Skip to main content
Log in

Cervicogene hoofdpijn: een kritisch overzicht van de huidige diagnostische criteria

  • Artikelen
  • Published:
Stimulus

Samenvatting

Cervicogenic headache: A critical review of the current diagnostic criteria [Pain 1998;78:1-5]

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

Headache Centre, Carlo Besta National Neurological Institute, Milaan, Italië

Appendices

Appendix A. Criteria voor hoofdpijn die verband houdt met aandoeningen van de nek (IHS, 1988)

De IHS gebruikt momenteel de categorie ‘headache associated with disorder of the neck’ om hoofdpijnen te classificeren die zich manifesteren:

  1. a.

    als pijn, gelokaliseerd in de nek- en occipitale regio, die kan worden geprojecteerd in voorhoofd, orbitale regio, slapen, kruin of oren;

  2. b.

    als pijn die wordt bevorderd of die verergert door speciale nekbewegingen of aanhoudende nekstanden;

  3. c.

    en waarbij sprake is van minstens een van de volgende symptomen:

    1. 1.

      weerstand tegen of beperking van passieve nekbewegingen;

    2. 2.

      veranderingen in nekspiercontour, -structuur, -tonus of reactie op actieve of passieve rek en op contractie;

    3. 3.

      abnormale gevoeligheid van de nekspieren;

  4. d.

    Den waarbij radiologisch onderzoek minstens een van de volgend zaken aan het licht brengt:

    1. 1.

      bewegingsafwijkingen bij flexie/extensie;

    2. 2.

      afwijkende stand;

    3. 3.

      fracturen, congenitale afwijkingen, bottumoren, reumatoïde artritis of een andere duidelijke pathologie (niet spondylose of osteochondrose).

Appendix B. Beschrijving van cervicogene hoofdpijn (IASP, 1994)

‘Aanvallen van middelmatig ernstige unilaterale hoofdpijn zonder verandering van zijde, die gewoonlijk het volledige hemicranium betreft, doorgaans startend in het nek- of occipitaalgebied, en eventueel ook het voorhoofd en de slaapregio's betreft, waar de maximale pijn veelvuldig is gelokaliseerd. De hoofdpijn doet zich in de vroege fase doorgaans voor in periodes van variërende duur, maar wordt na verloop van tijd vaak meer continu, met exacerbatie en remissies. Subjectieve en objectieve verschijnselen als mechanische bevordering van aanvallen, impliceren medebetrokkenheid van de nek. Een blokkade van de N. occipitalis major, de N. occipitalis minor, de zogenaamde derde N. occipitalis, of de cervicale wortels aan de zijde van de klachten … representeert een diagnostische test.’

Appendix C. Hoofdcriteria voor de diagnose van cervicogene hoofdpijn (Sjaastad et al., 1990)

  1. 1.

    Unilateraliteit van hoofpijn, zonder wisseling van zijde

  2. 2.

    Symptomen en tekens van medebetrokkenheid van de nek?

  1. a.

    Provocatie van aanvallen:

    1. 1.

      pijn, klaarblijkelijk van eenzelfde aard, die wordt uitgelokt door nekbewegingen en/of aanhoudende ongunstige hoofdhoudingen;

    2. 2.

      pijn, overeenkomend in distributie en karakter met de spontaan optredende pijn, die wordt uitgelokt door uitwendige druk ter hoogte van de ipsilaterale bovenste, dorsale nekregio of occipitale regio;

  2. b.

    Ipsilaterale nek-, schouder- en armpijn van nogal vage, niet-radiculaire aard.

  3. c.

    Verminderde bewegingsuitslag in de cervicale wervelkolom.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Leone, M., D’Amico, D. Cervicogene hoofdpijn: een kritisch overzicht van de huidige diagnostische criteria. STIM 19, 124 (2000). https://doi.org/10.1007/BF03062758

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03062758

Navigation