Literatur
A. de Candolle, L'origine des plantes cultivées, deuxième édition. 1883.
E. Hackel, Andropogoneae in A. de Candolle Monogrophiae Phanerogamarum VI.
J. D. Kobus, Historisch overzicht over het zaaien van suikerriet. Archief voor de Java-Suikerindustrie I p. 15.
D. F. van Alphen, Natuurk. Tijdschr. v. Nederl. Indië, Deel 25 1862 p. 359.
Tijdschrift voor Land- en Tuinbouw en Boschcultuur. 2e jaarg. 1886–87 p. 104.
ibidem, Tijdschrift voor Land- en Tuinbouw en Boschcultuur. 2e jaarg. 1886–87, p. 210.
ibidem 3e jaarg., Tijdschrift voor Land- en Tuinbouw en Boschcultuur. 2e jaarg. 1886–87, p. 129.
The Java-planter never speaks of sugarcane varieties. He speaks of different “soorten” of sugarcane, meaning a species, the english differentiation between kind and species has no equivalent in Dutch, both conceptions are covered by the word “soort”. Wherever we speak in this translation of “kinds”, we mean individuals, belonging to the speciesSaccharum officinarum, which have been multiplied by cutting. A kind consequently embraces all clones obtained from a seedling-variety ofSaccharum officinarum. Wherever species is used, this term is used in the botanical sense.
J. D. Kobus, Historisch overzicht over het zaaien van suikerriet. Archief I p. 17.
F. Benecke, Over suikerriet uit “zaad”. Mededeelingen van het Proefstation “Midden-Java” te Semarang 1889.
Moquette, Is het kweeken van suikerriet uit zaad op groote schaal mogelijk? Teysmannia, 3e deel. 1892, p. 610.
R. J. Bourricius, Zaaien en kruisen van suikerriet. Archief I, 1893, p. 500.
R. J. Bourricius, Kruisingsproeven van Cheribonriet met Canne-morte. Archief II. 1894, p. 807.
R. J. Bourricius, Archief III. 1895, p. 976.
J. H. Wakker, Onze zaadplanten van het jaar 1893. Archief I, p. 386.
J. D. Kobus, De zaadplanten der kruising van Cheribonriet, met de Engelsch-Indische varieteit Chunnee. Archief VI, 1898, p. 625.
W. Kruger, Das Zuckerrohr und seine Kultur, p. 24.
J. Jeswiet, Beschrijving der soorten van het suikerriet. Derde bijdrage. Archief 1916, p. 3143.
Masato Tahara, Cytological Studies inChrysanthemum. Botanical Magazine Tokyo, Vol. XXIX 1915, p. 48.
Otto Heilborn, Zur Embryologie und Zytologie einigerCarex-arten. Svensk. Bot. Tidskr. 12. 1918.
G. Tischler, Untersuchungen ueber die Entwicklung des Bananen-Pollens. Arch. f. Zellforschung V. 910.
A. D'Angremond, Parthenocarpie und Samenbildung bei Bananen. Flora 107. 1915, p. 57–110.
W. J. Franck, Somatische kern- en celdeeling en microsporogenese bij het suikerriet. Diss. 1911.
Yoshinari Kuwada Ueber die Chromosomenzahl van Zea Mays L. Botanical Magazine Tokyo. Vol. XXIX. 1915, p. 87.
S. J. Golinski, Ein Beitrag z. Entwicklungsgesch. des Androeceums und des Gynaeceums der Gräser. Bot. CBl. Bd. LV. 1893, p. 1.
L. Guignard, La double fécondation dans le Maïs. Journ. de Bot. 1901.
G. Wilbrink enF. Ledeboer, De geslachtelijke voortplanting bij het suikerriet. Arch. XIX. 1911, p. 368.
J. Kuyper, De groei van bladschijf, bladscheede en stengel van het suikerriet. Arch. v. d. Suikerindustrie in Ned. Indië. 23ste jrg. 1915, p. 532 and 533.
Pollenmothercells and Embryosacmothercells.
J. Jeswiet. Een zestal rietsoorten, die meermalen als bijmenging in 100 POJ voorkomen. Rietsoort Fidji. Arch. voor de suikerindustrie.24 1913 p. 1325.
J. Jeswiet. Zestien oorspronkelijke Rietsoorten uit den Maleischen Archipel. ibid.28 1920 p 2183.
F. Benecke. Over Suikerriet uit “zaad”, Mededeelingen van het Proefstation, “Midden-Java” 1889 p 51.
E. Strassburger. Das Botanische Praktikum. 5te Auflage. 1913 p. 71.
ibid.E. Strassburger. Das Botanische Praktikum. 5te Auflage. 1913 p. 64
ibid.E. Strassburger. Das Botanische Praktikum. 5te Auflage. 1913 p. 70.
Ch. J. Chamberlain. Methods in Plant Histology. Third revised edition 1915.
T. J. Stomps. Kerndeeling en Synapsis bijSpinacia oleracea L. Dissertatie 1910, p. 26.
Fig. 11 shows a crossection of a part of an anther ofGlagah Kepandjen; here one sees 6 aequatorial plates simultaneously. To investigate metaphases cross-sections are best, because more nuclear plates occur perpendicular than parallel to the longitudinal axis of the anther. To study the diakinesis-stage longitudinal sections however are preferable.
Additional information
Translated from the Dutch in “Mededeelingen van het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie”. Archief van de Suikerindustrie in Nederlandsch-Indië 1922 p. 1–111.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Bremer, G. A cytological investigation of some species and species hybrids within the genus saccharum. Genetica 5, 97–148 (1923). https://doi.org/10.1007/BF01489607
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF01489607