Op 20 april 1973 bezoeken vijf Amsterdamse vrouwen het Chiswick's Women Centre op de High Road in Chiswick, Londen. Ze zijn actief in de vrouwenbeweging en willen ‘iets doen’ aan vrouwenonderdrukking – die in zijn meest duidelijke en extreme vorm tot uiting komt in structureel geweld tegen vrouwen. Ze gaan in Chiswick op onderzoek uit. Daar schrikken ze van de rotzooi in en om het overvolle huis en worden een beetje misselijk van de verhalen van de vrouwen over de akelige mishandelingen die ze te verduren hebben gehad. Bij het afscheid van Erin Pizzey die ze bij dit bezoek interviewen, wenst Erin de vrouwen veel sterkte toe met het organiseren van een opvangcentrum in Amsterdam. ‘Ik durfde niet eens te bekennen dat wij eigenlijk helemaal niet van plan waren een centrum op te zetten.’, schrijft Martine van Rappard, de verslaglegster van dit bezoek.
Niet alleen waren de Amsterdamse feministes bang ten onder te zullen gaan in het algehele geredder waarmee ze het runnen van een opvangcentrum associeerden, maar ook werkte professionele hulpverlening aan mishandelde vrouwen in hun ogen averechts. Als vrouwen verstrikt raken in een geweldadige relatie is dat te wijten aan maatschappelijke structuren en niet aan hun persoonlijk falen. Na veel discussie besluiten ze toch een opvangcentrum op te richten, maar volgens het zelfhulpprincipe, en dit te runnen op basis van de bijstandsuitkeringen van bewoonsters en particuliere giften. Onder de naam Blijf Van M'n Lijf (Bvml) kraken ze in 1974 een pand, in Amsterdam. In 1982 is het uitgegroeid tot een landelijke beweging, met 20 Bvml-huizen en met heftige discussies: over het aannemen van mannen als kinderwerkers en over het vrijwilligstersprincipe. Paradoxaal genoeg kregen de bewoonsters het zelfhulpprincipe dus opgelegd. In het midden van de tachtiger jaren waren het de ‘zwarte’ medewerksters en bewoonsters die een vraagteken durfden te zetten achter deze vanzelfsprekendheid en het beleid en de werkwijze van Bvml als ‘wit’ bekritiseerden. Hierdoor begint BVML vanaf 1986 met het ontwikkelen van een stevig anti-racisme beleid en ontpopt ze zich tot een koploper in de multiculturalisatie van organisaties. Door de oorspronkelijke afkeer tegen professionele hulpverlening als obstakel voor emancipatie kiest Bvml er uiteindelijk toch niet voor haar eigen hulpverleningsmethodiek te beschrijven en te ontwikkelen. Een gemiste kans?
Preview
Unable to display preview. Download preview PDF.
Literatuur
Erin Pizzey, Scream quietly or the neighbours will hear (Londen: Penguin Books 1974), vertaling Charlotte van Besouw.
Martine van Rappard, Grietje Bosma, Noor van Crevel, Betty Vinken en Marga van Rijen.
Een citaat van Erin Pizzey (vertaling CvB) uit het verslag van het bezoek aan Chiswick's Women's Centre door Martine van Rappard. Jaarverslag Bvml Amsterdam 1974–1979, archief Bvml Amsterdam, map 1, Iiav.
Het verslag van deze bespreking bevindt zich in het archief van Bvml Amsterdam, map 1, Iiav.
Het verslag van dit onderzoek bevindt zich in het archief van Bvml Amsterdam, map 1, Iiav.
Marjon in interview afgenomen door Charlotte van Besouw (Utrecht, 2007). Neerslag in bezit van auteur.
Het verslag van deze bespreking bevindt zich in het archief van Bvml Amsterdam, map 1, Iiav.
Op 1 januari 1965 was de Algemene Bijstandswet (Abw) ingevoerd. Hiermee kwam het primaat van de armenzorg bij de overheid te liggen. Hiervoor waren kerken en particuliere instellingen hoofdverantwoordelijken. Dat gebeurde op basis van vrijwilligheid, maar voortaan was bijstand een recht. Onbedoeld neveneffect van deze wet was dat het aantal echtscheidingen in Nederland toenam: de mogelijkheid op een eigen inkomen – hoe karig ook – bood vrouwen met kinderen de mogelijkheid weg te gaan bij hun echtgenoot. Tussen 1965 en 1974 was een aparte toeslag ingevoerd voor alleenstaande ouders ter hoogte van 90% van het bijstandsniveau van een stel. In de volksmond heetten deze groep al gauw bijstandsmoeders.
Het Mai bood informatie aan burgers om hun maatschappelijke participatie te vergroten, bijvoorbeeld over mogelijkheden voor vrijwilligerswerk, politieke participatie en zinvolle vrijetijdsbesteding. Anno 2007 is ‘het bevorderen van de maatschappelijke participatie’ erop gericht om achtergebleven burgers weer in de stroom van het maatschappelijk leven op te nemen. Anno 1974 was het bevorderen van de maatschappelijke participatie meer gericht op het stimuleren van mondige burgers om vastgeroeste maatschappelijke structuren in beweging te krijgen. Emancipatie en maatschappelijke verandering stonden hoog in het vaandel.
Het Jac zette zich in voor de emancipatie van kinderen en jongeren binnen de Jeugdhulpverlening.
De kennis over Bvml Utrecht is gebaseerd op mijn eigen ervaringen als medewerkster (1977–1982).
Willy en Francis (achternamen werden in deze tijd van ‘kollektieve aksie’ bijna nooit gebruikt) van Blijf Van M'n Lijf Hengelo voeren in 1982 een inventariserend onderzoek uit naar de tot dan toe bestaande Bvml-organisaties in Nederland. Het onderzoeksverslag bevindt zich in de archieven van Bvml Amsterdam en Bvml Delft, Iiav.
Zoontjes van bewoonsters waren en zijn welkom bij Bvml zolang ze onder de 12 jaar zijn.
De verslagen van de landelijke overleggen van Bvml en van de landelijke poengroep bevinden zich in het archief van Bvml Amsterdam, Iiav.
Verslag 1986–1989, archief Bvml Amsterdam, Iiav.
Zie Kortram, ‘Multicultureel werken’, dit boek.
Verslag 1986–1989, archief Bvml Amsterdam, Iiav, pp. 42–45.
Julia da Lima (eindred.) Het klappen van de zweep: 20 jaar Blijf Van M'n Lijf Amsterdam (Utrecht: Jan van Arkel 1994). Jubileumboek waarin deskundigen hun visie geven op de ontwikkeling van Bvml.
Da Lima (1994).
Voor zover ik weet, is er geen landelijk centraal overzicht hoe het alle Bvml-huizen is vergaan.
Evita Noij in interview afgenomen door Charlotte van Besouw (Rotterdam, 2007). Evita Noij ging in 1983 werken bij de Vrouwenopvang die toen viel onder het Centrum voor Dienstverlening. In 1985 werd deze vrouwenopvang zelfstandig onder de naam Vor (Vrouwenopvang Rijnmond). In 1990 fuseerden alle vrouwenopvanghuizen in Rotterdam tot de Vr (Vrouwenopvang Rotterdam), nu Arosa. Evita is nu coördinator van de voorlichting.
Drifa Douairi in interview afgenomen door Charlotte van Besouw (Amersfoort, 2007).
Editor information
Copyright information
© 2008 Bohn Stafleu van Loghum
About this chapter
Cite this chapter
van Besouw, C. (2008). Hulpverlening? An me nooit niet!. In: van Mens-Verhulst, J., Waaldijk, B. (eds) Vrouwenhulpverlening 1975-2000. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-6307-0_2
Download citation
DOI: https://doi.org/10.1007/978-90-313-6307-0_2
Publisher Name: Bohn Stafleu van Loghum, Houten
Print ISBN: 978-90-313-5542-6
Online ISBN: 978-90-313-6307-0
eBook Packages: Dutch language eBook collection