Skip to main content
Log in

2004/33 Toepasselijkheid inzage- en blokkeringsrecht ex art. 7:464 lid 2 sub b BW

Hoge Raad der Nederlanden (mr. J.B. Fleers, voorzitter, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, raadsheren) d.d. 26 maart 2004 (m.nt. J. van der Burg).

  • Jurisprudentie Civiel recht
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

In de onderhavige zaak is de vraag aan de orde of een gelaedeerde die schadevergoeding vordert wegens letsel ten gevolge van een verkeersongeval en zich onderwerpt aan een door de rechter gelast medisch deskundigenbericht het recht heeft om als eerste kennis te nemen van de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek teneinde te kunnen beslissen of daarvan mededeling aan anderen, zoals in casu de verzekeraar, wordt gedaan.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Art. 7:446 lid 5 BW luidt: ‘Geen behandelingsovereenkomst is aanwezig, indien het betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een persoon, verricht in opdracht van een ander dan die persoon in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een opleiding, een arbeidsverhouding of de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.’.

    Art. 7:464 BW luidt: ‘1. Indien in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verricht, zijn deze afdeling alsmede de artikelen 404, 405 lid 2 en 406 van afdeling 1 van deze titel van overeenkomstige toepassing voorzover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.

    2. Betreft het handelingen als omschreven in art. 446 lid 5, dan:

    a. worden de in art. 454 bedoelde bescheiden slechts bewaard zolang dat noodzakelijk is in verband met het doel van het onderzoek, tenzij het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet;

    b. wordt de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft in de gelegenheid gesteld mee te delen of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen en, zo ja, of hij daarvan als eerste wenst kennis te nemen teneinde te kunnen beslissen of daarvan mededeling aan anderen wordt gedaan.’

  2. Het hof heeft zich op dit punt niet uitgelaten, ondanks het feit dat Levob ook in die procedure had gesteld dat art. 7:464 lid 2 onder b BW nog niet in werking was getreden. Het hof stelde slechts, zonder nadere onderbouwing, dat art. 7:464 BW van toepassing is.

  3. In die zin ook de A-G in O.3.30 t/m 3.32 van haar conclusie en mr. M.H. Elferink, ‘Het blokkeringsrecht bij medische expertises in de letselschadepraktijk: een botsing tussen het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces’, TVP 2003, nr. 2, p. 35/36.

  4. Ook de A-G stelt in haar conclusie onder 3.46 dat zij meent dat de rechter onder omstandigheden gevolgen zou mogen verbinden aan een beroep op het blokkeringsrecht door de keurling.

  5. In die zin Elferink 2003 (zie noot 3), p. 39, die ook de mogelijke bewijsrechtelijke gevolgen van een beroep op het blokkeringsrecht bespreekt in de situatie dat de geblokkeerde gegevens dienen ter onderbouwing van een stelling van eiser en in de situatie dat gedaagde de bewijslast draagt en voor het voldoen daaraan is aangewezen op gegevens van een op eiser gericht deskundigenbericht.

  6. Aangenomen moet worden dat de beslissing ook van toepassing is op andere (dan voorlopige) deskundigenonderzoeken. De Hoge Raad spreekt namelijk in O. 3.1 en O.4.3 over ‘een door de rechter gelast deskundigenonderzoek’.

  7. Wel is art. 21 Rv van toepassing, dat partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, bij gebreke waarvan de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.

  8. Vermelding verdient dat, volgens de nota van toelichting bij het Besluit van 13 maart 2000 (p. 27), het voornemen bestaat om de WGBO zo te wijzigen, dat het blokkeringsrecht nog uitsluitend zal zien op handelingen omschreven in art. 7:446 lid 5 BW die worden verricht in verband met een beoogde arbeidsverhouding, een beoogde burgerrechtelijke verzekering, dan wel de toelating tot een opleiding en derhalve niet op de onderhavige situatie, waarbij een deskundigenonderzoek is uitgevoerd teneinde de omvang van de aansprakelijkheid voor toegebracht letsel vast te stellen. Het daartoe benodigde wetsvoorstel is tot op heden echter niet opgesteld.

  9. Anders: M.H. Elferink, ‘medische informatie en privacy’, TVP 2003, nr. 4, p. 134.

  10. Zie ‘Broekema-Engelen’ 2003 (T&C BW), art. 7:902 BW aant. 3, met verwijzing naar parlementaire geschiedenis en jurisprudentie. Volgens de parlementaire geschiedenis (TM, blz. 1141/2) zal het al dan niet bewust buiten toepassing laten of onjuist toepassen van een regel van dwingend recht de vaststelling steeds in strijd met de openbare orde of goede zeden doen zijn. Broekema-Engelen (in: Stolker en Hartlief (red.), Contractvrijheid, 1999, p. 178) stelt dat art. 7:902 BW partijen eerder minder dan meer vrijheid biedt dan zij bij een gewone overeenkomst op grond van art. 3:40 BW hebben, aangezien zij in dat geval, buiten het geval geregeld in art. 3:40 lid 2 en 3, mogen afwijken van niet-onzekere regels van dwingend recht, tenzij dat in strijd komt met openbare orde of goede zeden. Omdat dit niet de bedoeling van de wetgever is geweest, pleit Broekema-Engelen ervoor partijen bij een vaststelling ex art. 7:902 BW ten minste de vrijheid te bieden die art. 3:40 BW geeft.

  11. Kamerstukken I 1992/93, 17 779, nr. 95b, p. 3 (MvA).

  12. Zie Hof Den Bosch 13 januari 2004, Feitenrechtspraak 2004, nr. 278, tegen welke uitspraak cassatie is ingesteld.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

 ,  . 2004/33 Toepasselijkheid inzage- en blokkeringsrecht ex art. 7:464 lid 2 sub b BW. TGVR 28, 324 (2004). https://doi.org/10.1007/BF03056044

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03056044

Navigation