Samenvatting
Oogheelkunde (diagnostiek en behandeling) neemt in de huisartsgeneeskunde een bescheiden plaats in. Het rode oog is daarbij de meest frequente aanmeldingsklacht. In driekwart van de gevallen betreft het een infectieuze of allergische conjunctivitis.
Met betrekkelijk eenvoudige en goedkope middelen kan een huisarts diagnostisch en therapeutisch al een heel eind geraken. De wat zeldzamere pathologie moet de huisarts kunnen onderkennen, om deze zonder dralen in specialistische handen over te dragen of om de soms uiterst belangrijke eerste hulp te verlenen.
Deze bijdrage biedt een leidraad om de courante pathologie bij het rode oog aan te kunnen, maar training in oogheelkundige vaardigheden is een onontbeerlijke voorwaarde om adequaat te functioneren.
Literatuur
Lamberts H. In het huis van de huisarts: verslag van het Transitieproject. Lelystad: Meditekst, 1991.
Blom GH, Cleveringa JP, Louisse AC, et al. NHG-Standaard M57 Het rode oog. NHG, mei 1996.
Cleveringa JP, Oltheten JMT, Blom GH, et al. NHG-Standaard M12 Refractieafwijkingen. NHG, juli 2001.
Stilma JS, Voorn Th.B. (red). Oogheelkunde. Praktische huisartsgeneeskunde, deel 7. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002. ISBN 90 313 3469 3
Beek G van de, Schiffelers H. Onder vier ogen. Leiderdorp: De Medicus, 1988. (Bevat uitvoerige toelichting over het eenvoudig oogheelkundig onderzoek zoals dat door elke arts zou moeten verricht worden.)
Rietveld RP, Riet G ter, Bindels PJE, et al. Predicting bacterial cause in infectious conjunctivitis. Cohort study on informativeness of combination of signs and symptoms. BMJ 2004;329:206-8.
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
huisarts en medewerker Centrum Huisartsgeneeskunde Universitaire Instelling Antwerpen
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Dieleman, P.W.T. Het rode oog. BIJB 20, 187 (2004). https://doi.org/10.1007/BF03059780
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03059780