Skip to main content
Log in

De herziening van het verband tusschen Rijksen Gemeente-belastingen

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. Een uitvoerig overzicht van de geschiedenis dezer wet is te vinden bij de Parieu “Traité des Impôts” Deel IV bldz. 385–434.

  2. Men verg. Mr. S. Vissering Prakt. Staath. II. bldz. 159, P. Leroy Beaulieu. Traité sur la science des finances I bldz. 698 en vlgg., de Parieu t. a. p.

  3. L. von Bilinski. Die Gemeindebesteuerung und deren Reform, Leipzig 1878, bldz. 87 en vlgg. Stein. Finanzwissenschaft blz. 147.

  4. Voor de kenuis en de geschiedeuis van het Fransche stelsel is zeer belaugrijk het artikel van von Reitzeustein: Das Communalsteuer-system Fraukreichs und die Reform in Preusseu, in de “10 Gutachten”, uitgegeven naar aanleiding van het jougste Pruissische outwerp. Verder V. Brasch, die Gemeinde und ihr Finanzwesen in Frankreich, Leipzig 1874.

  5. I bldz. 693 vlgg.

  6. Ook uit een politiek oogpunt is dit beginsel van groot gewicht. In de Memorie van Toelichting tot de Kreiswet wordt o. a. gezegd: “Die Communalbesteuerung in das System der Staatsbesteuerung dergestalt einzufügen, dasz sich die erstere nicht von den maszgebenden Grundzügen der letzteren entfernen darf, ist eine der Forderungen staatseinheitlicher Gesetzgebung, welche um so uner laszlicher ist, ein je gröszerer Spielraum der Selbstverwaltung nach der Richtung der Executive gewährt wird. Ein jeder Staatsangehöriger musz die volle Sicherheit haben, dasz nicht Kreis-Parlamente neben der geordneten Finanzgesetzgebung des Landes auf eigene Hand nach Grundsätzen eigener Politik über seine Leistungen verfügen” M. v. T. bldz. 55, Reitzenstein bldz. 114. Men vindt hier scherp onderscheiden tusschen autonomie en zelfbestuur.

  7. Het ontwerp en de Mem. v. Toel. zijn afzonderlijk uitgegeven door O. Kotze Berlin 1877. Het heeft aanleiding gegeven tot eenige belangrijke monographien uitgegeven door het Verein für Socialpolitik onder den titel “Die Communalsteuerfrage. Zehn Gutachten und Berichte. Leipzig 1877.” Bij de behandeling van het ontwerp in het Huis der Afgevaardigden hield R Gneist den 4den Dec. 1877 eene lezenswaardige rede, later in den handel gebracht onder den titel “Zur Stenerreform in Preuszen.” Verder Dr. R. Friedberg: “Die Besteuerung der Gemeinden” Berlin 1877.

  8. N. B. § 32. Die in den §§ 2, 3, 4, 5, 6 und 7 bezeichnete Aufsichtsbehörde ist für Landgemeinden der Kreis-Ausschusz für die zu einem Landkreise gehörenden Stadtgemeinden der Bezirksrath, für die einen eigenen Stadtkreis bildeuden Stadtgemeinden der Provinzialrath. So lange in einzelnen Landestheilen Kreis-Ausschüsse, Bezirks- und Provincialräthe noch nicht bestchen, tritt an die Stelle des Kreis-Ausschusses der Landrath (Amtshauptmann), an die Stelle des Bezirkaraths die Bezirksregierung (Landdrostei), an die Stelle des Provinzialraths der Ober-Präsident.

  9. Deze uitzondering mag echter alleen worden aangenomen bij buitengewoon geringe ophrengst en zware schuldenlast op het onroerend goed. Kotze bldz. 55.

  10. Als reden hiervoor wordt hoofdzakelijk aangevoerd, dat iedere afwijking van de Staatsinkomstenbelasting noodzakelijk moet leiden tot verschillende taxeering van het belastbaar inkomen derzelfde personen. Er komt bij dat de zeer uiteenloopende wijze waarop verschillende gemeenten rechtspersonen en zedelijke lichamen belasten en de moeilijke rechtsvragen die zich daarann vastknoopen aan de administratie veel zorg en moeite veroorzaken.

  11. Kotze bldz. 30 onderaan “Wenugleich auch” enz.

  12. Bij ons te lande wordt daaraan althans in theorie, de voorkeur gegeven door Mr. Arntzenius in de “Bijdragen voor Staats-, prov. en gem. bestuur” 1877 bldz. 264 en Mr. Teding van Berkhout in hetzelfde tijdschrift 1879 bldz. 194 en vlgg. Ook Mr. Buijs, hoewel een voorstander van geheelen afstand van het personeel aan de gemeenten, schijnt het niet ongenegen. Allen worden hiertoe geleid door de gebreken van het bestaande. Het is echter de vraag of het nieuwe stelsel in de praktijk niet nog grootere nadeelen zoude toonen. Mr. Arntzenius erkent de gebreken der bestaande rijksbelastingen als een bezwaar tegen de “dadelijke” invoering. Deze hinderpaal nu zal, naar het zich laat aanzien, na vele jaren nog niet zijn weggenomen.

  13. Dit belangrijke punt wordt door vele schrijvers die de verschillende wetgevingen behandelen over het hoofd gezien.

  14. Goschen “Local Taxation” Londen 1872 bldz. 190. Ook Friedberg bldz, 21 en vlgg. Leroy I, bldz. 673.

  15. Eigenlijk ware het beter alleen hiervoor het woord “zelfbestuur” te bezigen en in de tweede beteekenis alleen het woord “autonomie.” Maar tot nog toe wordt dit onderscheid niet streng genoeg in het oog gehouden en beide woorden door elkander gebruikt. Zeltbestuur behoeft volstrekt niet met antonomie gepaard te gaan. Men kau zeer wel wetten helpen nitvoeren en zoodoende een deel der regeeringstaak op zich nemen zonder daarom mede te werkeu tot vaststelling dier wetten zelven. Het opceuten-stelsel b. v. beperkt ongetwijfeld zeer aanmerkelijk de autonomie der gemeenten, maar slechts-weinig het zelfbestuur.

  16. Men verg. het artikel van Mathieu Bodet in een der afleveringen van de Revue des Deux Mondes uit het begin van 1880.

  17. In 1874 bedroeg de gezameulijke opbrengst der plaatselijke accijnsen frs. 136 millioen. Daarvan kregeu de gemeeuten slechts 79 en de Staat 57 millioen. Leroy I, bldz. 703.

  18. Von Bilinski bldz. 198, 202.

  19. Friedberg bldz. 23.

  20. Dr. F. von Sybel in de “Deutsche Rundschau” 1877 II bldz. 326 en 328. Men verg. ook zijne redevoering in het Pruisische Huis der Afgevaardigden in Dec. 1878.

  21. O. a. von Bilinski, Friedberg.

  22. Dr. Carl Walcker “Die Selbstverwaltung des Steuerwesens” Berlin 1869.

  23. Handelingen 2de Kamer 1879/80 bldz. 551.

  24. Rede van den Minister v. Fin. Handelingen 2de Kamer. 1879–80 bldz. 566.

  25. Wij nemen deze jaren, omdat de accijus op het gedistilleerd in 1877 is verhoogd en daardoor de vergelijking onzuiver zoude worden. In het genoemde tijdvak hebben geene veranderingen van belang in de bedoelde belastingen plaats gegrepan.

  26. Deze cijfers zijn ontleend aan P. Leroy-Beaulieu Traité sur la science des finances I. 695. Marseille heft zeer weinig accijnsen, b. v. in verg. met Lyon, dat, met 20,000 meer inwoners frs. 8,745,000 nit die bron trekt.

  27. Zoo verklaarde de heer van Tienhoven, die bij uitnemendheid in de gelegenheid is geweest om in dit opzicht ervaring te verwerven, dat, althans in de hoofdstad, personen uit de middenklasse (dit woord in den uitgebreidsten zin genomen) dikwijls en soms als regel 10 pCt. en meer van huu inkomen aan belastingen betalen. Ware het niet dat de spreker daaronder ook personen begreep die f 30,000 inkomen genieten, dan zonde men de schatting eer te laag dan te hoog kunnen noemen.

  28. Wij ontleenen deze en de volgende cijfers aan de belaugrijke rede van den heer van Harinxma bij de behandeling van art. 45 der nieuwe wet op het lager onderwijs (Handelingen 2de Kamer 1877–78 blz. 1278).

  29. Men raadplege hieromtrent de artikeleu van Mr. J. T. Buijs in “de Gids”, 1878, IV. 196 cu Mr. F. S. van Nierop in “de Economist” 1878 bldz. 363.

Download references

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

van Assendelft de Coningh, A.D. De herziening van het verband tusschen Rijksen Gemeente-belastingen. De Economist 30, 898–924 (1881). https://doi.org/10.1007/BF02286472

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02286472

Navigation