Skip to main content
Log in

De Wet BIG tegen het licht: betere bescherming en nog wat

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

Toen in december 1997 door de Wet op de beroepen in de Individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) het integraal verbod op uitoefening van de geneeskunst werd afgeschaft, was dat een lang verwachte maar ook opmerkelijke stap.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Dat van de kapper, hovenier, bakker, tandtechnicus, schoonheidsspecialiste, pédicuriste bijv. Op grond van de Vestigingswet bedrijven art. 4 en het Vestigingsbesluit bedrijven artt. 3, 4 en 8 is de uitoefening van (onder meer) deze bedrijven zonder vergunning verboden.

  2. Art. 436 Sr. De maximumstraf was echter zeer laag: NLG 1.000 boete; bij recidive binnen twee jaar: hechtenis van ten hoogste twee maanden.

  3. B. Sluijters, “Vrijheid onder voorbehoud”,TvGR 1977, 237–248, op pag. 239–240. Er waren alleen de bekende afgrenzingsproblemen van het begrip geneeskunst. Is gebedsgenezing geneeskunst? Nee, HR 23 april 1934;NJ 1934, 1277. Beoefent de magnetiseur de geneeskunst? Ja, ook al bidt hij bij het magnetiseren; HR 3 april 1951,NJ 1951, 463. Hij die als kruidendokter optreedt beoefent de geneeskunst: HR 15 november 1937, NJ1938,346.

  4. Advies over voorbehouden handelingen, publicatie B2/'95. Zie ook het door de Raad BIG vastgestelde Stappenplan (Publicatie Ministerie vanVWS 1996) en de Richtlijnen over voorbehouden handelingen voor de samenwerking tussen artsen, verpleegkundigen en ziekenverzorgenden vastgesteld door nU'91 en de KNMG.

  5. Zie: J. Legemaate, “Nieuwe beroepenwetgeving: de Wet BIG van start”, TvGR 1998, 407–418 op 413 en W.R. Kastelein en J. Legemaate, “Wie zet de BIG weer met vier poten op de grond?”, Medisch Contact1992, 359–360.

  6. Zie ook N.P.Y.M. De Bijl, Toelating tot het beroepsmatig verrichten van geneeskundige handelingen, 2000, 137.

  7. Eigenlijk zijn de art. 3-titels ook opleidingstitels Ook zij zijn immers– althans zolang periodiekeregistratie niet is ingevoerd – niet verbonden aan de uitoefening van een beroep maar het gevolgd hebben van een bepaalde opleiding. Zie art. 6 onder a Wet BIG.

  8. De aanmerkelijke kans is pas in een later stadium door de regering aan de wettekst toegevoegd. Zie TK1991–1992, 19522, nr54.

  9. Met dezelfde straf wordt bedreigd degene die wèl gekwalificeerd is ex art. 3 of art. 34 maar die buiten zijn deskundigheidsgebied schade of een aanmerkelijke kans op schade veroorzaakt. Veel effect heeft deze uitbreiding echter niet omdat de deskundigheidsgebieden, in het bijzonder dat van de arts, zo ruim zijn omschreven.

  10. Men kan hier echter anders over denken. Zie B. Sluijters, “Het voorontwerp wet beroepen individuele gezondheidszorg”,TvGR 1981, 195–196. De norm voor de beroepsmatig handelende ongekwalificeerde moeten liggen ergens tussen het kennisniveau van de gekwalificeerde en dat van de gewone burger. Ik vroeg toen om verduidelijking van de norm in de parlementaire geschiedenis maar verduidelijking is helaas (voor het OM o.a.) achterwege gelaten.

  11. Zie de beschikking van de Minister van VWS van 26 november 1996 (Stcrt 1996, 236), punt 16. Zie de discussie over dit onderwerp tussen J.J.R Bakker, “Tuchtrecht onder de Wet BIG”, TvGR 2000, 418–424, op pag. 422 en W.R. Kastelein,“Tuchtrecht in de Wet BIG; ervaringen 1997-2000”, TvGR 2000, 425–434, op pag. 433. Daarin neemt Bakker, de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege, een restrictief standpunt in. Kastelein wijst op twee uitspraken van Tuchtcolleges, onder meer het Centraal college, waarin een ruime opvatting tot uiting komt: CTG 20 januari 2000,TvGR2000/49 en MTC Amsterdam, 18 januari 2000, TvGR2000/54.

  12. Zie Pres. Rb. Assen, 8 juli 1998, TvGR1998/79: verzoek tot schorsing van verbod Inspecteur tot praktijkuitoefening door huisarts afgewezen.

  13. Het bevel kan worden geëffectueerd door bestuursdwang en/of dwangsom. Zie artt. 100a en 100b Wet BIG. Overtreding is niet apart strafbaar gesteld.

  14. Vergelijk het advocatentuchtrecht. Ook daar is er vrijheid van juridische dienstverlening met echter titelbescherming voor de advocaat en enige voorbehouden handelingen (het procesmonopolie in hogere instanties met name). De advocaat kan worden geschorst “in de uitoefening van de praktijk”. Zie art. 48 lid 2 Advocatenwet. Dat betekent – zie art.48 lid 5 – dat de advocaat tijdens de schorsing aan de advocatuur voorbehouden bevoegdheden niet mag uitoefenen en voorts dat hij zijn titel niet mag gebruiken. Hij mag echter ondanks de schorsing overigens de juridische praktijk uitoefenen. Het tuchtrecht voor registeraccountants komt op hetzelfde neer. Zie art. 34 lid 2 Wet op de registeraccountants.

  15. De gedachte kan rijzen dat de tekst van de wet wel ver strekt, maar dat toch verdedigbaar is dat het systeem van de wet meebrengt dat de wetgever bedoeld heeft dat de geregistreerde alleen beperkt kan worden in de beroepsuitoefening op het terrein van de hem voorbehouden handelingen. De parlementaire geschiedenis maakt echter zonder meer duidelijk dat de maatregel ook buiten dat terrein kan worden opgelegd. Zie TK 1985–1986 19522, nr. 3 (MvT) p. 77: “. . . Om zowel op de voorbehouden gebieden als daarbuiten beperkingen in de bevoegdheid aan te brengen.” Zie ook p. 117 en 138. Zie verder TK 1987–1988, 19522, nr 7 (MvA), p. 102: “De hier bedoelde partiële bevoegdheidsontzegging om als geregistreerde beroepsmatig werkzaam te zijn hoeft niet per se betrekking te hebben op een verbod tot het doen van bepaalde voorbehouden handelingen in de zin van het wetsvoorstel of een andere wet (. . .) De ontzegging kan ook betrekking hebben op een“vrij” gebied . . .”.

  16. Alleen kan als een veroordeling volgt op grond van art. 96 Wet BIG als bijkomende straf de veroordeelde worden ontzegd het betrokken beroep uit te oefenen.

  17. Opheffing van de anomalie zou natuurlijk op zich ook bereikt kunnen worden door voor gekwalificeerden dezelfde oplossing te kiezen als die voor advocaten en registeraccountants (zie noot 15) en de gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid en de mogelijkheid ex art. 87a Wet BIG te bevelen de practijk te staken, te laten vervallen. Het gezondheidsbelang van de mensen verdient echter meer bescherming dan hun juridische en financiële belang. Daarom liever, zoals in de tekst beschreven, juist de andere kant op: geen inkrimping maar juist uitbreiding van de bescherming, tegen ongekwalificeerden.

  18. Zie de vraag van het Tweede Kamer lid Kant d.d. 15 oktober 1998 en de antwoorden daarop van Minister Borst van 13 november 1998 en 16 juli 1999. (Handelingen II 1998–1999, Aanhangsel nrs 336 en 1804). Zij zei dat een wijziging van de Wet BIG wordt voorbereid om beter te kunnen optreden tegen alternatieve genezers die ernstige gezondheidsschade dreigen te veroorzaken.

  19. In een gezichtspunt in TvGR1999, 1.

  20. Hetzelfde dat ook is neergelegd in de Kwaliteitswet zorginstellingen, eveneens te handhaven door bestuursrechtelijke maatregelen: zie art. 7.

  21. Een bezwaar is ook dat het aanmerkelijke kans criterium hetzelfde is als dat neergelegd in de strafbepaling van art. 96 wet BIG. Er is dus als aan het criterium is voldaan minder behoefte aan het bevel omdat ook vervolgd kan worden, zelfs met de mogelijkheid van ontzetting uit het beroep. Zie art. 96 lid 3 wet BIG.

  22. Op cit. Noot 7, 59–64, p.131, 146, 148. Zij betoogt op p. 146 dat op grond van art. 94 wet BIG bij AMvB aan de Inspectie bevoegdheden ten opzichte van ongekwalificeerden kunnen worden toegekend. Ik meen dat zo'n uitbreiding van de bevoegdheden van de Inspectie niet meer“uitvoering van de wet” kan worden genoemd en dat dus wijziging van de Wet BIG zelf nodig is.

  23. B. Sluijters, op. Cit. Noot 4, 240–241.

  24. Het lijkt wat vreemd wanneer ongekwalificeerden wél maar beoefenaren van de art. 34-beroepen niet geregistreerd zouden zijn. Bij die beroepen is er echter ook een registratiebehoefte. Er bestaan private registers verzorgd door het registratiesysteem van VWS.

  25. Rapport Commissie Peters p. 11–12. Het rapport is opgenomen in de reeks Verslagen en Rapporten van het Ministerie van Volksgezondheid en milieuhygiëne 1972.

  26. Het handelsregister, het vreemdelingenregister, de strafregisters.

  27. Mogelijkheden opgeworpen, maar vervolgens verworpen door de Commissie peters, besproken door De Bijl, op. Cit. Noot 7, p. 60–63.

  28. J.J.R. Bakker, “Tuchtrecht onder de Wet BIG”,TvGR, 2000, 418–424 en W.R. Kastelein, “Tuchtrecht in de Wet BIG; ervaringen 1997–2000”,TvGR, 2000,425–434.

  29. Op. Cit. Noot 29, 423.

  30. Op. Cit. Noot 29, 431–432.

  31. Vergelijk het advocatentuchtrecht. De Raad van Discipline, die het advocatentuchtrecht uitoefent, beslist in een samenstelling van een voorzitter die behoort tot de rechterlijke macht en vier advocaten, beroepsgenoten dus.Zie art. 46b en art. 47 Advocatenwet. In beroep wordt beslist door een kamer van het Hof van Discipline samengesteld uit drie leden van de rechterlijke macht en twee advocaten.

  32. Op. Cit. Noot 29, 429–430.

  33. Op. Cit. Noot 29, 421 en 430–431.

  34. Wél zou dan aldus Bakker klager nog de gelegenheid moeten hebben in verzet te worden gehoord à la art. 8:55 Awb, alleen over de vraag of er alsnog een zitting zou moeten komen. Het lijkt mij inderdaad goed dat een klager aldus, al is zijn klacht objectief gezien nog zo zwak, eenmaal beperkt zich persoonlijk uit kan spreken.

  35. Art. 13 geeft ook geen soelaas. De Nationale Ombudsman komt in een uitspraak van 23 augustus 2000, TvGR 2000/76, tot de opvatting dat niettegenstaande de tekst van art. 13 BIG-register (met inbegrip van adresgegevens) door de Inspectie mag worden geraadpleegd ter uitvoering van zijn taak, dus mede in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek.

  36. Naar ik begrijp speelt het probleem niet alleen in Amsterdam, maar ook elders.

  37. J. Legemaate, op cit. Noot 6 pag. 410–411 en in F.C.B. vanWijmen en C.J.M. Nederveen-Kragt, Beroepenwetgeving in ontwikkeling,1996, 32–36.

  38. Aldus, terecht Bakker en Kastelein op. Cit. Noot 29 pag. 424 en 434. Over de tenuitvoerlegging wordt geoordeeld door het College dat de maatregel (voorwaardelijk) heeft opgelegd. Zie art. 48 lid 6 Wet BIG.

  39. In de Advocatenwet is één en ander wel geregeld. Daar heeft de Deken beide taken. Zie art. 48c Advocatenwet.

  40. Legemaate, op cit. Noot 6, p. 413.

  41. Op cit. Noot 7, pag. 100–105. Zie ook N.P.Y.M. De Bijl,“Beroepenwetgeving in rechtsvergelijkend perspectief” in F.C.B, vanWijmen en C.J.M. Nederveen- Van de Kragt, Beroepenwetgeving in ontwikkeling (1996), 145–158.

  42. België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Portugal en spanje.

  43. Naast Nederland: Engeland, Ierland, Denemarken en Duitsland.

  44. In haar bijdrage in Beroepenwetgeving in ontwikkeling (zie noot 40) maakt De Bijl een driedeling in monopolistische, tolerante en gemengde systemen en deelt zij Nederland in bij de gemengde systemen.

  45. Zie over de Europese aspecten H.D.C. Roscam Abbing, “Vrij verkeer van artsen binnen de EU en verantwoorde beroepsuitoefening“, TvGR 1997, 468–476. In dat artikel, door De Bijl (op cit. Noot 7, p. 104–105) en door B. Schultsz (in een noot onder Pres. Rb., Den haag 9 mei 1995TvGR 1996/17 en onder enige andere uitspraken) wordt erop gehamerd dat het EU-systeem van richtlijn 93/16 gericht op de onderlinge uitwisseling tussen de lidstaten van informatie over maatregelen tegen artsen, niet werkt.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

Prof. Mr. B. Sluijters is advocaat in Den Haag, bijzonder hoogleraar gezondheidsrecht in Leiden.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Sluijters, B. De Wet BIG tegen het licht: betere bescherming en nog wat. TGVR 25, 22 (2001). https://doi.org/10.1007/BF03055860

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03055860

Navigation