Skip to main content
Log in

De behoefte aan wetenschappelijke training tijdens de opleiding tot specialist

Resultaten van een peiling onder kinderartsen en kinderartsen in opleiding

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor kindergeneeskunde

Summary

Aims: To assess the value attributed to training and to differentation in clinical and scientific expertise during the residency program by pediatricians and pediatric residents; and 2. To determine whether the attributed values are related to professional function, pediatric or scientific experience.

Methods: Attitudes towards specific aspects concerning scientific training and residence training were assessed by means of an interactive, anonymised survey under pediatricians (n = 100) and pediatric residents (n = 49), who were characterised according to professional function (resident, pediatrician in general hospital, pediatrician in university hospital), pediatric experience (resident, pediatrician for less than 15 year or for longer than 15 year), and scientific experience (virtually none, moderate, ample).

Results: The majority of respondents (93%) responded that scientific research in general constitutes an added value for the pediatric practice. The percentage was positively correlated with scientific experience (p = 0,01). Introduction of a structured scientific training during pediatric residency training was assessed as worthwile by 79% of the respondents, and this percentage varied with pediatric experience (p = 0,04) and was highest for pediatricians with longer than 15 years of experience. If given the choice, 54% of respondents would choose for a 6-months subspecialistic clinical rotation and 46% for a 6-months scientific training. The choice ‘scientific training’ was preferred to a higher extent (p = 0,001) by pediatricians in university hospitals (80%) than by their colleagues in general hospitals (40%), and also to a higher extent (p = 0,003) by pediatricians/pediatric residents with scientific experience. Independent from professional function, pediatric or scientific experience, thirty-five percent of the respondents would favour differentation during residency training in the direction of scientifically trained or clinically trained pediatricians.

Conclusions: The present results of a survey among pediatricians and pediatric residents indicate a very positive attitude to the introduction of a structured scientific training during the residency program, and considerably less positive attitude to differentiation during the residency program towards scientifically or clinically trained pediatricians. The extent to which scientific training is assessed as being important correlates positively with scientific experience.

Samenvatting

Doelen: Vaststellen van de behoefte aan wetenschappelijke training en aan differentiatie in klinische en wetenschappelijke vorming tijdens de opleiding tot specialist onder kinderartsen en kinderartsen in opleiding en bepalen of de toegekende behoefte gerelateerd is aan functie, kindergeneeskundige of wetenschappelijke ervaring.

Methoden: Op een interactieve geanonimiseerde manier werd de mening gepeild ten aanzien van specifieke aspecten betreffende wetenschappelijke training en opleiding tot specialist, onder kinderartsen (n = 100) en kinderartsen in opleiding (n = 49) gekarakteriseerd naar functie (arts-assistent, kinderarts in algemeen ziekenhuis of in academisch ziekenhuis), kindergeneeskundige ervaring en wetenschappelijke ervaring.

Resultaten: Wetenschappelijk onderzoek in algemene zin heeft voor 93% van de respondenten een meerwaarde voor de algemene praktijk en dit percentage was positief gecorreleerd met wetenschappelijke ervaring (p = 0,01). Invoering van een gestructureerde wetenschappelijke training tijdens de opleiding tot kinderarts werd door 79% van de respondenten zinvol geacht. Dit percentage varieerde met kindergeneeskundige ervaring (p = 0,04) en was het hoogst voor kinderartsen met minstens 15 jaar kindergeneeskundige ervaring. Indien in de gelegenheid gesteld, zou 54% van de respondenten kiezen voor een zesmaandse subspecialistische klinische stage en 46% voor een wetenschappelijke stage tijdens de opleiding. De keuze ‘wetenschappelijke stage’ werd meer geprefereerd (p = ,001) door kinderartsen werkzaam in academische ziekenhuizen (80%) dan door hun collega's in algemene ziekenhuizen (40%), en ook meer door kinderartsen (in opleiding) met wetenschappelijke ervaring (p = ,003). Onafhankelijk van functie, kindergeneeskundige of wetenschappelijke ervaring vond vijfendertig procent van de respondenten dat reeds tijdens de opleiding tot kinderarts gedifferentieerd moest worden in de vorming, om te komen tot wetenschappelijk of klinisch geschoolde kinderartsen.

Conclusie: De huidige resultaten van een steekproef onder kinderartsen (in opleiding) geven aan dat er een groot draagvlak bestaat voor gestructureerde wetenschappelijke vorming tijdens de opleiding tot specialist en een aanmerkelijk minder groot draagvlak voor differentiatie tijdens de opleiding in wetenschappelijk of klinisch geschoolde kinderartsen. Het toekennen van belang aan wetenschappelijke vorming correleert positief met wetenschappelijke ervaring.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Fig. 1.
Fig. 2.
Fig. 3.
Fig. 4.

Similar content being viewed by others

literatuur

  • Hoog JC de. Opleidingseisen kindergeneeskunde. Medisch Contact 1994;49:403-9.

    Google Scholar 

  • Rees-Wortelboer MM van, Lamberts SW, Klasen EC. ‘Assistent-geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker’ (agiko); opleidingsmodel ter versterking van klinisch-wetenschappelijk onderzoek door huisarts en specialist. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:1247-51.

    PubMed  Google Scholar 

  • Ledley FD, Lovejoy FH Jr. Prospects for academically trained pediatricians in academic medicine. Clin Invest Med 1992;15: 518-26.

    CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Kelch RP, Novello AC. Training pediatric scientists. Pediatr Res 1989;25:1-5.

    Article  CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Aynsley-Green A. What's to be done about the malaise in science training in paediatrics and child health? Arch Dis Child 1998;78:101-4.

    Article  CAS  PubMed  Google Scholar 

  • UK paediatric clinical research under threat [see comments]. Arch Dis Child 1997;76:1-3.

    Google Scholar 

  • Goldstein JL, Brown MS. The clinical investigator: bewitched, bothered, and bewildered–but still beloved [editorial]. J Clin Invest 1997;99:2803-12.

    Article  CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Rosenberg LE. The physician-scientist: An essential – and fragile – link in the medical research chain. J Clin Invest 1999;103: 1621-6.

    Article  CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Rosenberg LE. Physician-Scientists – Endangered and Essential. Science 1999;283:331-2.

    Article  CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Rees-Wortelboer MM van. Het Stimuleringsprogramma Gezondheidsonderzoek (SGO). XII. Evaluatie van het deelprogramma ‘Gezondheidszorgonderzoek-Experimentele kaderopleiding huisartsen’. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:974-7.

    PubMed  Google Scholar 

  • Kelley WN, Stross JK. Faculty tracks and academic success. Ann Intern Med 1992;116:654-9.

    CAS  PubMed  Google Scholar 

  • Bleker OP, Blijham GH. Zorgen voor morgen. Een perspectief op de opleiding van medisch specialisten. Medisch Contact 1999;54:384-5.

    Google Scholar 

  • Hagenouw RGP, Schmidt FSL. KNMG neemt signalen artsentekort serieus. Medisch Contact 1999;54:1008-12.

    Google Scholar 

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

Dr. H.J. Verkade, kinderarts – Akademie-onderzoeker van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Kindergeneeskunde, Academisch Ziekenhuis Groningen.

Correspondent: Dr. H.J. Verkade, afd. Kindergeneeskunde, Research Laboratorium, CMC IV, Kamer Y 2.115, Academisch Ziekenhuis Groningen, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Dr. V. Fidler, statisticus, Sectie Medische Statistiek, Faculteit der Medische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.

Dr. E.H.H.M. Rings, kinderarts, afd. Kindergeneeskunde, Academisch Ziekenhuis Groningen; huidige adres: University of Pennsylvania, 660 Clinical Research Building, 415 Curie Boulevard, Philadelphia, PA 19104-6144, USA.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Verkade, H.J., Fidler, V. & Rings, E.H.H.M. De behoefte aan wetenschappelijke training tijdens de opleiding tot specialist. KIND 68, 53–59 (2000). https://doi.org/10.1007/BF03061282

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03061282

Navigation