Literatur
Dr. Kuyper immers zeide uitdrukkelijk: «Wij (d. z. de leden van het huidig Kabinet) zijn allen te zeer overtuigd van de uitnemende uitkomsten die op handelsgebied de tot dusverre bestaande orde van zaken voor ons land heeft opgeleverd, om niet eerst na wikken en wegen van alle omstandigheden en van artikel voor artikel in verband met de productie, den uitvoer, de consumtie en de productie in andere landen, er toe te willen overgaan om van systeem te veranderen.»
Dezen zomer had de Standaard in gelijken zin geschreven, er bij voegende, dat de cijfers nopens het bedrag der elders, in Zweden en Noorwegen, België, Zwitserland, Denemarken, geheven invoerrechten, landen betroffen die niemand ter wereld tot de beschermende zou rekenen. Toen de Nieuwe Rotterdamsche Courant daarop vroeg, wanneer en door wien deze landen tot de vrijhandelsgezinden waren gerekend, en met de stukken bewees, dat daar zeer stellig beschermende rechten werden geheven, bleef de Standaard het wederwoord schuldig. Thans onthield de Minister, ofschoon daardoor zijn betoog verzwakkende, er zich van de landen waarop hij zich beriep als vrijhandelsnatiën voor te stellen.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Voorpostengevechten (brochure van de Vereeniging: „het Vrije Ruilverkeer”). De Economist 51, 92–96 (1902). https://doi.org/10.1007/BF02286676
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02286676