Skip to main content
Log in

NHG-Farmacotherapeutische richtlijn Rosacea

Eerste herziening

  • NHG-Farmacotherapeutische richtlijn
  • Published:
Huisarts en Wetenschap Aims and scope

Samenvatting

Azelaïnezuurcrème heeft naast metronidazolcrème een plaats gekregen in de behandeling van papulopustuleuze rosacea.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Epidemiologie

    Rosacea valt onder de algemene ICPC-code S99.3. In een Zweeds (niet-representatief) onderzoek onder kantoorpersoneel werd een prevalentie van 10% gevonden (14% vrouwen en 5% mannen). 81% had rosacea met erytheem en teleangiectasiën, 19% rosacea met papels en pustels [Berg 1989].

  2. Subtypen van rosacea

    In een overzichtsartikel worden vier belangrijke subtypen van rosacea onderscheiden: het erythematoteleangiectatische, het papulopustulaire, het phymateuze (rhinophyma) en het oculaire type. De opvatting dat rosacea zich in de loop van de tijd ontwikkelt van erytheem tot een phymateuze vorm vindt weinig bijval meer. Volgens de huidige inzichten wordt rosacea beschouwd als het overkoepelende ziektebeeld waaronder de hierboven genoemde subtypen vallen. Naarmate er meer bekend wordt over de pathofysiologie en het effect van behandeling bij specifieke patiëntgroepen is verdere differentiatie niet uitgesloten [Crawford 2004].

  3. Rhinophyma en alcoholgebruik

    In een retrospectief patiënt-controleonderzoek in Schotland onder patiënten die een chirurgische behandeling van rhinophyma (n = 45) ondergingen, werd geen verschil in alcoholgebruik gevonden in vergelijking met patiënten (n = 48) bij wie een ooglidcorrectie was uitgevoerd [Curnier 2004]. Door de methodologische tekortkomingen van dit onderzoek is de vraag of er een causaal verband is met alcoholgebruik echter nog niet beantwoord.

  4. Pathofysiologie

    In de literatuur worden verschillende factoren genoemd die mogelijk rosacea kunnen veroorzaken. Tot deze factoren behoren veranderingen in de vascularisatie en opbouw van de huid (degeneratie van bindweefsel, veranderingen in de haarfollikel en de talgklier), zonlicht, bepaalde genees- of voedingsmiddelen en de aanwezigheid van micro-organismen (Helicobacter pylori, Demodex folliculorum). De betekenis van de genoemde factoren voor het ontstaan of persisteren van de verschillende vormen van rosacea is onduidelijk en staat nog ter discussie.

    Bij een groot aantal geneesmiddelen wordt flushing als bijwerking genoemd. De belangrijkste middelen zijn ACE-remmers, calciumantagonisten, nitraten, opiaten en sildenafil [Aronson 2006, Izikson 2006]. Ook bij gebruik van alcohol in combinatie met sulfonyluereumderivaten worden flushes gemeld [De Groot 2005b].

    Voor de beschrijving van de pathofysiologie en de diagnostiek is gebruik gemaakt van leerboeken en overzichtsartikelen. Er werden geen onderzoeken gevonden over het beloop van de aandoening [Crawford 2004, De Groot 2005a, Eekhof 2007, Van Vloten 2000, Powell 2005, Sillevis Smitt 2004, Thissen 2001].

  5. Differentiaaldiagnose

    In een overzichtsartikel worden als oorzaken van flushing onder andere ook mastocytose, bindweefselziekten en neurologische aandoeningen (ziekte van Parkinson) genoemd, maar deze aandoeningen komen in de huisartsenpraktijk zeer zelden voor. Bij rosacea wordt ook voorbijgaand erytheem beschreven; bij menopauzale vrouwen kan dit lastig te onderscheiden zijn van opvliegers [Crawford 2004, De Groot 2005a, Izikson 2006].

  6. Beleid

    Het beleid is gebaseerd op de resultaten van het (beperkte) beschikbare onderzoek, een overzichtsartikel en een richtlijn van de National Health Service over rosacea (http://www.cks.library.nhs.uk/rosacea) [De Groot 2005a].

  7. Metronidazol lokaal

    Werking: metronidazol heeft een antibacterieel, antiprotozoair, anti-inflammatoir en immunosuppressief effect. Het werkingsmechanisme van metronidazol bij rosacea is onbekend. Na lokale applicatie worden slechts zeer geringe hoeveelheden geabsorbeerd. Metronidazol voor lokale behandeling is verkrijgbaar in een 1% of 0,75% crème of als 0,75% hydrogel [Commissie Farmaceutische Hulp 2008].

    Werkzaamheid: in een systematische review werd de effectiviteit van metronidazolcrème in vergelijking met placebo aangetoond na pooling van de resultaten van twee onderzoeken (n = 174). In beide onderzoeken werden patiënten met verschillende vormen van rosacea gedurende twee maanden behandeld met metronidazolcrème 1% 1 of 2 dd. Op de uitkomstmaat ‘verbetering volgens de patiënt’ was het resultaat in de metronidazolgroep gunstiger (68/90) dan in de placebogroep (32/84) (OR 6,0; 95%-BI 3,0 tot 12,1). In de review wordt een dubbelblinde ‘split-face’ RCT beschreven, waarin aan één zijde van het gelaat metronidazolgel 0,75% werd toegepast en aan de andere zijde placebo bij patiënten met matig ernstig rosacea en (ten minste) erytheem. Ook in deze RCT werd een gunstig resultaat van metronidazol gevonden (OR 7,0; 95%-BI 2,5 tot 20,0). In de gepoolde onderzoeken werd geen verschil in uitval of in aantal gemelde bijwerkingen gevonden [Van Zuuren 2005]. Een na de systematische review gepubliceerd open-label multicenteronderzoek (n = 582) met metronidazolgel 0,75% had volgens patiënten een gunstig effect, maar dit heeft door de methodologische tekortkomingen van het onderzoek (niet vergelijkend, niet dubbelblind, 24% uitval) weinig waarde [Wolf 2007]. In de eerder genoemde review werden twee dubbelblinde RCT’s geïncludeerd die metronidazolcrème met azelaïnezuurcrème vergeleken bij patiënten met papulopustulaire rosacea. In beide onderzoeken had, naar het oordeel van de patiënt, 2 dd azelaïnezuurcrème 15% of metronidazolcrème 0,75% een vergelijkbaar gunstig effect. In één onderzoek werd naar het oordeel van de onderzoekers een grotere verbetering met azelaïnezuur gezien (86/124) dan met metronidazol (70/127) (OR 1,8; 95%-BI 1,1 tot 3,1). Met metronidazol werden minder bijwerkingen gemeld dan met azelaïnezuur. Vergelijking van metronidazolcrème 1% 2 dd met oraal (oxy)tetracycline 250 mg 2 dd in twee dubbelblinde RCT’s (n = 126) liet geen significant verschil in effectiviteit zien [Van Zuuren 2005].

    Bijwerkingen: metronidazol kan lokale huidreacties tot gevolg hebben, zoals voorbijgaande roodheid, irritatie, jeuk en een brandend of stekend gevoel, die moeilijk te onderscheiden zijn van de verschijnselen van de aandoening zelf [Commissie Farmaceutische Hulp 2008]. Omdat gegevens over schadelijke effecten tijdens de zwangerschap ontbreken wordt lokaal gebruik van metronidazol tijdens de zwangerschap afgeraden. Het middel kan indien nodig wel tijdens de lactatie gebruikt worden [De Gier 2006].

    Conclusie: uit de resultaten blijkt dat metronidazolcrème effectief is voor de behandeling van rosacea. Omdat de meeste onderzoeken zijn gedaan onder patiënten bij wie naast erytheem ook papulopustels aanwezig waren, ligt de inzet van dit middel bij deze patiëntengroep het meest voor de hand. De effectiviteit van metronidazolcrème 1% is beter onderbouwd dan die van metronidazolgel 0,75%.

  8. Azelaïnezuur

    Werking: azelaïnezuur is een dicarbonvetzuur met een anti-inflammatoire en keratolytische werking. Het werkingsmechanisme bij rosacea is niet bekend. In Nederland is azelaïnezuur als FNA-preparaat verkrijgbaar in een 20% lanettecrème.

    Werkzaamheid: uit een meta-analyse van de resultaten van drie dubbelblinde RCT’s onder patiënten met papulopustulaire rosacea bleek na twaalf tot dertien weken behandeling met azelaïnezuurcrème (15-20%) of placebo verbetering op te treden bij respectievelijk 64% en 40% (OR 2,5; 95%-BI 1,8 tot 3,3). Dit gunstige effect werd ook gevonden in een ‘split-face’ placebogecontroleerde RCT (n = 33), met 48% verbetering versus 3%. De onderzoekers vonden geen significant verschil in het aantal gemelde bijwerkingen (brandend, stekend gevoel of irritatie) [Van Zuuren 2005]. Onderzoeken waarin azelaïnezuur met metronidazol zijn vergeleken, worden besproken onder metronidazol (noot 7).

    Bijwerkingen: soms branderigheid, jeuk, droogheid en roodheid.

    Aandachtspunten: vermijd contact met ogen en slijmvliezen. Over de veiligheid van het gebruik tijdens zwangerschap of lactatie zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. Derhalve wordt het gebruik tijdens de zwangerschap of lactatie afgeraden [Commissie Farmaceutische Hulp 2008].

    Conclusie: azelaïnezuur blijkt effectief voor de behandeling van papulopustulaire rosacea. Waarschijnlijk is de effectiviteit van azelaïnezuurcrème vergelijkbaar met die van metronidazolcrème.

  9. Zonwerende crème en camouflagecrème

    Indien de patiënt aangeeft dat de klachten verergeren onder invloed van zonlicht kan een zonwerende crème worden geadviseerd. Onderzoek naar het preventieve effect van zonwerende crème werd niet gevonden. Camouflagecrème kan cosmetische verbetering geven bij rosacea met licht erytheem. De patiënt kan hiervoor worden verwezen naar een erkende huidtherapeut.

  10. Tetracycline

    Werking: de precieze werking van antimicrobiële middelen bij rosacea is niet bekend. Het mechanisme berust waarschijnlijk op immunomodulerende en anti-inflammatoïre effecten.

    Werkzaamheid: in een systematische review werden drie dubbelblinde RCT’s geïncludeerd die vier tot zes weken behandeling met (oxy)tetracycline (2 dd 250 mg) of placebo vergeleken bij patiënten met overwegend erythematopapulopustulaire rosacea. Meta-analyse van de resultaten van drie RCT’s waarin de onderzoeker het resultaat van de behandeling beoordeelde, toonde bij 77% van de met tetracycline en 35% van de met placebo behandelde patiënten (n = 152) een gunstig effect (OR 6,1; 95%-BI 3,0 tot 12,4). Beperkingen bij de interpretatie van de resultaten waren dat de uitval en gemelde bijwerkingen niet duidelijk werden weergegeven. In een van de RCT’s bleek tetracycline op de uitkomstmaat ‘verbetering volgens de patiënt’ iets effectiever dan placebo maar dit verschil was niet significant (OR 2,6; 95%-BI 0,7 tot 9,6). In één van de gepoolde RCT’s werd het effect van oraal tetracycline op rosacea van het gezicht en de oogleden bestudeerd en bleek herhaalde behandeling met tetracycline een recidief gedurende drie tot zes maanden na de behandeling te voorkómen.

    In één dubbelblind onderzoek (n = 40) werd geen significant verschil in effect gezien tussen twaalf weken orale behandeling met oxytetracycline (250 mg 2 dd) of metronidazol (200 mg 2 dd).

    In twee placebogecontroleerde dubbelblinde multicenter RCT’s (n = 169, n = 268) werden naar het oordeel van de onderzoeker (bij een uitgangswaarde aantal van ongeveer 20) ongeveer de helft c.q. een kwart minder papels en/of pustels gevonden na behandeling met respectievelijk 1 dd 40 mg doxycycline of placebo gedurende zestien weken. Het effect op de verandering van erytheem was nauwelijks klinisch relevant [Del Rosso 2007]. Doxycycline 40 mg (met gereguleerde afgifte) is in Nederland niet verkrijgbaar. Over de effectiviteit van minocycline werd geen goed onderzoek gevonden.

    Conclusie: er zijn aanwijzingen dat orale antimicrobiële middelen bij papulopustulaire en oculair gelokaliseerde vormen van rosacea effectief zijn, maar meer onderzoek is nodig om uitspraken te kunnen doen over de optimale duur en de invloed op recidieven. Omdat het meeste onderzoek is gedaan met tetracycline 2 dd 250 mg en doxycycline niet in een dosering van 40 mg beschikbaar is heeft tetracycline onze voorkeur.

  11. Metronidazol oraal

    In een systematische review werd geen goed opgezet onderzoek gevonden waarin metronidazol oraal met placebo werd vergeleken. In één dubbelblinde RCT werd zes weken orale behandeling met metronidazol in combinatie met hydrocortisoncrème met placebo en hydrocortisoncrème vergeleken. Behandeling met metronidazol of placebo bleek bij respectievelijk 71% en 15% van de patiënten een verbetering te geven (OR 13,8; 95%-BI 2,1 tot 92,0). In één dubbelblind onderzoek (n = 40) werd geen significant verschil in effect gezien tussen twaalf weken orale behandeling met oxytetracycline (250 mg 2 dd) of metronidazol (200 mg 2 dd) [Van Zuuren 2005].

    Conclusie: waarschijnlijk heeft orale behandeling met metronidazol een gunstig effect, maar door het gebrek aan onderzoek en kennis over de mogelijke bijwerkingen bij langdurig gebruik is een plaatsbepaling niet mogelijk.

  12. CO-laser, schaafexcisie, IPL-therapie 2

    In de tweede lijn wordt ter behandeling van erytheem, teleangiectasiën en rhinophyma (CO2-)lasertherapie toegepast. Bij rhinophyma wordt ook cryocoagulatie of excisie met een huidschaaftechniek toegepast [Van Vloten 2000, Ten Koppel 2005]. In prospectief onderzoek bij patiëntenseries worden gunstige effecten maar ook lokale bijwerkingen (purpura, postinflammatoire hyperpigmentatie) van lasertherapie en Intense Pulse Light (IPL) therapie beschreven [Butterwick 2006, Kawana 2007].

    Conclusie: door het gebrek aan goed opgezet onderzoek is de waarde en plaats van bovengenoemde behandelingen voor de behandeling van rosacea onduidelijk.

  13. Overige middelen

    Isotretinoïne: bij patiënten met therapieresistente rosacea worden in patiëntenseries gunstige effecten gemeld van orale behandeling met isotretinoïne, en het middel wordt voor deze indicatie door dermatologen (ook in Nederland) toegepast [Pelle 2004]. Door het gebrek aan goed onderzoek en de kans op (ernstige) bijwerkingen wordt toepassing in de huisartsenpraktijk echter niet aanbevolen.

    Erytromycine: over de effectiviteit van dit middel werd geen goed onderzoek gevonden.

    Benzoylperoxide (lokaal): een systematische review includeerde twee dubbelblinde placebogecontroleerde onderzoeken die een gunstig effect lieten zien bij behandeling met benzoylperoxide, als monotherapie of in combinatie met clindamycine, in vergelijking met placebo. Door methodologische tekortkomingen en het beperkt aantal onderzochte patiënten is de zeggingskracht van deze onderzoeken te beperkt om benzoylperoxide aan te bevelen [Van Zuuren 2005].

    Bètablokkers: in de literatuur worden onder andere bètablokkers genoemd voor de behandeling van de klachten van roodheid of flushing, maar placebogecontroleerd onderzoek om de effectiviteit te onderbouwen werd niet gevonden.

    Conclusie: over de hier genoemde middelen is te weinig onderzoek beschikbaar om een aanbeveling te doen inzake het gebruik bij rosacea in de huisartsenpraktijk.

Literatuur

  • Bij verwijzingen naar NHG-producten: zie http://www.nhg.org.

  • Aronson JK. Meyler’s side effects of drugs: the international encyclopedia of adverse drug reactions and interactions. 15th ed. Amsterdam: Elsevier, 2006.

  • Berg M, Liden S. An epidemiological study of rosacea. Acta Derm Venereol 1989;69:419-23.

    Google Scholar 

  • Butterwick KJ, Butterwick LS, Han A. Laser and light therapies for acne rosacea. J Drugs Dermatol 2006;5:35-9.

    Google Scholar 

  • Commissie Farmaceutische Hulp. Farmacotherapeutisch Kompas 2008. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2008.

  • Crawford GH, Pelle MT, James WD. Rosacea: I. Etiology, pathogenesis, and subtype classification. J Am Acad Dermatol 2004;51:327-41.

    Google Scholar 

  • Curnier A, Choudhary S. Rhinophyma: dispelling the myths. Plast Reconstr Surg 2004;114:351-4.

    Google Scholar 

  • De Gier JJ. Commentaren Medicatiebewaking 2007/2008. Houten: Stichting Health Base, 2007.

  • De Groot AC, Van der Stek J, Sigurdsson V. Met rode koontjes: huidige inzichten van rosacea. Ned Tijdschr Derm Venereol 2005a;15:312-9.

  • De Groot MCH. Alcoholflushes bij sulfonyluereumderivaten. GeBu 2005b;39:33.

  • Del Rosso JQ, Webster GF, Jackson M, Rendon M, Rich P, Torok H, et al. Two randomized phase III clinical trials evaluating anti-inflammatory dose doxycycline (40-mg doxycycline, USP capsules) administered once daily for treatment of rosacea. J Am Acad Dermatol 2007;56:791-802.

    Google Scholar 

  • Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Opstelten W. Kleine kwalen in de huisartspraktijk. 5e dr. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg, 2007.

  • Izikson L, English JC, III, Zirwas MJ. The flushing patient: differential diagnosis, workup, and treatment. J Am Acad Dermatol 2006;55:193-208.

  • Kawana S, Ochiai H, Tachihara R. Objective evaluation of the effect of intense pulsed light on rosacea and solar lentigines by spectrophotometric analysis of skin color. Dermatol Surg 2007;33:449-54.

    Google Scholar 

  • Pelle MT, Crawford GH, James WD. Rosacea: II. Therapy. J Am Acad Dermatol 2004;51:499-512.

    Google Scholar 

  • Powell FC. Clinical practice: Rosacea. N Engl J Med 2005;352:793-803.

    Google Scholar 

  • Sillevis Smitt JH, Van Everdingen JJE, Starink ThM, De Haan M. Dermatovenereologie voor de eerste lijn. 7e dr. Houten. Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.

  • Ten Koppel PG, Vuyk HD, Neumann HA. Een huidschaaftechniek voor diagnostiek en behandeling van benigne en maligne huidtumoren in het aangezicht. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1561-7.

    Google Scholar 

  • Thissen MRTM, Neumann HA. Rosacea anno 2001. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:1778-82.

  • Van Vloten WA, Degreef HJ, Stolz E, Vermeer BJ, Willemze R. Dermatologie en venereologie. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2000.

  • Van Zuuren EJ, Graber MA, Hollis S, Chaudhry M, Gupta AK, Gover M. Interventions for rosacea. Cochrane Database Syst Rev 2005;CD003262.

  • Wolf JE, Jr., Del Rosso JQ. The CLEAR trial: results of a large community-based study of metronidazole gel in rosacea. Cutis 2007;79:73-80.

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

L.W. Draijer, huisarts en wetenschappelijk medewerker NHG, H. Folmer, huisarts en senior wetenschappelijk medewerker NHG. M.M. Verduijn, apotheker en wetenschappelijk medewerker NHG.

About this article

Cite this article

Draijer, L.W., Folmer, H. & Verduijn, M.M. NHG-Farmacotherapeutische richtlijn Rosacea. HUWE 51, 451–454 (2008). https://doi.org/10.1007/BF03086882

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03086882

Navigation