Welkom bij dit tweede nummer van 2024, met veel aandacht voor opvoedings-problematiek, twee mooie artikelen over de relatie onderzoek en praktijk in de systeemtherapie en een artikel over autisme.

We starten met een artikel van Resnik et al., uit ‘Journal of Family Psychology’. Ik kan mij niet heugen dat wij in ons blad ooit zo’n degelijk onderzoek hebben opgenomen over preventie van opvoedingsproblemen. Het gaat om een gerandomiseerd effectonderzoek bij ouders van 321 kleuters bij wie een aantal korte preventieve gezinsinterventies is gedaan rond proactief opvoeden. Een derde van de ouders vormde de controlegroep, die kregen geen interventies aangeboden. De interventies worden inhoudelijk zeer duidelijk beschreven, waarmee de relevantie voor de praktijk zeer hoog is. Ik kan me voorstellen dat dergelijke preventieprogramma’s nuttig zijn voor gezinnen met een verhoogd risico op opvoedingsproblemen, en dat deze uitgevoerd kunnen worden vanuit consultatiebureaus of wijkteams in de jeugdzorg.

Een artikel dat daar dicht tegenaan ligt komt van Philipp et al. Het komt uit ‘Family Process’ en gaat ook over kortdurende interventies, in dit geval bij gezinnen waarin kinderen tot 10 jaar mentale problemen lijken te ontwikkelen. Het gaat hier niet om (effect)onderzoek maar om een programma van drie gezinstherapeutische sessies die in feite ook preventief bedoeld zijn, maar dan voor gezinnen waarin het probleem zich al wel aftekent.

In het volgende artikel van Blanchard et al., uit ‘Journal of Family Psychology’, gaan we nog een stapje verder in de tijdlijn van de ontwikkeling van gezins- en opvoedingsproblemen: het moment waarop ouders door het opvoeden uitgeput raken. Het is een zeer relevant onderwerp: recente maatschappelijke ontwikkelingen geven er blijk van dat het risico voor ouders op burn-out is vergroot en het zou ons zelfs verrassen als dat niet zo was. Ontwikkelingen als de toename van armoede, de coronacrisis, en – specifiek voor Nederland – de toeslagenaffaire, maar ook het in de klinische praktijk toenemend aantal aanvragen voor diagnostiek van ADHD en autisme wijzen erop dat kinderen opvoeden tegenwoordig ingewikkelder en vermoeiender is dan een aantal decennia geleden. Het is dan ook zeer welkom dat er aandacht is voor het uitgeput raken van ouders. Het artikel is niet lichtvoetig, ook omdat de auteurs denken en werken vanuit de netwerkbenadering, een relatief jonge theorie die nog niet bij iedereen bekend zal zijn. Deze benadering gaat ervan uit dat psychische stoornissen uit een netwerk van symptomen bestaan die causaal met elkaar verbonden zijn. Zo zijn er van depressie en eetstoornissen al interessante analyses verschenen, die ook kunnen helpen bij casusconceptualisaties in de praktijk (zie het ‘Tijdschrift voor Gedragstherapie’, maart 2021). Echter, de empirische onderbouwing van het daadwerkelijk bestaan van die causaliteiten in een netwerk zal niet makkelijk zijn, en het onderzoek staat nog in de kinderschoenen. En dan is er ook nog het onderscheid tussen gelijktijdige aanwezigheid van symptomen en de aanwezigheid over een bepaalde periode: het temporele netwerk. Juist ook voor de systeembenadering is zo’n netwerkbenadering interessant, omdat ze ook de relatie tussen context en klachten kan verhelderen. Los van deze nieuwe theoretische invalshoek bevat het artikel ook andere nuttige informatie over de ontwikkeling van een burn-out bij ouders. Jammer is wel dat de auteurs daarbij alleen ingaan op burn-out klachten van moeders, terwijl het nu juist zo interessant zou zijn om de gehele gezinscontext onder de loep te nemen. Maar het begin is er.

De volgende twee artikelen uit ‘Family Process’ vormen een reflectie op het wetenschappelijk onderzoek naar systeemtherapie. Volgens auteurs Loras et al. zijn er te grote tegenstellingen ontstaan over de wijze waarop er al dan niet onderzoek kan worden gedaan naar (de effecten van) systemisch behandelen. Auteurs trekken hier en daar fel van leer in hun pleidooi om de kloof tussen traditioneel wetenschappelijk onderzoek en postmodern geïnspireerd – vaak kwalitatief – onderzoek niet groter te laten worden en pleiten tegen verdere polarisatie tussen positivistisch en postmodern onderzoek. De redactie van Gezinstherapie Wereldwijd heeft altijd gewaarschuwd voor het idee dat alleen gerandomiseerd controle-onderzoek ware kennis kan opleveren over ons vak, en deze auteurs houden dus een pleidooi waar wij alleen maar achter kunnen staan. Het artikel van Whittaker et al. borduurt hierop voort, door vanuit de positie van onderzoeker èn die van praktiserende systeemtherapeut te pleiten voor integratie van kennis die vanuit verschillende epistemologische uitgangspunten is ontstaan. De twee artikelen zijn moeilijk samen te vatten, maar zijn zeker het lezen waard en inspirerend voor opleiders die zich bezighouden met de integratie van theorie, wetenschappelijk onderzoek en praktijk van aankomende systeemtherapeuten.

In Nederland pleit o. a. Jim van Os voor democratisering van de behandelrelatie en daaronder valt ook het eigenaarschap van cliënten en patiënten van hun eigen diagnose (Van Os, “De DSM‑5 voorbij”, BSL, 2017). Het is een stellingname die de meeste systeemtherapeuten niet tegen de borst zal stuiten. Het artikel van Wilson et al., uit ‘Couple and Family Psychology’, kan gezien worden in het licht van een daarbij aansluitende cultuurverandering binnen de ggz. Het betreft een onderzoek naar de wensen van ouders rond de rapportage van diagnostisch onderzoek naar autisme. Dit onderwerp is om twee redenen actueel en relevant: de in de klinische praktijk duidelijk zichtbare toename van het aantal aanvragen van diagnostiek van autisme en de recente, vrij ingrijpende veranderingen in de DSM‑5 ten aanzien van deze diagnose. Auteurs sluiten aan bij deze cultuurverandering; in plaats van de diagnosticus die van bovenaf het oordeel velt over het kind, worden ouders als mede-deskundigen betrokken bij het diagnostisch proces. Op basis van interviews met 30 ouderparen komen auteurs tot een tiental nuttige aanbevelingen, waarin ook aandacht is voor de bredere systemische context, zoals de school van het kind. Graag verwijs ik hierbij naar een artikel in Gezinstherapie Wereldwijd (GTWW nr. 2, 2022) over een longitudinaal onderzoek naar hoe ouders betekenis verlenen aan het gedrag van hun kind met deze diagnose.

De redactie wenst u veel plezier bij het lezen van dit interessante nummer.

Lot Wouda,

Hoofdredacteur ‘Gezinstherapie Wereldwijd’