Samenvatting
Intelligentietests worden nog steeds door veel psychologen gebruikt. Dat blijkt wel uit het feit dat een net gelanceerde IQ test, de WAIS-III, al in zeer korte tijd tijdelijk was uitverkocht. De keuze van een test behoort te zijn ingegeven door een hypothese die getoetst moet worden bij een psychodiagnostisch onderzoek. Toch nemen veel psychologen bijna standaard een intelligentietest af. Is dergelijk standaard gebruik van een intelligentietest evenwel nodig of überhaupt gerechtvaardigd? Er zijn grofweg vier doelen voor intelligentieonderzoek in de GGZ-praktijk: het IQ kan gebruikt worden als beschrijvend gegeven; het kan een kenmerk of oorzaak van een stoornis zijn; het is belangrijk ter bepaling van een eventuele intellectuele achteruitgang; en tenslotte is het ‘intelligentieprofiel’ van belang.1 Deze doelen overlappen elkaar gedeeltelijk en zijn zowel van belang bij persoonlijkheidsonderzoek, inventarisatie van psychopathologie als bij neuropsychologisch onderzoek. In deze bijdrage worden de doelen voor intelligentieonderzoek kritisch gewogen. Dit moet leiden tot een rationeler en selectiever gebruik van intelligentietests in de GGZ. We richten ons niet alleen op psychodiagnostici, maar ook op aanvragers van psychologische onderzoeken. Zij moeten immers eveneens bekend zijn met de mogelijkheden en beperkingen van intelligentieonderzoek.
Noten
1 Luteijn F (1991) Handboek psychodiagnostiek. Lisse : Swets & Zeitlinger
2 Resing W & Drenth P (2001) Intelligentie. weten en meten. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds
3 Zie ook PsychoPraxis 2002, 4: 220-221
4 Resing W & Blok J (2002) De classificatie van intelligentiescores. Voorstel voor een eenduidig systeem. De psycholoog 37: 244-249
5 Lindemann JE & Matarazzo JD (1995) Assessment of adult intelligence. In G Goldstein & M Hersen (eds) Psychological assessment (2nd ed.). New York: Pergamon Press
6 Voor een zeer goed overzicht over gebruik en interpretatie van tests bij cliënten met verstandelijke beperkingen zie Kraijer D & Plas J (2002) Handboek psychodiagnostiek en verstandelijke beperking. Swets & Zeitlinger, Lisse
7 Lezak MD (1995) Neuropsychological assessment. Third edition. New York: Oxford University Press
8 Bouma A ea (1996) Neuropsychologische diagnostiek. Lisse: Swets en Zeitlinger
9 Rispens J ea (1997) WISC profiles in child psychiatric diagnosis: sense or nonsense? Journal of the american academy of child and adolescent psychiatry 36: 1587-1594
10 Gorissen MEE ea (1998) Verkorte versies van de WAIS: argumenten voor gebruik en bruikbaarheid. Nederlands tijdschrift voor de psychologie en haar grensgebieden 53: 144-149
11 Sternberg RJ (2000) Handbook of intelligence. New York: Cambridge University Press
12 Gardner H (2002) Soorten intelligentie. Meervoudige intelligenties voor de 21ste eeuw. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds
Author information
Authors and Affiliations
Corresponding author
Additional information
Dr. M.E.E. Gorissen is als neuropsychologe verbonden aan Húpital La Pitié-Salpêtrière, service Psychiatrie, Pavillon Clérambault, Parijs.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Gorissen, M. Intelligent gebruik van intelligentietests: IQ in de GGZ. PSYC 6, 101–105 (2004). https://doi.org/10.1007/BF03072153
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03072153