Samenvatting
De crisis in het huisartsenberoep is niet alleen toe te schrijven aan een uitbreiding van de administratieve en bureaucratische kant van het werk van huisartsen, maar betreft ook de inhoud van het beroep. Op de Woudschotenconferentie van 1959 werd ‘integrale, continue en persoonlijke zorg’ als het uitgangspunt van de huisartsgeneeskunde geformuleerd. Leent deze doelstelling zich nog steeds als uitgangspunt? Dit artikel plaatst de huidige crisis in een wat breder historisch perspectief en behandelt achtereenvolgens de veranderingen in de plaats van huisartsen op de medische markt en in de klachten van patiënten.
Huisartsen kregen meer concurrentie van specialisten en van alternatieve genezers, maar desondanks breidde het aantal huisartsconsulten zich uit. In de jaren vijftig was het beroep van huisarts verbonden met het kostwinnersgezin en fungeerden moeders als poortwachters van dat gezin. De bloeitijd van dat type gezin is voorbij en mede daardoor is ook het werk van huisartsen veranderd. Mensen houden zich actief bezig met het bereiken of handhaven van een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ze zijn mondiger geworden, ze doen aan zelfmedicatie en bezoeken alternatieve genezers. Ze blijken steeds hogere verwachtingen van huisartsen te hebben en willen uitleg en overleg. Het bestaansrecht van de huisarts ligt voor patiënten nog steeds in de persoonlijke zorg, net als ten tijde van de Woudschotenconferentie.
Literatuur
Redactioneel. De weg kwijt. Huisart Wet 2000;43(12):493.
Bremer GJ. De term huisarts. In: Aulbers BJM, Bremer GJ, redactie. De huisarts van toen. Een historische benadering. Rotterdam: Erasmus Publishing, 1995:35-40.
Aulbers BJM. Over de werkzaamheden van huisartsen. In: Aulbers BJM, Bremer GJ, redactie. De huisarts van toen. Een historische benadering. Rotterdam: Erasmus Publishing, 1995:91-113.
Jaspers JB. Het medische circuit. Een sociologische studie van de ontwikkeling van afhankelijkheid tussen cliënten, artsen, ziekenfondsen en ziekenhuizen in Nederland (1865-1980). Utrecht/Antwerpen: Bohn, Scheltema en Holkema, 1985.
Sociaal en Cultureel Rapport. Rijswijk: Sociaal Cultureel Planbureau, 1998:300-1.
Van der Krogt Th. Professionalisering en collectieve macht. ‘s-Gravenhage: Vuga, 1981.
Commissie Alternatieve Geneeswijzen. Alternatieve geneeswijzen in Nederland. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1981:259.
Commissie Keuzen in de Zorg. Kiezen en delen. Rotterdam: Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Instituut voor Medische Technology Assessment, Erasmus Universiteit, 1990.
Van Wetering I. Vrouwen als winti-genezers. Rationaliteit en contradictie in de handhaving van een therapeutische traditie. In: Gijswijt-Hofstra M, redactie. Op zoek naar genezing. Medische geschiedenis van Nederland vanaf de zestiende eeuw. Amsterdam: Amsterdam University Press 1995:87-104.
Van Baal J. Trendcijfers gezondheidsenquete: medische consumptie, 1981-1996. Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandbericht Gezondheidsstatistiek. 1997(5):5-28.
Vademecum Gezondheidsstatistiek. ‘s-Gravenhage: SDU, 1998:165.
Vademecum Gezondheidsstatistiek. ‘s-Gravenhage: SDU, 1999:141-5.
Van den Bosch WJHM, Bor JHJ, Van den Lisdonk EH. Twintig jaar aanvullende diagnostiek in de huisartspraktijk, 1971-1990. Huisarts Wet 1993:36(11):365-9.
Gijsbers van Wijk CMT, Kolk AM, Van den Bosch WJHM, Van den Hogen HJM. Male and female morbidity in general practice: the nature of sex differences. SoSci Med 1992;35(5):665-78.
Foets M, Visser J. De huisarts in de praktijk. Utrecht: Nivel, 1992.
Van derVelden HGM. Huisvrouw, huisarts, huisgezin. Nijmegen: Dekker en Van de Vegt, 1971.
Shorter E. Bedside manners. The troubled history of doctors and patients. New York: Simon and Schuster, 1985.
Van Daalen R. Honderd jaar vrouwen en gezondheidsdeskundigen. In: Daalen R, Gijswijt-Hofstra M, redactie. Gezond en wel. Vrouwen en de zorg voor gezondheid in de twintigste eeuw. Amsterdam: Amsterdam University Press, 1998:15-29.
Liefbroer AC, Dykstra PA. Levenslopen in verandering. Een studie naar ontwikkelingen in de levenslopen van Nederlanders geboren tussen 1900 en 1970. Den Haag: SDU, 2000:200-2.
Hooghiemstra BTJ, Niphuis-Nell M. Sociale atlas van de vrouw. Arbeid, inkomen en faciliteiten om werken en zorg voor kinderen te combineren. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau, 1996.
Giddens A. The consequences of modernity. Cambridge: Polity Press, 1990.
Sociaal en Cultureel Rapport. Rijswijk: Sociaal Cultureel Planbureau, 1994:503.
Verbeek-Heida PM. Vrouwen en de zorg voor geneesmiddelen, 1898-1998. In: Van Daalen R, Gijswijt-Hofstra M, redactie. Gezond en wel. Vrouwen en de zorg voor gezondheid in de twingtigste eeuw. Amsterdam: Amsterdam University Press, 1998:107-21.
Voort HPM, Grundmeijer HGLM,. Hendrick JMA. NHG-NIPO-enquete ‘Huisarts en zinvol handelen’. Huisarts Wet 1995;38(8):351-4.
Redactioneel. Patiënten willen praten. Med Contact 2001;56:334.
CBS Statistisch Jaarboek ‘s-Gravenhage: SDU, 1987, 1997, 1998.
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
Afdeling Sociologie en Antropologie Universiteit van Amsterdam, Oude Zijds Achterburgwal 185, 1012 DL Amsterdam: mw.dr. R.M. van Daalen en mw.dr. P.M. Verbeek-Heida, beiden univeritair docent. Correspondentie: mw. P.M. Verbeek-Heida,
About this article
Cite this article
van Daalen, R., Verbeek-Heida, P. Het bestaansrecht van de huisarts. HUWE 44, 26–30 (2001). https://doi.org/10.1007/BF03082319
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03082319