Skip to main content
Log in

Vraaggestuurde zorg als recht vanuit verzekeringsperspectief (ZFW en AWBZ)

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

De regeringsnota “Actieplan zorg verzekerd” Vraaggestuurde zorg lijkt iedereen te kunnen behagen. Beleidsmakers vatten het begrip op als vraaggedrag dat zich meer volgens regels van de markt dan regels van de overheid voltrekt. Verzekerden associëren het met de idee dat zij voortaan zelf kunnen uitmaken welke zorg op welke aanspraken geleverd wordt. Zorgverzekeraars op hun beurt menen dat bij vraaggestuurde zorg primair aan hen als inkopers van zorg is gedacht. Zorgverleners vermoeden meer het oor te kunnen lenen aan de wensen van verzekerden dan van verzekeraars. Het begrip vraagsturing doet zich voor als een kameleon.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Kamerstukken II 2000/01, 27488, nr. 1.

  2. Zie de uitvoerige literatuurstudie van W.G.M. van der Kraan, Vraaggericht en vraaggestuurd, Den Haag: ZonMw 2001.

  3. H. Garretsen, “De uiteenlopende definities en dimensies van vraagsturing”, Health Management Forum 2002, p. 22-25, en M.J.N. Rijckmans e.a., “Vraaggerichtheid en vraagsturing; een poging tot conceptuele verheldering”, Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 2002, p. 388-392.

  4. Bij offers denke men onder meer aan eigen kosten die met vervulling van de zorgwens zijn gemoeid.

  5. Over de hieronder aangehaalde grondwetsbepalingen zie: A.K. Koekkoek (red.), De Grondwet, Deventer: Tjeenk Willink 2000, in het bijzonder p. 229 en 241.

  6. Zie ook: Contouren van het basispakket (advies), Den Haag: Gezondheidsraad 2003, p. 21-26, en Verantwoordelijkheidsverdeling sociale zekerheid (studie), Sociaal-Economische Raad 1994, 167-194.

  7. Kamerstukken II 1975/76, 13873, nr. 3, p. 12.

  8. Kamerstukken II 1975/76, 13873, nr. 7, p. 23.

  9. Internationaalrechtelijk liggen de zaken – met enige nuances – niet veel anders. Zie B. Toebes, The right to health as a human right in international law (diss. Utrecht), Antwerpen: Intersentia 1999, p. 201-208 en 332-334, 338 en 341-342, besproken door J.K.M. Gevers in TvGR 2001, p. 431-432.

  10. Dit probleem stond als thema centraal in de oratie van D. Pessers, Big mother. Over de personalisering van de publieke sfeer (oratie, nog niet in druk verschenen). Voor een compilatie zie De Volkskrant van 5 oktober 2002 onder de kop Tegen de tirannie van het persoonlijke.

  11. Tot 1971 vielen sociale verzekeringen en gezondheidszorg onder het toenmalige ministerie van sociale zaken en volksgezondheid. In dat jaar werd een apart ministerie van volksgezondheid ingesteld (KB van 6 juli 1971, Stb. 1971, 451), dat behalve volksgezondheid ook de sociale ziektekostenverzekeringen ging beheren. Dat deze verzekeringen met de boedel mee verhuisden, toonde aan dat zij eerder als financierings- dan als verzekeringsinstituten werden gezien.

  12. Een lovenswaardige ontleding van het solidariteitsbegrip biedt: W. van Oorschot, “Solidariteit in verzekering en sociale zekerheid: analyse van een begrip”, Sociaal Maandblad Arbeid 1991, p. 461-471. Deze paragraaf is op dat artikel geënt.

  13. Wie een huis of auto koopt, haalt zich daarmee ook het risico van schade of verlies op de hals. Het alternatief is een huis huren of reizen met openbaar vervoer. Gezondheid is te koop noch te huur; er is geen alternatief. Iedereen draagt in beginsel hetzelfde risico. Risicodeling is dan een rationele optie.

  14. Dit artikel blijft buiten de vraag of premiesolidariteit perse een sluitstuk van sociale verzekering hoort te zijn, anders gezegd of niet met risicosolidariteit kan worden volstaan. Solidariteit aan de inkomenszijde zou dan eventueel binnen de fiscale sfeer (premiecompensatie) gerealiseerd kunnen worden. In deze zin: Naar een gezond stelsel van ziektekostenverzekeringen (advies), Den Haag: Sociaal-Economische Raad 2000.

  15. Het macrobudget als financieel kader voor de gehele gezondheidszorg is politiek gesproken slechts interessant voor het deel dat op basis van collectieve premieheffing wordt gefinancierd: het budgettair kader zorg (BKZ). Ter wille van de leesbaarheid zal in deze paragraaf echter de algemene term macrobudget worden gehanteerd.

  16. Het ingewikkelde systeem van macrobudgettering en instellingsbudgettering vindt men bevattelijk uitgelegd in: R. Brinks en T. Witteveen (red.), Toegang tot de Rijksbegroting, Den Haag: Sdu Uitgevers 1999, p. 75-93 respectievelijk G.R.J. de Groot, Tarieven in de gezondheidszorg (dissertatie), Deventer: Kluwer 1999, p. 127-130 en p. 285-340.

  17. Voor breedvoerige beschouwing over deze taakopvatting zie: Overheid houdt rol in gezondheidszorg ondanks decentralisatie (rede oud-minister Borst), Stcrt. 24 januari 1997, p. 6-7. En recent: Kamerstukken II 2000/01, 27 855, nr. 2 (Nota Vraag aan bod), p. 3, 6 en 11 alsmede Kamerstukken II 2001/02, 27 855, nr. 17 (Nota nadere uitwerking Vraag aan bod), p. 20 en 22. In de rechtspraak is de afstandelijke rol van de overheid heel expliciet onder woorden gebracht in Hof Den Haag 23 december 1999, RZA 2000, 23 m.n. J.M. van der Most (met name overweging 5.3).

  18. Wat zich in abstracte termen nog wel laat begrijpen, blijkt in de praktische toepassing heel wat minder vanzelfsprekend. Een voorbeeld daarvan is de krachtmeting tussen Eerste Kamer en oud-minister Borst over verdeling van verantwoordelijkheden, welke haar neerslag vond in de nota De zorg in Nederland, Kamerstukken I 2000/01, 00 041, nr. 303X en Kamerstukken I 2001/02, 00 041, nr. 11c.

  19. Voor dit laatste zie: Het basispakket: inhoud en grenzen (advies), Amstelveen: College voor zorgverzekeringen 2002, en voorts J.M. van der Most, “Het basisniveau van de ziektekostenverzekering” in: J.C. Vrooman en S. van der Kooij (red.), Noodzakelijke en gepaste gezondheidszorg, Den Haag: VUGA Uitgeverij 1993, p. 23-36.

  20. Denk wat de overheadkosten betreft aan de schaalvoordelen van macrodoelmatigheid en de veelheid aan transactiekosten van microdoelmatigheid.

  21. Hierover J.M. van der Most, “Functiegerichte omschrijving”, TvGR 1991, p. 464-480 en idem, “Functiegericht omschreven zorgaanspraken en indicatie”, TvGR 1994, p. 54-67.

  22. Een wettelijk residu van deze autonome regelingsbevoegdheid is nog te vinden in artikel 6 lid 7 AWBZ.

  23. Zie artikelen 3 tot en met 10 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, Stb. 2002, 527. De functiegericht omschreven aanspraken in die artikelen pleegt men als functies aan te duiden. Echter de wet kent enkel zorg als voorwerp van aanspraken. Wat men functies pleegt te noemen, zijn in wezen dan ook niets anders dan (mini)verstrekkingen.

  24. J.M. van der Most, “Rechtstekorten in het zorgverzekeringsrecht”, TvGR 2000, p. 13-16.

  25. Artikelen 9a, 9b en 9c AWBZ.

  26. Artikel 4 Zorgindicatiebesluit.

  27. Weliswaar ligt de beoordelingsmethode in protocollen vast, een wettelijke norm waaraan volgens die methode wordt getoetst ontbreekt.

  28. Het argument dat besluiten niet door het bestuur maar in mandaat door professionele indiceerders wordt genomen, doet er niet aan af dat die besluiten onder verantwoordelijkheid van dat bestuur en volgens diens beoordelingsinstructies worden genomen.

  29. Uitvoeriger hierover: J.M. van der Most, “Indicatieadvisering in de AWBZ”, TvGR 1999, p. 2-16.

  30. Het ongestructureerde toezicht waarvan Kamerstukken melding maken, moet bestuurlijk en juridisch als onder de maat worden geoordeeld (Kamerstukken II 2000/01, 24 036 en 26 631, nr. 225, p. 4-5.

  31. Met het voorgaande wordt uiteraard niet de integriteit van besturen en indiceerders zelf in twijfel getrokken.

  32. Artikel 42 ZFW en 41 AWBZ.

  33. Asser-Hartkamo 4-I, Deventer: Tjeenk Willink 2000, randnummer 150.

  34. Van deze theorie is in de rechtspraak een treffend voorbeeld: Pres. Rb. Haarlem 17 september 1993, RZA 1993, 171 (keramische heupimplantaten).

  35. Zie: Prestaties in geld en in natura (rapport), Amstelveen: College voor zorgverzekeringen 2002, p. 38.

  36. Het aanbodkarakter van naturaverzekeringen verklaart waarom deze in het algemeen geen eigen risico en slechts in bescheiden mate het instrument van eigen bijdragen kennen.

  37. Van de huidige verstrekkingsregelingen kunnen als voorbeeld dienen de kraamzorg met keuze tussen kraamzorg thuis of in een ziekenhuis en vervoer met keuze tussen openbaar vervoer of eigen auto. In beide gevallen geldt voor de tweede keuzemogelijkheid dat de verzekerde een deel van de kosten zelf draagt.

  38. In dezelfde zin G.R.J. de Groot, Kiezen voor zorg (oratie), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p. 27.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

J.M. van der Most is als jurist werkzaam bij het College voor zorgverzekeringen. Het artikel is een bewerking van een op 1 november 2002 gehouden inleiding voor de Vereniging voor Gezondheidsrecht.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

van der Most, J.M. Vraaggestuurde zorg als recht vanuit verzekeringsperspectief (ZFW en AWBZ). TGVR 27, 37 (2003). https://doi.org/10.1007/BF03055919

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03055919

Navigation