Samenvatting
De rechtbank Dordrecht wees op 15 december 2006, onder nummer AWB 05/709 vonnis in een geschil tussen een verzekerde en het indicatieorgaan over de afwijzing van een vervolgindicatie voor huishoudelijke hulp. Het indicatieorgaan had een indicatie verleend voor de functie activerende begeleiding maar geen indicatie voor huishoudelijke verzorging. Volgens het protocol Gebruikelijke zorg moet de partner van eiseres de huishoudelijke activiteiten die zij als gevolg van haar lichamelijke handicap niet kan verrichten, overnemen. Volgens het indicatieorgaan was van objectieve medische gronden op basis waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat sprake was van een psychische en/of fysieke overbelasting van de partner niet gebleken. Eiseres was het hier niet mee eens, omdat met de huisarts was besproken dat de partner te zwaar werd belast. Zij beklaagde zich er voorts over dat het indicatieorgaan en het CVZ zich niet aan de wettelijke beslis- en adviestermijnen hadden gehouden. Op grond van deze onrechtmatige besluitvorming vorderde zij materiële en immateriële schadevergoeding.
Author information
Authors and Affiliations
Rights and permissions
About this article
Cite this article
, . 593 Immateriële Schadevergoeding In Verband Met Schending Van Redelijke Beroeps- En Adviestermijn. ZOFI 6, 40–41 (2007). https://doi.org/10.1007/BF03093885
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03093885