft positieve effecten voor de individuele leerling en de schoolorganisatie [28]. Door leerlingen een leidende rol te geven, ervaren ze meer eigenaarschap. Op schoolniveau leidt dat tot positieve effecten, zoals betere onderlinge relaties, een socialer schoolklimaat en een grotere bereidheid om beleidsmaatregelen en regels te accepteren. Het is echter noodzakelijk om leerlingen goed te begeleiden en te faciliteren om een actieve rol te kunnen spelen [27,28,29].

Een actieve, participatieve schoolcultuur

In een participatieve schoolcultuur blijken sociale interactie en een actieve inbreng van leerlingen, ouders en schoolpersoneel nodig [30, 31]. De vmbo-leerlingen in dit onderzoek tonen zich enthousiast om te participeren, maar ervaren de schoolcultuur als hiërarchisch en moeilijk te beïnvloeden. Mogelijk ontbreekt het hen aan voldoende ontwikkelde metacognitieve vaardigheden, zoals doelen stellen, plannen, systematisch werken en evalueren, om zelfstandig complexe taken te kunnen uitvoeren, zoals het ontwikkelen van activiteiten voor de gezonde schoolgemeenschap [32, 33]. De huidige curriculumherzieningen in Nederland bieden aanknopingspunten om hier aandacht aan te besteden in het kader van het leren participeren in een democratische cultuur: leren over besluitvorming en de invloed die je daarop kunt hebben, kritisch nadenken en reflecteren op complexe vraagstukken, verbanden leggen tussen de eigen leefwereld en grotere maatschappelijke vraagstukken, en eigen standpunten ontwikkelen [34]. Uit onderzoek van Mäkelä en collega’s blijkt dat leerlingen volwaardige partners kunnen zijn bij het ontwerpen van een leeromgeving [29]. Langs deze lijn kan de gezonde schoolgemeenschap ingebed worden in het curriculum.

Een dergelijke aanpak biedt ook mogelijkheden om ouders erbij te betrekken. Uit de focusgroepgesprekken in ons onderzoek blijkt dat jongeren weliswaar zelfstandige keuzen maken als het gaat om tussendoortjes, maar dat ouders nog veel invloed hebben op ander eet- en beweeggedrag. Die invloed is vaak groter dan ouders zelf denken [1, 35, 36]. De betrokkenheid van ouders bij de gezonde schoolgemeenschap is binnen scholen van project FLASH vaak beperkt en verloopt via de leerling door uitwisseling van praktijken en activiteiten van thuis naar school en andersom. Een eerste actie om betrokkenheid van ouders te vergroten kan het expliciteren zijn van dergelijke voorbeelden in gezondheidslessen, huiswerkopdrachten of een nieuwsbrief.

Activiteiten van de gezonde schoolgemeenschap

Leerlingen gaven suggesties voor gezondheidsbevorderende activiteiten waarin zij een actieve rol kunnen en willen spelen, vooral gericht op groeps- en schoolniveau. Ze waren minder geïnteresseerd om te reflecteren op hun eigen gedrag en in manieren waarop ze dit kunnen verbeteren. Mogelijk heeft dit verschil in inspraakbehoefte te maken met het geringe verantwoordelijkheidsgevoel voor het eigen gedrag door onder andere het beperkte vermogen om de langetermijngevolgen van ongezonde keuzen te overzien, en met de sociale norm [33, 34]. De invloed van de peergroep is op deze leeftijd belangrijk [37, 38]. De adolescentiefase is een gevoelige periode waarin jongeren hun eigen normen en identiteit bepalen op basis van sociale normen van personen en groepen die voor hen belangrijk zijn, zoals ouders, vrienden en klasgenoten [30]. Met een bijdrage aan de gezonde schoolgemeenschap kan een leerling deze sociale normen op een veilige manier verkennen.

De participanten in dit onderzoek bleken goed in staat om verbanden te leggen tussen gedragingen en factoren die dat gedrag beïnvloeden. De suggesties voor activiteiten sloten daarbij aan en kunnen worden onderbouwd vanuit wetenschappelijke inzichten over het bevorderen van gezond gedrag, zoals nudging en een integrale aanpak [11, 39]. Leerlingen pleitten ervoor gezondheidsbevorderende activiteiten in de schoolomgeving (zoals een gezonde kantine of beweegactiviteiten) meer in te bedden in het onderwijs en hen een actieve rol te geven bij de organisatie daarvan. Dit sluit aan bij de vernieuwing van het vmbo, waarin veel aandacht is voor loopbaanoriëntatie en beroepskeuze, en leren door het uitvoeren van authentieke beroepstaken [40,41,42].

Lokale netwerken

De leerlingen in dit onderzoek waren zich ervan bewust dat hun eetgedrag wordt beïnvloed door de voedselomgeving rond hun school, zoals supermarkten en fastfoodketens. Zij zagen deze voedselaanbieders in het lokale netwerk echter niet als mogelijke partners voor de gezonde schoolgemeenschap. Eerder onderzoek bevestigt de relatie tussen de voedselomgeving rond scholen en het eetgedrag van scholieren [43]. Dit illustreert het belang van de samenwerking tussen gezonde schoolgemeenschappen en voedselaanbieders in de schoolomgeving.

Sterke kanten en beperkingen van het onderzoek

De foto-elicitatiemethode bleek een bruikbaar hulpmiddel om de stem van de vmbo-leerlingen in de school te laten horen. Op basis van de opgedane ervaringen kan de Gezonde School-coördinator of een docent getraind worden om in plaats van de onderzoeker als een gespreksleider te kunnen fungeren, die goed kan doorvragen en bekend is met de strategieën voor het creëren van een gemeenschap.

De zeven focusgroepen bleken voldoende om tot datasaturatie te leiden wat betreft algemene opvattingen over de vier strategieën. Het beperkte aantal leerlingen kan echter tot selectiebias hebben geleid. Volgende (onderzoeks)activiteiten in FLASH zullen zich richten op interviews met andere betrokkenen binnen de schoolgemeenschap: schoolpersoneel en ouders.

Conclusie

Voor het creëren van een gezonde schoolgemeenschap is capacity building nodig. In dit onderzoek zijn de opvattingen verkend van vmbo-leerlingen over mogelijkheden om gezonde keuzen in eet- en beweeggedrag in de school- en thuisomgeving te bevorderen en is gekeken hoe dit past binnen de vier strategieën voor capacity building. De vmbo-leerlingen lieten tijdens de focusgroepgesprekken zien dat ze kritisch kunnen reflecteren op hun eet- en beweeggedrag, en op de gezondheid van hun keuzen en factoren die deze keuzen beïnvloeden, en dat het gebruik van zelfgemaakte foto’s over hun leefwereld daarbij kan helpen. Ze staan open voor en willen bijdragen aan het creëren van een gezonde schoolgemeenschap, maar vinden het moeilijk om daar initiatief in te nemen. Ideeën van vmbo-leerlingen betreffen gezondheidsbevorderende activiteiten in de fysieke en sociale schoolomgeving, die bij voorkeur in het curriculum worden ingebed. Daarbij is het van belang om expliciet gebruik te maken van de wisselwerking tussen school en thuis, en te verkennen hoe lokale netwerken erbij kunnen betrokken. Om leerlingen een actieve rol te laten vervullen moeten ze als volwaardige partners worden beschouwd, leiderschap ervaren, en goed begeleid en gefaciliteerd worden. Loopbaanoriëntatie en burgerschapsonderwijs bieden daarvoor mogelijkheden.