Gevolgen op lange termijn van krachtsvermindering na meniscectomie

Samenvatting

Dit onderzoek werd gedaan om de lange-termijngevolgen te onderzoeken van instabiele spieren van de knie- extensoren van beide benen na een meniscectomie en een daaropvolgend oefenprogramma. Zestien proefpersonen werden aan het eind van een acht weken durend oefenprogramma

Appendices

Appendix Oefenprogramma

Week 1

Mobilisatie van het kniegewricht in geval van beperkte flexie of extensie. Fietsen op een ergometer (Monark): 6 minuten; 5N; 20 tot 25 km/u. Isometrische oefening van de knie- extensoren zonder externe belasting en met een gestrekte knie: 10 × 20 seconden; rustpauzen van 5 tot 10 seconden.

Isometrische oefeningen voor de knieflexoren met een externe belasting van 20N met gebogen knie (90 graden): 10 × 20 seconden; rustpauzen van 5 tot 10 seconden.

De oefeningen met externe belasting worden op een oefenbank uitgevoerd. Elke twee dagen wordt de duur van de isometrische oefening met 5 seconden verlengd tot een totale duur van 45 seconden bereikt is. De duur wordt daarna teruggebracht tot 30 seconden terwijl 5N wordt toegevoegd aan de externe belasting van de knie- extensoren en 10N aan die van de knieflexoren. De fundamentele onderdelen van dit schema worden gedurende de daaropvolgende weken aangehouden.

Week 2

Gelijk aan week 1, met uitzondering van:

De duur van de fietsoefening is 10 minuten.

De oefeningen voor de knie- extensoren worden nog steeds uitgevoerd zonder externe belasting, maar de duur wordt verlengd tot 45 seconden.

Er worden stabilisatie-oefeningen voor de heup- en kniemusculatuur in een gesloten keten voorgeschreven.

Week 3

Gelijk aan week 2, met uitzondering van:

Fietsen: 10 minuten; 10–15N; 25–30 km/u.

De oefeningen voor de knie- en heupmusculatuur in een gesloten keten worden geïntensiveerd.

Week 4

Gelijk aan week 3, met uitzondering van:

Fietsen: 10 minuten; 15–20N; 30–35 km/u.

Oefeningen in gesloten keten voor de kuitmusculatuur worden toegevoegd. Er wordt begonnen met opstap- oefeningen (10 ×) en zij-stap-(15 ×)- oefeningen.

Week 5

Gelijk aan week 4, met uitzondering van:

Fietsen: 10 minuten; 20–25N; 30–35 km/u.

Opstap-oefeningen 15 ×; zijstap- oefeningen 20 ×.

Springen op beide benen: 30 seconden.

Week 6

Gelijk aan week 5, met uitzondering van:

Fietsen: 10 min.; 20–25N; 30–35 km/u met 30 seconden sprints van 40–45 km/u.

Springoefeningen op beide benen: 60 seconden en op het geopereerde been: 30 seconden.

Week 7

Gelijk aan week 6, maar er wordt begonnen met sportactiviteiten onder toezicht van een sportinstructeur.

Week 8

Het oefenprogramma stopt en alleen de sportactiviteiten worden voortgezet.