Skip to main content
Log in

Aangeboren ooggebreken als oorzaak van halfblindheid en blindheid

  • Published:
Genetica Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Deze commissie werd in Dec. 1916 door het Nederl. Oogheelk. Gezelsch. benoemd naar aanleiding van een verzoek van de “Staatscommissie tot overweging van de verbetering van het lot der blinden” om advies en voorlichting bij haar werk. Onze commissie constitueerde zich als volgt: Dr. F. D.A. C. van Moll, voozzitter,W. H. Smit, secretaris enDr. P. J. Waardenburg, lid. Omtrent ons werkplan raadplege men het reeds in 1918 verschenen Rapport van coll.Smit.

  2. Het is uiterst moeilijk om zulk een centraal skotoom met zekerheid vast te stellen.

  3. Lehrbuch der Augenheilkunde van Axenfeld, 4e druk blz. 164.

  4. v. Gr. Arch. Bd. 84. 1913 blz. 401 en Prager mediz. Wochenschr. 1913. No. 23.

  5. Ann. of Ophth. 1915. 24.

  6. Münch. Med. Wochenschr. No. 26. 26 Juni 1917. Blz. 845.

  7. v.Graefe's Arch. Bd. 94. Heft. 1 1917. Blz. 21.

  8. Klin. Monatsbl. f. Augenh. 1914. Bd. 52. Blz. 336 en 668.

  9. Münch. Med. Wochenschr. No. 26. 26 Juni 1917. Blz. 845.

  10. American Naturalist 1910. 44.

  11. Zeitschr. fur Augenheilk. 1911. 25. blz. 107. Heft. 1.

  12. Ref. Berl. Klin. Wochenschr. 1912. 45.

  13. Verslag Klin. Genootsch. te Rott. in Ned. Tijdschr. voor Gen. 1916. II. No. 17. Blz. 1530.

  14. Zeer illustratief is de mededeeling vanTertsch over één stamboom waarin 2 bloedverwante huwelijken zijn gesloten: een tusschen een albinotische nicht met haar normaal gepigmenteerden oom (4 van de 6 kinderen albino) en een tusschen een niet-albinotischen neef en nicht (1 op 3 kinderen albino).

  15. Men vergelijke:Mas Soewarno. Over eenige vormen van irisdepigmentatie. Acad. Proefschr. 1919 blz. 27 en 28.

  16. Academisch proefschrift.

  17. Voor de 3 vroegere jaren bedraagt dit getal respect. 5, 5 en 6.

  18. Monograph on albinism in man. London,Dulau 1911.

  19. Fuchs (v. Gr. Arch. 1913. Bd. 84 Blz. 521), geeft uit een slechts voor enkelen toegankelijken bron de volgende cijfers: De lichte bevolking der Faröereilanden telt op 17,000 inwoners geen albino. In Schotland komt 1 albino voor op 15 à 20.000 inw., in Italië 1 op 29.000, in Sicilië 1 op 15.000, in Egypte 1 op 20.000, in Noorwegen twee opgaven nl. 1 op 7.000 en 1 op 25.000 inw. Verder vindt men het gebrek zeer veel onder Joden en Syriërs.

    Google Scholar 

  20. Annali di Othalm. 1914, geref. in Klin. Monatsbl. f. Augenh. 1914. Bd. LIII.

  21. Coll.Verwey deelde mij mede, dat hij nog een dergelijke familie in zijn particuliere praktijk kent.

  22. Zie daaromtrent ook de laatste paragraaf van dit rapport.

  23. Zie daaromtrent ook de laatste Blz.

  24. Gevallen als vanFejér (Z. f. A. 28, Blz. 281) en een enkel vanTokkus (Diss. Straszburg) met een V=±1/2 behooren tot de hooge uitzonderingen.

  25. Graefe-Sämisch Handb. d. ges. Aug. 2° Aufl. Kap. IX. Bd. 2 § 13. Blz. 52 enz.

  26. In 82 doorSeefelder verzamelde gevallen kwam 9 maal hydrophthalmus en 14 maal glaucoom voor.

  27. Ik werd hier herinnerd aan de vooral doorLindahl (Arch. f. Augenh. 72. 1912 Blz. 213) beschreven typische inkervingen van de voorste oogbekerwand. Het beter gespaarde pigmentblad maakte niet den indruk geëctropioneerd te zijn.

    Google Scholar 

  28. Zie Plate. Vererbungslehre 1913. Blz. 365 envon Hippel, Gr. S. Handb. t. a. p. d. ges. Aug. 2° Aufl. Kap. IX. Bd. 2 § 13. Blz. 54.

  29. Seefelder zoekt de oorzaak in een primaire ontwikkelingsstoornis der retina, (v. Gr. Arch. 1909. Bd. LXX Blz. 65).

    Google Scholar 

  30. Trans. of the Americ. ophth. Soc. 1894.

  31. Leber. v. Gr. Arch. f. O Bd. XVII 1871,Nagel's Jahresbericht für 1871.

  32. Zelfs zijn gevallen van 6 en 67 jaar bekend (Willbrand—Sänger Bd. V. Neurologie des Auges).

  33. Evenals bij daltonisme, haemophilie, megalocornea. e. a.

  34. Lehrb. der Augenh. v. Axenfeld 4e druk Blz. 762.

  35. Beitr. z. Augenh. Hett 42. 1900. Inaug. Diss. In diens statistiek komen op 221 lijders 29 vrouwen voor.

  36. Inaug. Diss. Tübingen 1898.

  37. Trans. of the ophth. Soc. 29. 1909.

  38. Hierbij is ook in rekening gebracht wat ons uit de gezinnen bekend is.

  39. Acad. proefsch. Blz. 217, thans aangevuld.

  40. v. Gr. Arch. Bd. 79. 1911. Blz. 393.

  41. Klin. Monatsbl. f. Augenb. 1917. Bd. LIX. Blz. 33.

  42. Med. Klinik No. 31 5 Sept. 1917 blz. 850 en Deutsche Med. Woch. No. 37.

  43. In het overzicht vanHormuth in 4 gevallen, verder in 1 geval vanLutz.

  44. Hormuth t. a. in 4 gevallen, verder in 1 geval van.Lutz. p. Blz. 146 en 147.

  45. Ned. Tijdschr. voor Gen. I. No. 5. 1890.

  46. Hauptmann. Klin. Monatsbl. f. A. 1918. Bd. LX. Blz. 576.

  47. Ned. Tijdschr. voor Gen. 1916. II. No. 25. Blz. 2156.

  48. Arch. d'Ophth. XXIII. p. 661.

  49. VolgensLutz (Gr. Arch. f. Ophth. Bd. 79 Blz. 393) komt bloedverwantschap bij minstens 27% der gezonde ouders voor (naarHerrlinger, Groenouw enNettleship) en treedt de aandoening als een familiaire op bij 23% der gezinnen.

  50. Ik ontving bij navraag geen antwoord.

  51. Bruno Fleischer bespreekt 16 getrepaneerde gevallen uit de Tübinger kliniek, waarvan 3 twee maal werden geopereerd. In bijna alle gevallen werd de druk geleidelijk normaal; het glaucoom genas, maar slechts in de 7 gevallen, die voor het eind van het eerste levensjaar in behandeling kwamen, bleven de schadelijke gevolgen voor den oogzenuw geheel en de myopische uitrekking van het oog grootendeels uit., (Klin. Mon. f. A. Bd. LXI. 1918. Blz. 152 enz).

    Google Scholar 

  52. Verslag 52e Verg. Nederl. Oogheelk. Gez. 9 Dec. 1917 in Ned. Tijdschr. voor Gen. 1918. Eerste Helft No. 11 Blz. 781.

  53. Tot nu toe werden aangenomen stoornissen in de vorming van lig. pectinatum, Schlemm's venaplexus en van de iris.Elschnig (Z. f. A. 1918. Bd. 4 Blz. 189) wijst op de mogelijkheid van afwijkingen in de arterieele bloedverzorging.

    Google Scholar 

  54. Klin. Monatsbl. f. Augenh. 1918. Bd. LXI Aug.–Sept. Blz. 152 en voor de discussie op de vergadering ibid. blz. 333.

  55. Zeitschr. f. Augenh. XXV. Blz. 106.

  56. Lehrb. der Augenh. v. Axenfeld 4e Druk. Blz. 533.

  57. v. Graefe's Arch. Mei 1918. Bd. 96. Blz. 91.

    Google Scholar 

  58. Ned. Tijdschr. voor Gen. 1919. I. 4. Blz. 364 enz.

  59. Arch. f. vergl. Ophth. IIe Jahrg. Blz. 424.

  60. v. Gr. Arch. Bd. LXV 1907. Blz. 326.

  61. Anophthalmus is ook bij ons materiaal nu en dan als gevolg van buphthalmus opgetreden.

  62. Encycl. franc. d'ophth. Tom. II. 1905.

  63. Lehrb. der Augenh. v.Axenfeld. 4e Druk. Blz. 247.

  64. Klin. Monatsbl. f. A. Febr.–Mrt. 1915.

  65. Beitr. z. Augenh. 60e Heft. 1904.

  66. Inaug. Diss. Tübingen 1900.

  67. Inaug. Diss. Berlin 1893.

  68. Ref. Beitr. z. Augenh. 60e Heft. 1904.

  69. Klin. Monatsbl. f. A. 1903. Bd. II. Blz. 490. (Verslag Ophth. Soc. of the U. K.).

  70. Inaug. Diss. Tübingen 1900.

  71. Gr. S. Handb. der ges. Augenh. 2e Aufl. Kap IX.

  72. Die Entstehung der Sphärischen Refraktionen des Menschlichen Auges Kap XI.

  73. ZieThomsen. Klin. M. f. A. Febr.–Mrt. 1915.

  74. ZieThomsen. Klin. M. f. A. Febr.–Mrt. 1915.

  75. De volgende opsomming is hoofdzakelijk ontleend aan een artikel vanThomsen. Bij de uitgebreidheid der publicaties van casuïstische mededeelingen is het natuurlijk ondoenlijk en ook overbodig om volledig te willen zijn. Hier zijn de meest typische vondsten vermeld.

  76. Klin. Mon. f. A. Febr.–Mrt. 1915.

  77. Klin. Mon. f. A. 1914. Blz. 728.

  78. Opth. Rec. March. 1917.

  79. Ref. Kl. M. f. A. Febr.–Mrt. 1915 (Chr. Thomsen).

  80. Kl. M. f. Aug. 1912. Blz. 594.

  81. n.l. 23 op 128 oogen.

  82. T. a. p.

  83. T. a. p.

  84. Oogh. Versl. en Bijbl. No. 53. 1912 pag. 340.

  85. Anat. Rec. Bd. 9. No. 7. Geref. Ned. T. v. G. 1915 2e helft No. 22.

  86. Ber. v. d. 38 Vers. d. Ophth. Ges. 1912. Blz. 40.

  87. Ned. Tijdschr. voor Gen. 1913. le helft No. 18. Blz. 1218.

  88. Syphilis en Huwelijk, (Vert. Boshouwers 1905) blz. 78.

  89. Hij is dan dikwijls gecombineerd met andere aangeboren gebreken, zooals: Opticusatrophie, atrophia retinae pigmentosa, microcornea e. a.

  90. Zie Rapport blz. 33.

  91. Men vergelijke de door coll.Smit gegeven cijfers in het Rapport over een onderzoek naar blinden en halfblinden enz. blz. 19, 20.

  92. Zelfde rapport blz. 13.

  93. Deze heb ik niet meegeteld bij de procentberekening van het geheel, daar het mij voorkomt dat de keratoconus een te dubieuse rubriek is, de ectopia lentis allicht ook naast andere aandoeningen voorkomt, zonder genoemd te zijn en de degeneratio maculae luteae (Stargardt) misschien ook onder andere namen is opgegeven, zoodat ze nu en dan bij de ziekten der retina is ondergebracht.

  94. De diagnose congenita werd bovendien zelfs bij kinderen niet vaak gemaakt, nog minder bij volwassenen, zoodat mijn cijfers ook daarom geen juist beeld van de frequentie zouden geven.

  95. Mittheil. aus der Augenklin d. Carolin. medicochirung. Instituts in Stockholm 1900.

  96. In Ned. T. voor Gen. gepubliceerd en mij persoonlijk medegedeeld.

  97. Zeitschr. f. Augenh. Bd. X 1903. blz. 477.

  98. Beiträge zur Augenheilk. 60e Heft. 1904.

  99. Beiträge zur Augenheilk. Heft 42.

  100. v. Graefe's Arch. 1911. Bd. 79. Blz. 420.

  101. Zie Seefelder; v. Graefe's Arch. 1909. Bd. LXX Blz. 65 en Graefe-Saemisch Handb. der Ges. Aug. 2e Aufl. Kap. IX pag. 54.

  102. Trans. ophth. Soc. 29 1909. pag. 132.

  103. Trans. of the Amerc. ophth. Soc. 1894.

  104. Inaug. Diss. 1834. Würzburg.

  105. Zie Seefelder: v. Graefe's Arch. 1909 Bd. LXX Blz. 65 en Graefe-Saemisch Handb. der Ges. Aug. 2e Aufl. Kap. IX pag. 54.

  106. Inaug. Diss. Tübingen 1899.

  107. Lehrb. d. Augenh. v. Axenf. Blz. 762.

  108. Trans. ophth. Soc. 29. 1909.

  109. Ref. Klin. Monat. f. A. Febr.–Mrt. 1915 (Thomsen).

  110. Deutsche med. Woch. 1907.

  111. Kl. M. f. A. 1915.

  112. Münch. med. Woch. 1912 Blz. 1277.

  113. Kl. M. f. A. 1915.

  114. Dit laatste ook bij de gevallen vanBeatson Hird (Ophth. rev. 1912 blz. 161, 225 en 321).

  115. Weve bijv. oppert bij de beschrijving van een geval van microphthalmus met orbitopalpebraalcyste en hazelip (Ned. Tijdschr. voor Gen. 1916 I. No. 13 Blz. 1087) de mogelijkheid van familiaire toxinevorming.

  116. Hier volgen de gezinnen, waarvan mij 't aantal kinderen bekend is geworden.

  117. Von Szily (Sitzungsbericht d. XLI Zus. d. Ophth. Ges. in Heidelberg 5 en 6 Aug. 1918 in Klin. Mon. f. A. 1918. Bd. LXI. Blz. 327) voerde hiervoor in de termenidiokinetische (verg. Weissmann's ide, Plato's Idee) enparakinetische ofperistatische misvormingen. Het bewijs, dat kunstmatig verwekte typische afwijkingen overgeerfd kunnen worden is nog niet gebracht.

  118. Ik kom zelfs op 44,4% als ik de gezinnen vanHuddart enHessberg (Zie § 1) erbij tel.

  119. Indertijd (Diss. 1913) vond ik zoo voor hypermetropie 25,5% en voor astigmatisme 28%.

  120. Vermeld bijPlate.

  121. Zie Blz. 272.

  122. Zoowel uit litteratuur als enquête.

  123. Ongetwijfeld zijn er veel meer.

  124. Behalve ter ontmaskering van venerische ziekten.

  125. Zie Blz. 233.

  126. Men stelle zich nu niet voor, dat tusschen de albino's en de normale lichtblonde tot de donkere personen een onafgebroken reeks bestaat. VolgensFuchs (v. Gr. Arch. 1913 Bd. 84 Blz 521) zijn er, wat het stromapigment betreft, wel geleidelijke overgangen van de lichtgepigmenteerde personen naar de albino's; niet echter wat het retinale pigment betreft. Zelfs bij de lichtblonde personen komt een donkere pigmentepitheellaag voor, die wel eens nog rijker gepigmenteerd kan zijn dan bij individuen met overigens donkere (bruine) oogen. Men kan dan ook de semialbino's altijd van de lichtblonden onderscheiden, doordat de eersten een voor geconcentreerd licht doorgankelijken iris, slechten visus en nystagmus vertoonen, de laatsten niet. Hierin komt dan ook m.i. juist het ziekelijke van het albinisme uit. Het gebrek is als zoodanig kenbaar, maar in een wisselende intensiteit. Genetica.

Download references

Authors

Additional information

Onderdeel van het rapport der commissie ter bestudeering van vraagstukken het blindenwezen betreffende.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Waardenburg, P.J. Aangeboren ooggebreken als oorzaak van halfblindheid en blindheid. Genetica 1, 209–284 (1919). https://doi.org/10.1007/BF01560917

Download citation

  • Received:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF01560917

Navigation