Skip to main content
Log in

Rose bud proliferation, a disorder of still unknown etiology

  • Published:
Netherlands Journal of Plant Pathology Aims and scope Submit manuscript

Abstract

A new, peculiar and often harmful budding disorder in roses, known to occur in the Netherlands since about 1954 and presumably in some other countries, is described. It may lead to a failure of up to 90% of the plants in a nursery field.

Affected buds, having normally attached after budding in summer but remaining dormant until spring, then develop into proliferating tiny witches' brooms or curly heads (‘kroeskoppen’) and later succumb or recover. Full-grown plants never show any abnormality.

Entomological, bacteriological, mycological and virological studies could not reveal the cause of the disease. Bud-graft experiments did not unequivocally demonstrate its infectious nature. Many field observations and data gathered by the Plant Protection Service through a questionnaire did not show or suggest any correlation between disease incidence and special conditions or cultural practices.

The disease is now supposed to be due to either a hormonal imbalance brought about by the act of budding, or by a pathogenic micro-organism occurring in low concentration in affected tissue or disappearing from it after the onset of the pathological process.

Samenvatting

Een nieuwe, in 1954 voor het eerst vermelde, thans schadelijke oculatieziekte in rozenkwekerijen in het zuidoosten, maar ook voorkomend in andere delen van het land, wordt beschreven. Aantastingen variërend van enkele procenten tot 90% van de oculaties op één perceel zijn waargenomen. De afwijking komt waarschijnlijk ook in Engeland en Amerika voor.

Aangetaste ogen ontwikkelen zich, nadat ze na oculatie in de vorige zomer normaal vergroeiden en slapende bleven, tot woekerende kleine heksenbezempjes of kroeskoppen, soms slecht één of enkele centimeters groot (Fig. 1 en 2). Later in het seizoen gaan deze scheutwoekeringen veelal te gronde, soms ook herstellen ze zich (Fig. 3) en er ontstaan dan geheel normale, hoogstens iets in groei achterblijvende of wat spichtige planten. Aan volgroeide planten is de afwijking nooit waargenomen. In een aanplant staan de aangetaste planten meestal grillig verspreid tussen de gezonde. Soms treedt pleksgewijs aantasting op (Fig. 4).

Door entomologisch, bacteriologisch, mycologisch en virologisch onderzoek kon geen ziekteoorzaak worden opgespoord. Een enquête gehouden door de Plantenziektenkundige Dienst onthulde geen duidelijke correlatie tussen de wijze en mate van voorkomen en speciale omstandigheden of bepaalde teeltmaatregelen. De verschijnselen werden in alle onderzochte cultivars van klim- en struikrozen en op alle gebruikte onderstammen, zij het niet in gelijke mate, waargenomen (Tabel 2 en 3). In entproeven in de kas kon het verschijnsel niet worden opgewekt, noch van zieke op gezonde planten worden overgebracht. In dubbeloculatieproeven buiten leek de ziekte van ogen van zieke herkomst over te gaan op er boven geöculeerde gezonde ogen (Tabel 1), maar daarbij bleven vele ogen van zieke herkomst gezond en werden ogen van gezonde herkomst ziek.

Verondersteld wordt tenslotte dat de afwijking te wijten is aan een door het oculeren en de daaruit resulterende callusvorming op gang gebrachte verstoring in de groeistofhuishouding, die van een samenstel van omstandigheden afhankelijk is. Het wordt echter niet geheel uitgesloten geacht, dat de verstoring toch op gang wordt gebracht door een micro-organisme, dat in afwijkend weefsel in lage concentratie voorkomt, of weer verdwijnt nadat het pathologische proces op gang is gebracht.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Similar content being viewed by others

References

  • Batjer, L. P. & Schneider, H., 1960. Relation of pear decline to rootstocks and sieve-tube necrosis. Proc. Am. Soc. hort. Sci. 76:85–97.

    Google Scholar 

  • Bos, L., 1970. Symptoms of virus diseases in plants. Pudoc, Wageningen. Sec. ed. (revised): 206 pp.

    Google Scholar 

  • Braun, A. C., 1954. Studies on the origin of the crown-gall tumor cell. In: Abnormal and pathological plant growth. Brookhaven Symp. Biol. 6:115–125.

  • Fry, P. R. & Hammett, K. R. W., 1971. Rose wilt virus in New Zealand. N.Z. Jl agric. Res. 14: 735–743.

    Google Scholar 

  • Hammett, K. R. W., 1971. Symptom differences between rose wilt virus andVerticillium wilt of roses. Pl. Dis. Reptr 55:916–920.

    Google Scholar 

  • Hoof, H. A. van, 1965. Onderzoek verricht aan de ‘Alain’-ziekte van roos. Unpublished report I.P.O., Wageningen.

  • Hutton, B., 1970. Stunt disease-and work at Shardlow. Gdnrs Chron. 168:31–33.

    Google Scholar 

  • Ikin, R. & Frost, R. R., 1974. Virus diseases of roses. I. Their occurrence in the United Kingdom. Phytopath. Z. 79:160–168.

    Google Scholar 

  • Kehr, A. E. & Smith, H. H., 1954. Genetic tumors inNicotiana hybrids. In: Abnormal and pathological plant growth. Brookhaven Symp. Biol. 6:55–76.

    Google Scholar 

  • Klement, Z., 1974. Bacteriology, In: Kiraly, Z. (Ed.), Methods in plant pathology; with special reference to breeding for disease resistance. Elsevier, Amsterdam/London/New York. 2nd Impr.: 115–233.

    Google Scholar 

  • Luckwill, L. C., 1963. Rosette of pear. In: Posnette, A. F. (Ed.), Virus diseases of apples and pears. Techn. Comm. 30, Commonw. Bur. Hort. Plant Crops E. Malling Kent: 119–120.

  • Nijveldt, W., 1966. De Alainziekte van de roos en de oculatiegalmug. Mimeographed Rep. IPO R 400: 4pp.

  • Roberts, A. N., 1962. Scion-bud failure in field-grown roses. Proc. Am. Soc. hort. Sci. 80:605–614.

    Google Scholar 

  • Schneider, H., 1959. The anatomy of tristeza-virus infected citrus. Proc. Conf. Citrus Virus Dis., Riverside, Calif. 1957: 73–84.

  • Seidl, V., 1965. The possibility of using root grafting method of testing for apple proliferation virus disease. Zašt. Bilja 85–88:323–327.

    Google Scholar 

  • Seidl, V., 1968. Weitere Versuche mit der virösen Hexenbesenkrankheit des Apfels (proliferation disease). Proc. 7th Europ. Symp. Fruit Tree Virus Disease, Aschersleben, July 1967:77–86.

  • Swinkels-Verpraet, E. M. C., 1969. Afwijkende groei van geökuleerde buitenrozen. Bot. Lab. Landb-Hogesch. Wageningen, unpublished Rep. 13 pp.

  • Williams, R. R. & Campbell, A. I., 1957. Rosetting and incompatibility of pears on quince A. Progress report I. Rep. Long Ashton Res. Stn 1956:51–56.

    Google Scholar 

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Bos, L., Perquin, F.W. Rose bud proliferation, a disorder of still unknown etiology. Netherlands Journal of Plant Pathology 81, 187–198 (1975). https://doi.org/10.1007/BF01976330

Download citation

  • Accepted:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF01976330

Keywords

Navigation