Samenvatting
Op basis van verschillende casuïstische mededelingen is het gebruik van hoge doseringen corticosteroïden (als stootkuur) geassocieerd met het ontwikkelen van atriumfibrilleren. Om die reden is door Van der Hooft et al. de hypothese getest of hoge doseringen corticosteroïden leiden tot een verhoogd risico op het ontwikkelen van atriumfibrilleren1. Deze studie werd uitgevoerd als onderdeel van de Rotterdamse studie, een prospectief populatie-gebaseerd cohortonderzoek naar het voorkomen en determinanten van ziekte en ongemak bij 7983 oudere personen. Gevallen van atriumfibrilleren die optraden tussen 1 juli 1991 en 1 januari 2000 werden in het onderzoek betrokken en nader geanalyseerd. De datum van diagnose werd gedefinieerd als de indexdatum. Alle andere deelnemers aan de Rotterdam-studie die op de indexdatum in de studie waren ingesloten dienden als controle. Vervolgens werden gevallen van atriumfibrilleren en controles uit de populatie geselecteerd die in de maand voorafgaand aan de indexdatum corticosteroïden gebruikten. Het corticosteroïdgebruik werd vervolgens gecategoriseerd in een groep die blootstond aan een hoge dosering corticosteroïd (oraal of parenteraal: dosering > 7,5 mg prednison equivalenten) of aan een lage-intermediaire dosering (< 7,5 mg prednison equivalenten of inhalatiesteroïden).
Literatuur
Hooft CS van der, Heeringa J, Brusselle GG, Hofman A, Witteman JCM, et al. Corticosteroids and the risk of atrial fibrillation. Arch Intern Med 2006; 165: 1016-20.
Author information
Authors and Affiliations
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Bruijnzeel, P.L.B. Corticosteroïden en het risico om atriumfibrilleren te ontwikkelen. MFAM 44, 279 (2006). https://doi.org/10.1007/BF03058869
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03058869