figure 1

Onze kleinzoon helpt opa met sjouwen van haardvuurhout. In zijn kleine kruiwagen ligt een flink blok. Hij loopt een klein stukje, maar stopt er dan weer mee. Hier ben ik te klein voor, besluit hij en kijkt rond wat hij nu zal gaan doen. Hij ziet het loopfietsje waar hij tot nu toe niet op paste, maar dat hem blijft uitnodigen. Hij probeert op het zadel te gaan zitten en dit keer lukt het. ‘De fiets is kleiner geworden!’, juicht hij.

Ik moet denken aan Angelo. Uithuisgeplaatst rond z’n veertiende, kwam hij bij ons in een groep wonen. Daar leerde hij heel snel hoe het spel gespeeld moest worden. Als een kameleon bewoog hij zich door de groepsregels heen, tijdens de individuele mentorgesprekken gaf hij correcte antwoorden en simuleerde hij goed gedrag. Daarbuiten ging hij zijn eigen gang, spijbelde en blowde. Hij liet zich niet kennen, maar werd daardoor ook niet gekend. Hij ging de strijd met het gewicht van zijn kruiwagen niet aan.

Zijn begeleiders kwamen niet verder met hem en hij moest de groep verlaten, terug naar zijn moeder. Op dat moment moest hij het monster in de ogen kijken: de verloren jeugd, de verwoeste dromen, de rafelige relaties. Hij vertrok, maar niet naar huis. Een paar weken later nam hij, vanuit het drugspand waar hij af en toe sliep, contact op met zijn mentor en vroeg of hij terug mocht komen. Zijn mentor nam het voor hem op: als wij Angelo laten vallen, zal zijn fiets altijd te groot blijven. Hij mocht terugkomen.

Toen hij zelf zijn kruiwagen kon dragen en zijn fiets kon besturen, kwam hij wederom terug. Maar nu over de rode loper. We vroegen hem voor de cliëntenraad en hij werd de motor achter een netwerk van jongeren die elkaar ondersteunen en hun ervaringsdeskundigheid aanbieden aan andere jongeren en organisaties. Bovendien werkt hij zelf als groepsleider. Mensen als Angelo helpen ons om tot juiste keuzen te komen. Zulke ervaringsdeskundigheid is goud, en dus goede arbeidsvoorwaarden waard.