Op 18 maart 2017 overleed Harma Bouwman, zij mocht 71 jaar oud worden.

Geplaagd door recidiverende CVA’s leidde zij de laatste jaren noodgedwongen een teruggetrokken leven. Haar beperkingen beletten haar om zich nog langer bestuurlijk in te zetten.

Dát was juist haar talent. Oudere collega’s zullen zich Harma ongetwijfeld herinneren uit een reeks voorzitterschappen waaronder de vereniging van GMD-artsen, de afdeling Sociale Verzekeringen van de NCHP, de LVSG en haar lidmaatschap van het bestuur van de SBBV.

Zelf heb ik Harma in 1981 leren kennen in haar rol van districtsverzekeringsgeneeskundige van de GMD Hilversum. Daarbij viel op dat zij in het destijds bestaande S-overleg met functionarissen van de bedrijfsverenigingen veel strikter was dan haar voorganger. Het maken van ‘dealtjes’ werd vervangen door ‘by the book’. Dat was natuurlijk wel zo zuiver.

De volgende ontmoeting in een andere rol was medio jaren 1980 bij het aaneensmeden van artsen-verenigingen in het vakgebied verzekeringsgeneeskunde tot een nieuwe vakbondsafdeling bij de NCHP, de Nederlandse Centrale voor Hoger Personeel. De artsen bij GAK en GMD waren al vertegenwoordigd in eigen verenigingen, voor de artsen bij de zelfadministrerende bedrijfsverenigingen werd ad hoc een koepel in het leven geroepen. Als initiatiefnemer nam Harma als vanzelfsprekend het voorzitterschap op zich. Dit deed ze zoals ze was, consequent en hoog gestructureerd.

Harma verliet de GMD en stapte over naar de centrale medische dienst van het GAK. Dit betekende het neerleggen van haar rol bij de NCHP, inmiddels omgevormd tot VHP, de Vereniging voor Hoger Personeel. Dat maakte voor haar ruimte vrij zich bestuurlijk te richten op de KNMG. Als voorzitter van de LVSG (Landelijke Vereniging van Sociaal Geneeskundigen) zette zij zich in voor de brede groep artsen in de vele takken van sport binnen de sociale geneeskunde. Uit meerdere voorzitterscolumns in Medisch Contact bleek haar inzet voor en betrokkenheid met de onderdelen van de sociale geneeskunde.

De focus verschoof daarmee van zuivere collectieve belangenbehartiging naar bevorderen van vakinhoud en professionele ruimte. Ook dit ging haar goed af.

Eind jaren 90 kwam vrij abrupt een einde aan haar ‘openbare’ leven. De liefde trok haar naar Zeeland en zij schakelde tegelijkertijd ook over naar de bedrijfsgezondheidszorg, en wel in de spreekkamer. Een enkele bestuurlijke rol zette zij voort, bij de SBBV (Stichting tot Bevordering van de Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde) ontmoetten wij elkaar weer, zij nog steeds getooid met haar Groningse accent.

Terugkijkend op het meer openbare deel van haar arbeidzame leven komt een heikel thema als rode draad naar voren. In haar tijd was zij één van de eerste vrouwen die in het vakgebied verzekeringsgeneeskunde meerdere leidende rollen vervulde. Dát in een omgeving die werd gedomineerd door mannen, van wie enkelen zeer ‘van de oude stempel’ waren. Daar kon en wilde Harma zich niet naar voegen en dat leidde voorspelbaar tot fricties, soms met verregaande gevolgen.

De rouwadvertentie in de NRC werd gesierd door het epitheton ‘begenadigd arts’, voor mij herkenbaar. In onze langjarige samenwerking had ik met Harma geen fricties. Afspraak was afspraak en het belang van de collega’s stond altijd voorop.

Terugblikkend markeer ik in dank Harma’s kenmerkende karaktertrekken: duidelijk, rechtlijnig, volhardend, verantwoordelijk, trouw, kundig, belezen.

Met Harma Bouwman is een loyale en bevlogen collega heengegaan, die het fundament legde onder het Professioneel Statuut voor verzekeringsartsen.