Literatur
Voor Nederland kregen zitting als eereleden Prof. S. Vissering en Mr. N. P. van den Berg, als gewone leden Prof. A. Beaujon en Mr. J. L. de Bruyn Kops, en als membre associé Mr. N. G. Pierson. In 1887 werd de onderscheiding tusschen membres titulaires en associés opgeheven, en het aantal membres titulaires op 150 bepaald. Uit ons land werden in de zitting van 1895 nog tot membre titulaire benoemd Mr. W. A. baron van Verschuer en Mr. W. A. P. Verkerk Pistorius en in de zitting van 1899 de ondergeteekende.
Zur internationalen Nomenclatur der Todesursachen. Berlin, Puttkammer & Mühlbrecht.
Het maximum wordt in Zuid-Amerika gevonden (509 ‰), het minimum in Noorwegen (484 ‰).
De bedoeling was natuurlijk niet alle hoofdberoepen met alle nevenberoepen in verbinding te brengen; de vraag naar het nevenberoep beoogt drieërlei: 1o bij ieder hoofdberoep de beoefenaars te onderscheiden in hen die wel en hen die niet een nevenberoep uitoefenen 2o eventueel van alle denkbare nevenberoepen het landbouwbedrijf telkens afzonderlijk te vermelden 3o voor ieder beroep met juistheid op te geven het aantal personen dat het, zij het dan als hoofd- of als nevenberoep, uitoefent.
Zie de bespreking van dit rapport door den heer G. M. Boissevain in de Economist van 1896 bladz. 857.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Verrijn Stuart, C.A. De zevende zitting van het Institut International de Statistique. De Economist 48, 712–729 (1899). https://doi.org/10.1007/BF02228415
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02228415