Samenvatting
Een gerichte allergietest is nuttig voor de diagnose van een allergische ziekte. Er worden echter veel allergietesten aangeboden en niet elke test is altijd zinnig. Bij een allergie wordt in eerste instantie een ziektekundige diagnose gesteld (astma, eczeem, hooikoorts etc.) op basis van de anamnese en vervolgens een oorzakelijke diagnose. Voor de oorzakelijke diagnose zijn de allergietesten bedoeld, maar ook hierbij is de anamnese vaak onontbeerlijk.
De diagnose van IgE-gemedieerde allergie wordt ondersteund door huidpriktesten en/of met een bloedonderzoek waarbij de hoogte van het IgE (sIgE) tegen specifieke allergenen wordt gemeten. Deze testen kunnen al vanaf jonge leeftijd ingezet worden. Bij aanhoudende twijfel kan een provocatie, zoals een placebogecontroleerde dubbelblinde voedselprovocatie, worden uitgevoerd.
Naast een IgE-gemedieerde reactie, bestaat er ook T‑celgemedieerde allergie. Contacteczeem is een voorbeeld van deze type IV-reactie. Het uitlokkende allergeen kan met een plakproef achterhaald worden.
Er is ook een aantal (online) laboratoria die IgG-testen tegen voedseleiwitten aanbieden als allergietest. Dit soort testen wordt niet aangeraden, aangezien de productie van IgG een gezonde reactie is op voedseleiwitten en er geen causale relatie bestaat met voedselallergie.
Literatuur
Johansson SG, Bieber T, Dahl R, Friedmann PS, Lanier BQ, Lockey RF, et al. Revised nomenclature for allergy for global use: report of the Nomenclature Review Committee of the World Allergy Organization, October 2003. J Allergy Clin Immunol. 2004;113(5):832–6.
Heinzmann A, Deichmann KA. Genes for atopy and asthma. Curr Opin Allergy Clin Immunol. 2001;1(5):387–92.
Bock SA. Prospective appraisal of complaints of adverse reactions to foods in children during the first 3 years of life. Pediatrics. 1987;79(5):683–8.
May CD, Bock SA. A modern clinical approach to food hypersensitivity. Allergy. 1978;33(4):166–88.
Stapel SO, Asero R, Ballmer-Weber BK, Knol EF, Strobel S, Vieths S, et al. Testing for IgG4 against foods is not recommended as a diagnostic tool: EAACI task force report. Allergy. 2008;63(7):793–6.
Gocki J, Bartuzi Z. Role of immunoglobulin G antibodies in diagnosis of food allergy. Postepy Dermatol Allergol. 2016;33(4):253–6.
Macy E, Contreras R. Health care use and serious infection prevalence associated with penicillin ‘allergy’ in hospitalized patients: a cohort study. J Allergy Clin Immunol. 2014;133(3):790–6.
Tiemessen MM, Ieperen-van Dijk AG van, Bruijnzeel-Koomen CA, Garssen J, Knol EF, et al. Cow’s milk-specific T‑cell reactivity of children with and without persistent cow’s milk allergy: key role for IL-10. J Allergy Clin Immunol. 2004;113(5):932–9.
Aalberse JA, Thuijl AO van, Meijer Y, Jager W de, Palen-Merkus T van der, Sprikkelman AB, et al. Plasma IL-25 is elevated in a subgroup of patients with clinical reactivity to peanut. Clin Transl Allergy. 2013;3(1):40–3. https://doi.org/10.1186/2045-7022-3-40.
Hoffmann HJ, Santos AF, Mayorga C, Nopp A, Eberlein B, et al. The clinical utility of basophil activation testing in diagnosing and monitoring allergic disease. Allergy. 2015;70(11):1393–405.
Aalberse RC, Aalberse JA. Molecular allergen-specific IgE assays as a complement to allergen extract-based sensitization assessment. J Allergy Clin Immunol Pract. 2015;3(6):863–9.
Flinterman AE, Hoffen E van, Hartog Jager CF den, Koppelman S, et al. Children with peanut allergy recognize predominantly Ara h2 and Ara h6, which remains stable over time. Clin Exp Allergy. 2007;37(8):1221–8.
Author information
Authors and Affiliations
Corresponding author
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Aalberse, J.A. Zin en onzin van allergietesten. Bijblijven 33, 420–425 (2017). https://doi.org/10.1007/s12414-017-0250-x
Published:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/s12414-017-0250-x