Skip to main content
Log in

Voorwaardelijke Bopz-machtiging: wat ging er mis en hoe kan het anders?

  • Artikel
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

Per 2004 is de Wet Bopz (Wet bijzondere opnemingen – d.w.z. dwangopnemingen – in psychiatrische ziekenhuizen) aangevuld met een ambulante maatregel, de ‘voorwaardelijke machtiging’. Onmiddellijk na invoering bleek dat de betreffende regeling een ernstige tekortkoming vertoonde. De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Justitie waren aanvankelijk niet van zins wetswijziging in gang te zetten. In een beschikking van april 2005 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de wijze waarop de praktijk in de gegeven omstandigheden er het beste van probeerde te maken, niet door de beugel kan. De uitspraak was tevens een onmiskenbare schrobbering van de ministers.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Kamerstukken II 1999/00, 27 289, nr. 3 (MvT), p. 5; vgl. Kamerstukken II 2000/01, 27 289, nr. 7 (NV II), p. 9.

  2. Dit is waarschijnlijk over het hoofd gezien omdat voorheen de vraag van instemming van de patiënt niet relevant was: bij een paraplumachtiging werden de voorwaarden natuurlijk wel besproken tussen behandelaar en patiënt, maar uiteindelijk eenvoudigweg ‘opgelegd’.

  3. Zie bijv. Rb. Amsterdam 23 februari 2004, «BJ» 2004/18 (m.nt. WD).

  4. Zie bijv. Rb. Dordrecht 23 februari 2004, «BJ» 2004/21 (m.nt. WD).

  5. Aanhangsel Handelingen II 2003/04, nr. 1431 (ontvangen 28 april 2004).

  6. Op 11 augustus 2004 werd inderdaad een dergelijk stuk verspreid, op te roepen via: http://www.minvws.nl/images/2496309_tcm10-54746.pdf.

  7. «BJ» 2005/15 (m.nt. T.P. Widdershoven), RvdW 2005, 66.

  8. Zie uitgebreider: De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, aantekening 1.4 bij art. 14a (Dijkers).

  9. Antwoord van de Minister van VWS d.d. 2 juni 2005 op Kamervragen.

  10. Naast de hierna genoemde inhoudelijke kwesties, kunnen nog vermeld worden:

    1. a.

      de plaatsing van de regels inzake het patiëntendossier in art. 14b lid 2 Wet Bopz (dáár zijn ze geheel verdwaald),

    2. b.

      de consequentie dat in geval van conversie van een voortgezette machtiging met een resterende looptijd van meer dan zes maanden, er (in strijd met het bepaalde in art. 10 lid 4 Wet Bopz) een voorlopige machtiging van méér dan zes maanden ontstaat (wat te verhelpen is als aan het tweede lid van art. 14d Wet Bopz wordt toegevoegd dat het restant voor nimmer meer dan zes maanden in aanmerking wordt genomen),

    3. c.

      het verzuim om vast te leggen wat de status is van de voorwaardelijke machtiging nadat voor betrokkene (ook) een inbewaringstelling is gaan gelden (art. 14f onder c Wet Bopz) en

    4. d.

      de wenselijkheid dat art. 14a gaat voorschrijven dat de rechter in (het dictum van) zijn beschikking benoemt in welk ziekenhuis opneming plaats zal kunnen vinden, opdat geen misverstand ontstaat welke geneesheer-directeur beslissingsbevoegd is; nu moet die bevoegdheid worden afgeleid uit vermelding van dat ziekenhuis in het behandelingsplan (art. 14a lid 5 Wet Bopz jo. art. 14d lid 1 Wet Bopz).

    Indien het onderzoek door een onafhankelijk psychiater vóór dwangopneming niet wordt geschrapt (wat ik met klem bepleit, zie hierna), zou toch ten minste de clausule dat deze psychiater moet ‘instemmen’ (art. 14d lid 1 Wet Bopz) uit de wet moeten.

  11. Zie het verslag van een Algemeen Overleg, Kamerstukken II 2004/05, 29 363 en 25 763, nr. 10, p. 8 e.v.

  12. Met dit onderdeel van het voorstel wordt beoogd een einde te maken aan de situatie dat personen die zich tegen behandeling verzetten, door de huidige formulering van de wet onbehandeld blijven, ook als met een interventie hun toestand sterk kan verbeteren en daarmee het gevaar dat reden was voor opname kan worden weggenomen.

  13. Zie bijv. art. 7:465 BW (een onderdeel van de WGBO) en art. 38 leden 2 en 5 Wet Bopz.

  14. Vgl. Widdershoven in zijn annotatie bij HR 29 april 2005, «BJ» 2005/15.

  15. Zie over de wetsgeschiedenis De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, aantekeningen 3 en 6 bij art. 14d (Dijkers).

  16. Wet van 3 februari 2005, Stb. 2005, 95, ‘Wijziging van de Wet Bopz in verband met het verbeteren van enkele onvolkomenheden in de regels over de voorwaardelijke machtiging en de observatiemachtiging’. Onderliggende Kamerstukken: 29 363.

  17. Zie A.H.J. Lennaerts, ‘Het bestuursrechtelijk ABC van de Wet Bopz (en aanliggende kwesties)’, BJ Plus juni 2006; Vgl. Rb. Breda 30 maart 2005, «BJ» 2005/20 (m.nt. red.). Zie ook De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, aantekening 2 bij art. 14d (Dijkers).

  18. Zie bijv. Rb. Amsterdam 20 juli 2004, «BJ» 2004/42 (m.nt. WD).

  19. Tot slot is er nog de praktische reden dat er een tekort aan psychiaters is: het is niet altijd gemakkelijk om een niet bij de behandeling betrokken deskundige te vinden.

  20. In dit voorstel is gedurende de periode van opneming de interne rechtspositieregeling van Hoofdstuk III van de wet van toepassing, zodat bijvoorbeeld dwangbehandeling (art. 38 lid 5 Wet Bopz) kan plaatsvinden.

  21. Daarnaast is het gewenst dat de modaliteit van een geheel vrijwillige opneming expliciet wordt geregeld. Het is allerminst zeker dat vrijwillige opneming met de huidige wet verenigbaar is; zie verder wat ik schreef onder Rb. Assen 8 april 2004, «BJ» 2004/20.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Dijkers, W.J.A.M. Voorwaardelijke Bopz-machtiging: wat ging er mis en hoe kan het anders?. TGVR 29, 397 (2005). https://doi.org/10.1007/BF03056165

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03056165

Navigation