Literatur
Deze bijzonderheden vond ik vermeld in eenige artikelen over de geschiedenis van Delfzijl van T. de Vries in de Volkscourant te Appingedam van 22 Juli 1897 e. v.
Vgl. Beekman «Nederland als polderland», Zutphen 1884, pag. 374–5.
Zie «Bijdrage tot de Geschiedenis en Oudheidkunde inzonderheid van de Provincie Groningen» van Dr. G. Acker Stratingh, Mr. H. O. Feith en Mr. W. B. S. Boeles, 3e deel, pag 133, uitg. Groningen 1866.
Zie «Tegenwoordige staat van stad en lande», dl. I, bl. 12 en dl. II, bl. 364–5 en: «Over de Eems als handel en grensstroom», zie de «bijdragen» van Dr. Acker Stratingh c. s., dl. II, pag. 202 e. v.
Zie ontwerp voor de verbetering van de haven te Delfzijl, Van Hasselt en de Koning, Nijmegen bij G. J. Thieme, pag. 11.
De haven van Harlingen gebracht op 5.5 M. beneden volzee is voor de grootste stoombooten te ondiep.
In Antwerpen bedroeg in denzelfden tijd de vermeerdering 87 pCt., in Hamburg 223 pCt.
Pag. 125.
Het rapport, waarvan dit advies de conclusie vormt, is in zijn geheel opgenomen in het verslag van den toestand der Provincie voor 1899 op pag. 213 e. v.
Op 1 Juli 1897 is de haven van Delfzijl door het Rijk in onderhoud overgenomen.
Zie openbare beraadslaging over Hoofdstuk IX op 18 December 1900.
Zitting 1899–1900, No 184.
Dit rapport is gedagteekend van 14 Mei 1900. Sedert dien tijd is, gelijk ik in het eerste deel van dit opstel in het Februari
Zitting 1900–1901, No 75.
Additional information
Groningen
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Jacz, G.M. Nederland en Duitschland aan de Eems. De Economist 51, 198–215 (1902). https://doi.org/10.1007/BF02286686
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02286686