Skip to main content
Log in

Het nieuwe Planningsbesluit in–vitrofertilisatie. Enkele kanttekeningen

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor Gezondheidsrecht

Samenvatting

Het uitvoeren van in–vitrofertilisatie is met bijzondere waarborgen omgeven. Niet alleen is het een voorbehouden handeling die alleen door artsen mag worden uitgevoerd (art. 36 lid 13 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) maar tevens is voor het uitvoeren ervan op grond van artikel 2 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) een vergunning vereist.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Wet op bijzondere medische verrichtingen, Stb 1997, 515. De Wet is in werking getreden op 14 november 1997.

  2. Op grond van deze bepaling is het Besluit verbod geslachtskeuze om niet–medische redenen (Stb 1998, 336) tot stand gebracht. Het Besluit is op 1 oktober 1998 in werking getreden (Stb 1998, 567).

  3. Met de inwerkingtreding op 15 februari 1998 van de Regeling zelfstandige behandelcentra (Sterf 1998, 30) worden ookprivé–klinieken aangewezen als ziekenhuisvoorziening als bedoeld in de WZV.

  4. Gezondheidsraad 1996/06, over ICSI; 1997/03 over het planningsbesluit IVF; 1998/08 de afrondende advisering over verschillende soorten onderzoek.

  5. TvGr 1996, nr. 4, p. 203.

  6. Ook ten aanzien van andere bijzondere medische verrichtingen zijn na verloop van tijd bepaalde standaard ingrepen van de vergunningplicht uitgezonderd, zoals bepaalde vormen van radiotherapie en minder ingewikkelde neurochirurgische ingrepen (Besluit bijzondere verrichtingen en apparatuur Wet ziekenhuisvoorzieningen Stb 1991, 511. Met de inwerkingtreding van de Wbmv op 14 november 1997 berust dit Besluit op art. 2 tweede lid van deze wet).

  7. WMO, Stb. 198, 161.

  8. Twaalf centra hebben een vergunning voor onbepaalde tijd en een centrum heeft een tijdelijke vergunning voor de duur van twee jaar.

  9. NVOG Richtlijn september 1998, no 9, Indicaties voor IVF.

  10. Een vorm van IVF waarvoor maar een enkele zaadcel nodig is.

  11. Een verminderde tubafunctie, onverklaarde subfertiliteit, (lichtere vormen van) mannelijke subfertiliteit, (minimale en lichte) endometriose, cervixfactor/immunologische subfertiliteit en hormonale stoornissen.

  12. Als gebruik wordt gemaakt van donoreicellen, kan als leeftijdsgrens voor de ontvangende vrouw 44 jaar worden aangehouden, Gezondheidsraad 1997/03, p. 113.

  13. Gezondheidsraad 1997/03, p. 43–46.

  14. Het gaat hierbij om een zwangerschap van tenminste 12 weken, gemeten vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie.

  15. Een tijdelijk algemeen verbod om de betreffende behandeling uit te voeren.

  16. Zie art. 2.8.3 van de Bijlage van het Planningsbesluit in–vitrofertilisatie.

  17. Gezondheidsraad 1996/06, ICSI.

  18. Onder andere mag er geen gebruik worden gemaakt van niet bewegende of morfologisch sterk afwijkende zaadcellen.

  19. Het gaat hier om risico's die verbonden zijn aan het gebruik van onvolledig uitgerijpt of door veroudering beschadigd sperma.

  20. Art. 2.4 en 2.8.4 van de Bijlage van het Planningsbesluit in–vitrofertilisatie.

  21. NVOG Richtlijn Hoog–technologisch draagmoederschap, Utrecht 1998. deze richtlijn is nog niet gepubliceerd.

  22. Voor de wensmoeder geldt een leeftijdsgrens van ongeveer 40 jaar, voor de draagmoeder een leeftijdsgrens van 44 jaar. Alle betrokkenen (wensouders en draagmoeder met haar partner) dienen te worden gescreend op hepatitis B en C, HIV, lues, chlamidia trachomatis en gonorroe. Voor de draagmoeder wordt deze screening nog aangevuld met rubella serologie. De draagmoeder dient zich tijdens de behandelingscyclus te onthouden van coïtus. Bij de draagmoeder mogen niet meer dan twee embryo's worden teruggeplaatst. Richtlijn Hoog–technologisch draagmoederschap, p. 5 en 6.

  23. Dit heeft tot gevolg dat de techniek GIFT (gamete intra–fallopian transfer) niet onder het vergunningsvereiste valt. In tegenstelling tot IVF wordt niet het embryo maar een mengsel van nog niet ‘versmolten’ gameten teruggeplaatst. In het protocol zou kunnen worden vastgelegd dat het centrum geen GIFT toepast. Overigens heeft de techniek in Nederland nauwelijks ingang gevonden, onder andere omdat de terugplaatsing met behulp van een laparoscoop veel belastender is dan de embryotransfer bij IVF en het juiste moment voor terugplaatsing niet precies te bepalen is, waardoor er een grote claim wordt gelegd op de beschikbare operatiekamercapaciteit, Gezondheidsraad 1997/03, 40–41.

  24. In art. 2.7 van de Bijlage van het planningsbesluit IVF worden inhoudelijke eisen aan de samenwerkingsovereenkomst gesteld.

  25. Art. 2.8.1 tot en met 2.8.4 Bijlage Planningsbesluit. Het protocol en de wijzigingen ervan moeten aan de Minister van VWS en aan de Inspecteur voor de Gezondheidszorg worden toegezonden.

  26. Gezondheidsraad 1997/03, p. 36–37.

  27. Planningsbesluit in–vitrofertilisatie, Sten 1998, 95, toelichting op 2.8 (protocol) van de Bijlage. Verder wordt in de algemene toelichting op het Besluit nog verwezen naar de Kwaliteitsnorm In vitro fertilisatie van de NVOG, september 1998 no 3, waarin onder andere normen aan het behandelteam worden gesteld en naar het Model Kwaliteitshandboek voor het specifieke laboratoriumgedeelte van de IVF–behandeling, zoals opgesteld door de Vereniging van Klinisch Embryologen.

  28. Gezondheidsraad 1997/03, p. 74.

  29. Gezondheidsraad 1997/03, p. 41.

  30. Toelichting op 2.7 van de Bijlage van het Planningsbesluit in–vitrofertilisatie, Stcrt 1998, 95.

  31. In de Bijlage van het planningsbesluit uit 1989 komt deze tweeslachtigheid goed tot uitdrukking. Daar wordt gesteld dat de fasen van hormoonstimulatie, eicelaspiratie en embryo–transfer om kwalitatieve redenen niet behoeven te worden geconcentreerd en derhalve niet onder hetplanningsbesluit vallen; voorzover enige nadere sturing van de toepassing van deze fasen gewenst is, vindt deze sturing plaats via de beheersing van de eigenlijke IVF door de aan de vergunning te stellen voorschriften. Er worden zodanige voorschriften gesteld dat tevens een goede kwaliteit van deze fasen is gewaarborgd.

  32. TK 1995–1996, 24788, Wet op bijzondere medische verrichtingen, MvT nr. 3, p. 12.

  33. Gezondheidsraad 1997/03, p. 75.

  34. Voor de toetsing van medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen is een regeling opgenomen in de betreffende wet (WMO). De daarin vermelde toetsingscommissies zouden ook bij andere medisch ethische vraagstukken, waaronder de IVF, een rol kunnen spelen. Ook is het mogelijk de toetsing van medisch wetenschappelijk onderzoek te scheiden van andere medisch ethische vraagstukken en hiervoor een aparte medisch ethische commissie in het leven te roepen. Enige overlap in toetsing door beide commissies is in dat geval echter niet te voorkomen.

  35. Ook uit de toelichting op de Wbmv blijkt dat voor meer ingrijpende regulering, zoals een moratorium, het ministeriële niveau te laag wordt geacht. Uit zorgvuldigheidsoogpunt ligt hiervoor een algemene maatregel van bestuur in de rede, TK 1995–1996, 24788, MWT nr. 3, p. 3.

  36. Zie voor kritiek op het moratorium Meuleman, E.J.H. en Moorselaar R.J.A. van, Eicelbevruchting met chirurgisch verkregen zaad: extra risico's voor het nageslacht onwaarschijnlijk bij zorgvuldige toepassing, Ned Tijdschr Geneeskd 1998 17 januari; 142(3), p. 108–111.

  37. Zie TK 1995–1996, 24788, Wet op bijzondere medische verrichtingen, MvT nr. 3, p. 10. Hier worden in de toelichting op artikel 3 o.a. bepaalde IVF–toepassingen genoemd die mogelijk risico's voor het nageslacht meebrengen (sommige vormen van ICSI).

  38. De gegevens worden volgens een woordvoerder van SIG Zorginformatie, de instelling die de IVF–registratie verzorgt, gecodeerd aangeleverd.

  39. Het wetsvoorstel donorgegevens kunstmatige inseminatie zal ook van toepassing worden op eicel– en embryodonatie. Brief van de Staatssecretaris van justitie en de Minister van VWS, TK 1997–1998, 23207 (wetsvoorstel donorgegevens kunstmatige inseminatie), nr. 9. De naam van de wet is inmiddels gewijzigd in Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, TK 1997–1998, 23207, nr. 11. Behandeling van het wetsvoorstel wordt opgeschort, totdat de resultaten bekend zijn van een onder KI–donoren te verrichten onderzoek naar de effecten van de onderhavige regeling, in het bijzonder het voorstel van een mogelijke opheffing van de anonimiteit van de KI–donor, TK 1998–1999, 23207, nr. 12.

  40. In de vergunningsvoorwaarden is niet de verplichting opgenomen dat het centrum moet beschikken over schriftelijk voorlichtingsmateriaal, zoals door de Gezondheidsraad was geadviseerd. Overigens hebben alle centra voorlichtingsbrochures, die onderling nogal verschillen. Enige uniformering acht de Gezondheidsraad gewenst en zij doet daartoe een aanzet, Gezondheidsraad 1997/03, p. 122–123.

  41. Uiteraard heeft de donor recht op informatie en recht op inzage in de medische gegevens die voortvloeien uit het bij hem of haar verrichte onderzoek (lichamelijk onderzoek en onderzoek van de gameten). De donor heeft, lijkt mij, geen belang bij informatie over medische gegevens die de ontvangende vrouw betreffen.

  42. Volgens de Richtlijn Hoog–technologisch draagmoederschap, Utrecht 1998, p. 6 moet in de verslaglegging extra aandacht worden geschonken aan de gewenste koppeling van gegevens van de wensouders aan die van de draagmoeder.

  43. Notitie inzake kunstmatige bevruchting en draagmoederschap, TK 1987–1988, 20706, nr. 2, p. 30.

  44. Notitie regelgevang inzake enige handelingen en wetenschappelijk onderzoek met embryo's en foetussen, TK 1994–1995, 23016, nr. 7, p. 5.

  45. Gezondheidsraad 1997/03, p. 106.

  46. Gezondheidsraad 1997/03, p. 72.

  47. TK 1987–1988, 20706, nr. 2, p. 27 en p. 30. Wel kan een aangevangen IVF–behandeling op verzoek van de weduwe worden voltooid. Een aangevangen behandeling met kunstmatige inseminatie bij de achtergebleven partner mag echter niet worden afgerond.

  48. Uitgebreid over dit onderwerp, Th.A.M. te Braake, Wetgeving inzake wetenschappelijk onderzoek met menselijke embryo's, TvGr 1998, p. 273–286. Zie verder over de positie van voortplantingsmateriaal mijn artikel in TvGr 1996, p. 192–195 en de aldaar aangehaalde literatuur.

  49. De tekst van het verdrag is opgenomen in TvGr 1997, p. 96–102. Het verdrag is op 4–4–1997 door Nederland ondertekend. Op 4–5–1998 is een additioneel protocol ondertekend inzake het kloneren van mensen. Nederland heeft ten aanzien van dit protocol een interpretatieve verklaring toegevoegd over het begrip ‘human being’. Nederland verstaat hieronder degene die is geboren (TK 1997–1998, 25835, nr. 2). Zowel het verdrag als het protocol zijn nog niet geratificeerd. Een aanvullend protocol inzake de bescherming van de menselijke embryo is nog in voorbereiding.

  50. Naar verwachting zal het wetsvoorstel tot ratificatie van het verdrag (met een eventueel voorbehoud ten aanzien van artikel 18) in 2000 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

  51. TK 1994–1995, 23016, nr. 7, p. 4. In de notitie kunstmatige bevruchting en draagmoederschap wordt een verbod op onderzoek waarvoor embryo's speciaal worden verwekt voorgestaan, TK 1987–1988, 20706, nr. 2, p. 39.

  52. Gezondheidsraad 1998/08, p. 68–75.

  53. Zie uitgebreid over deze problematiek mijn artikel over ontheffing en draagmoederschap in FJR 1998, p. 198–202.

  54. Gezondheidsraad, 1997/03, p. 118, 119

  55. TK 25 000 XVI, nr. 51, Brief over ideëel draagmoederschap, p. 2.

  56. Rb. Utrecht, 18 juni 1997, NJ kort 1997, 59 en Rb. Rotterdam 23 maart 1998, NJ kort 1998, 33.

  57. Hof Amsterdam, 19 februari, NJ kort, 1998, 32 en Hof Den Haag, 21 augustus 1998, NJ 1998, 865.

  58. In aansluiting op een uitspraak van de HR van 29 juni 1984, NJ 1984, 767.

  59. Een ruime uitleg staat naar mijn mening niet op gespannen voet met het Verdrag voor de rechten van het kind. Zie hierover mijn artikel in FJR, 1998, p. 201–202.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

Universitair docent gezondheidsrecht Leiden.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Kalkman–Bogerd, L.E. Het nieuwe Planningsbesluit in–vitrofertilisatie. Enkele kanttekeningen. TGVR 23, 56 (1999). https://doi.org/10.1007/BF03055811

Download citation

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03055811

Navigation