Samenvatting
De praktijkondersteuner wordt bij de begeleiding van patiënten met chronische hart- en vaatziekten of diabetes mellitus regelmatig geconfronteerd met gebruik van bloedverdunnende medicijnen (antitrombotica). De indicatiestelling, instelling en controle hiervan behoren niet tot het taakgebied van de praktijkondersteuner. Interacties, bijwerkingen en complicaties komen bij deze middelen echter vaak voor en daarom is kennis erover voor de praktijkondersteuner belangrijk. Deze punten komen in dit artikel aan de orde.
Literatuur
Farmacotherapeutisch Kompas 2009. www.fk/cvz.nl
Stalman WAB, Scheltens T, Burgers JS, Hukkelhoven CWPM, Burgers J.S. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement. http://www.nhg.org
Boode BSP, Frijling BD, Heeringa J, Rutten FH, Van den Berg PJ, Zwietering PJ, et al. NHG-Standaard Atriumfibrilleren. http://www.nhg.org
Oudega R, Van Weert H, Stoffers HEJH, Sival PPE, Schure RI, Delemarre J, et al. NHG-Standaard Diepe veneuze trombose. http://www.nhg.org
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
Auteursgegevens
Huisartsenpraktijk Binnenstad, Breedstraat 9, 2512 TS Utrecht: Jaap van der Laan en Christine Weenink, huisartsen.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van der Laan, J., Weenink, C. Antistolling: een bloedserieuze zaak. TVPO 4, 165–169 (2009). https://doi.org/10.1007/BF03086608
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03086608