Literatur
De Minister Pierson zeide bij de verdediging van dit wetsvoorstel (zie Handelingen 1893 pag. 146.) het volgende: Wat wordt door dit wetsontwerp beoogd? «Eene aanzienlijke vermindering in de premie, welke door de fabrieken genoten wordt? Neen. In 1890, '91 en '92 is de premie zeer gestegen, doch let men op hetgeen in vroegere jaren genoten is, dan ziet men dat het voorstel van dit wetsontwerp neerkomt op een restitutio in integrum, tot het terugkeeren naar den ouden toestand».....«Wij willen nu de wetgeving zoo wijzigen, dat terug wordt gekomen tot het cijfer van 14 à 15 ton. En verder: (zie pag. 153). Ik zal eenvoudig de ongunstigste resultaten opnoemen, die ten gevolge van de verhooging van 12 pCt. op eens worden verkregen, tot maatstaf nemende de resultaten van het jaar 1892–1893. Welnu, het ongunstigste resultaat in deze drie fabrieken is, dat een van haar aan accijnswinst voor overponden nog zal genieten f 27985.—, dat is f 2.43 per 100 kilogram geproduceerde hoeveelheid; tweemaal de premie, die thans in Duitschland wordt uitgekeerd.»
Zie Memorie van Toelichting pag. 9.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Mees, M. De Suikerwet. De Economist 45, 255–263 (1896). https://doi.org/10.1007/BF02306810
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02306810