Skip to main content
Log in

Het internationaal verkeer in en onder den Volkenbond

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Ten aanzien van de Elbe, de Oder en de Njemen bevatten de artikelen 340 tot 345 van het Verdrag van Versailles bijzondere bepalingen; de artikelen 350 e.v. ten aanzien van den Donau en de artikelen 354 e.v. ten aanzien van Rijn en Moezel, terwijl in de tractaten van St. Germain en Neuilly soortgelijke bepalingen omtrent andere rivieren aan Oostenrijk en Bulgarije zijn opgelegd. Wat Elbe, Oder en Njemen aangaat, deze rivieren zijn onder toezicht gesteld eener Internationale Commissie. Die over de Elbe bestaat uit 4 leden der Duitsche oeverstaten, 2 leden van Tsjecho-Slowakije, 1 Britsch, 1 Fransch, 1 Italiaansch en 1 Belgisch lid; die over de Oder uit 3 leden van Pruisen, 1 lid van Polen, 1 lid van Tsjecho-Slowakije en 1 Britsch, 1 Fransch, 1 Deensch en 1 Zweedsch lid. Stemrecht van ieder der in de commissie-vertegenwoordigde landen is ongeacht het aantal vertegenwoordigers gelijk. Op 25 Juni 1920 had op uitnoodiging der Fransche Reegering te Praag de eerste vergadering der Elbe-commissie onder voorzitterschap van den Engelschengedelegeerde Baldwin plaats; 2 Juli te Breslau de eerste vergadering der Oder-commissie. Wat aangaat de Njemen, deze zal onder toezicht eener internationale commissie, bestaande uit 1 lid door elk der oeverstaten aan te wijzen, en 3 leden aangewezen door den Volkenbond, worden geplaatst, zoodra een der oeverstaten daartoe het verzoek tot den Volkenbond richt. De Donau, die bij het uitbreken van den oorlog formeel onder het toezicht van twee Commissiën stond, waarvan echter die van 1878 de belangrijkste functiën waarnam, staat thans onder toezicht eener gedeeltelijk wetgevende, gedeeltelijk administratieve commissie. Zij bestaat uit leden aangewezen door Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Italië, Roemenië, Rusland en Turkije, van welke echter aanvankelijk de Duitsche, Oostenrijksche, Russische en Turksche leden geen zitting hadden. Vanaf het punt, waarop de bevoegdheid dezer Commissie, die zich slechts uitstrekt over het gedeelte van den stroom beneden Braila, ophoudt te bestaan, is de Donau onder toezicht gesteld eener andere internationale Commissie, bestaande uit 2 leden van de Duitsche oeverstaten, 1 lid van iederen anderen oeverstaat, zijnde Roemenië, Servië, Bulgarije, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije en 1 lid van elk der niet-oeverstaten Engeland, Frankrijk en Italië. Op 19 Juni 1920 kwam te Parijs deze Internationale Commissie voor den Donau samen, nadat reeds op 12 Februari d.a.v. de Fransche, Engelsche, Italiaansche, Boheemsche, Roemeensche en Servische gedelegeerden waren bijeengekomen om het internationaal karakter der rivier voorloopig te regelen. De Rijn en Moezel tenslotte zijn door het tractaat van Versailles gekomen ondere het regime, krachtens hetwelk het verdrag van Mannheim van 1868 met daarbij behoorend sluitingsprotocol is opgeheven. De uitvoering van de nieuwe bepalingen betreffende Rijn en Moezel heeft, wat Nederland aangaat, eenige vertraging ondervonden, wijl langdurige onderhandelingen zijn gevoerd, alvorens Nederland zich met de Geallieerde oeverstaten kon verstaan. Op 26 Februari 1921 is aan de Tweede Kamer het op 21 Januari d.a.v. te Parijs geteekende protocol ter goedkeuring aangeboden; wat de samenstelling der Rijnvaartcommissie betreft, is daarin van belang, dat Nederland niet door 2, maar door 3 gedelegeerden zal zijn vertegenwoordigd. De nieuwe Rijnvaart-commissie bestaat dus uit 3 Nederlandsche, 2 Zwitsersche, 2 Britsche, 2 Italiaansche, 2 Belgische leden, terwijl de Duitsche Oeverstaten en. Frankrijk ieder 4 leden aanwijzen en Frankrijk daarenboven den president der Commissic. De samenstelling der Rijnvaartcommissie is thans als volgt: President: de heer Chargueraud. Duitsche Staten: de heeren Seeliger, Peters (Pruisen), Fuchs (Baden), Wand (Beieren); toegevoegd gedelegeerde de heer Koch (Hessen); technische gedelegeerden de heeren Hoesel, Opperman en Spiess; secretaris de heer von Pochhammer. België: de heeren Royers en Stievenard. Frankrijk: de heeren Mahieu, Silvain Dreyfus, Fromageot en Berrenger; technische gedelegeerden de heeren Dumont, Montigny en Antoine; secretaris de heer Bonet-Maury. Engeland: de heer Baldwin. Italië: de heeren markies Paulucci de Calboli en Sinigalia; technische gedelegeerden de heeren Po en Sassi; secretaris de heer Jacomo. Nederland: de heeren Van Eysinga, Kröller en Jolles; technisch gedelegeerde de heer Marinkelle; secretaris de heer Kikkert. Zwitserland: de heeren Calonder en Vallotton; technische gedelegeerden de heeren Gelpke, Bossardt en Strickler; secretaris de heer Hohl. Secretaris-generaal de heer Hostie; adjunct-secretaris-generaal de heer Hartmann.

  2. Blijkens de mededeelingen, opgenomen in het maandelijksch overzicht van den Volkenbond van December 1921 en Januari 1922, is het verdrag betreffende den doorvoer met daarbij behoorend statuut onderteekend door Albanië, Oostenrijk, België, Bolivia, Groot-Brittannië, Bulgarije, Chili, China, Tsjecho-Slowakije, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Guatemala, Indië, Italië, Lijfland, Lithauen, Luxemburg, Japan, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Panama, Perzië, Polen, Portugal, Servië-Croaten-Slovenen, Spanje, Roemenië, Zweden, Zwitserland en Uruguay. Het verdrag en statuut betreffende de waterwegen van internationalen aard door Albanië, Oostenrijk, België, Groot-Brittannië, Bolivia, Bulgarije, Chili, China, Tsjecho-Slowakije, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Guatemala, Indië, Italië, Lijfland, Luxemburg, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Panama, Polen, Portugal, Spanje, Zweden en Uruguay. Het daarbij behoorend additioneel protocol door Albanië, België (paragraaf A), Groot-Brittannië (par. A). Chili, Tsjecho-Slowakije (par. B), Denemarken (par. A), Finland (par. B), Griekenland, Indië (par. A), Nieuw-Zeeland (par. A), Noorwegen (par. A), Portugal, Spanje (par. A) en Zweden. De verklaring, betrekking hebbende op de erkenning van de vlag van Staten, die geene zeekust hebeen, door Albanië, Oostenrijk, België, Bolivia, Groot-Brittannië, Bulgarije, Chili, China, Tsjecho-Slowakije, Denemarken, Estland, Frankrijk, Griekenland, Guatemala, Indië, Italië, Japan, Lijfland, Lithauen, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Panama, Perzië, Polen, Portugal, Serven-Croaten-Slovenen, Spanje, Zweden, Zwitserland en Uruguay. Geiijk bekend is te veronderstellen, eindigde op 1 December 1921 de termijn voor onderteekening der verdragen, al mag worden aangenomen, dat het protocol van teekening voor die Staten, die zulks nog niet deden, nog wel een korten tijd zal worden opengehouden. De verdragen en verklaringen, te Barcelona aangenomen, zijn thans, voorzien van eene inleiding, in één bundeltje in het Engelsch en het Fransch verschenen als uitgave van de Verkeersorganisatie. De totaal-kosten, voor deze organisatie op de begrooting-1922 uitgetrokken, bedragen 491.217 fres.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

van der Mandere, H.C.G.J. Het internationaal verkeer in en onder den Volkenbond. De Economist 71, 120–144 (1922). https://doi.org/10.1007/BF02456225

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02456225

Navigation