Samenvatting
De gemiddelde bloeddrukverlagende capaciteit van verschillende soorten antihypertensiva (diuretica, bètablokkeerders, ACE-remmers en calciumantagonisten) is ongeveer gelijk in groepen. Er zijn echter individuele patiënten die op het ene antihypertensivum een veel betere bloeddrukdaling bereiken dan op andere. Er is met andere woorden variabiliteit in de effectiviteit van antihypertensiva. Richtlijnen voor de behandeling van hypertensie gaan meestal uit van een voorkeursmedicatie. Blijkt dit eerstekeuzemiddel niet effectief, dan wordt het gecombineerd met het middel van tweede keuze. In het licht van het voorgaande is dit misschien een minder wenselijke tactiek. Het is mogelijk beter eerst de andere soorten antihypertensiva te proberen als monotherapie, alvorens te beginnen met een combinatie van twee middelen.
Literatuur
Dickersin JEC et al. Lancet 1999; 353; 2008-13.
Author information
Authors and Affiliations
Literatuur
Literatuur
Bisoprolol: in Nederland Bisobloc ® en Emcor ®.
Lisinopril : in Nederland Novatec ® en Zestril ®.
Nifedipine: in Nederland Adalat ®.
Triamtereen/hydrochloorthiazide: in Nederland als zodanig en als Dytenzide ®.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
, . variabiliteit, triamtereen/hydrochloorthiazidevariabiliteit, nifedipinevariabiliteit, lisinoprilvariabiliteit, bisoprololVariabiliteit in de reactie op antihypertensiva, thiazideantihypertensiva, nifedipineantihypertensiva, lisinoprilantihypertensiva, bisoprololantihypertensiva. MFAM 38, 95 (2000). https://doi.org/10.1007/BF03057534
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03057534