Skip to main content
Log in

Armenwetgeving

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Literatur

  1. Van de drie Commissarissen bleef Sir G. Nicholls tot 1847 voortdurend in functie.

  2. „Labour and Wages.” De aanhaling is van Aschrott. Ik meen te mogen aannemen, dat hem het werk van Fawcett over „Pauperism, its causes and remediesu ook bekend is. In het hoofdstuk „The present Poor Law System” spreekt F. eene andere, taal: „Enough, however, has been said to establish the con-„that the present state of things should continue” (1871). Dit ziet op de veelvuldige bedeelingen in strijd met de wet. De aanhaling van Aschrott getuigt van eene al te groote ingenomenheid met de werking van het Engelsche stelsel.

  3. Im Ganzen beruht die französische Armenpflege wesentlich auf dem Zusammenwirken aller Elemente der Gesellschaft, der privaten, überwiegend kirchlichen, und der öffentlichen, theilweise obligatorischen, überwiegend aber fakultativen Wohlthätigkeit bei welcher dann wieder der Staat und das Departement, die Erträgnisse der aus der Vergangenheit übernommenen Stiftungen und die Gaben der lebenden Generation sich vereinigen; sie bildet im Ganzen einen schön, geordneten Organismus, wenn auch im Einzelnen noch dieses eder jenes vermöge der Endlichkeit und Beschränktheit aller menschlichen Einrichtungen zu vermissen ist: die Sorge für die Armen ist, wie mit Recht gesagt wird, dem Interese und der Mildthätigkeit der französischen Gesellschaft anvertraut.

  4. On est en présence d'une situation rare en France: l'administration d'un grand service public confiée, sous des règles assez étroites d'ailleurs, à l'initiative et en grande partie aux ressources financières des particuliers.

  5. Darüber kann noch wohl kaum ein Zweifel bestehen, dass die, dem ganzen Unterstützungswohnsitz-Gesetze zu Grunde gelegte Idee, die Armenhilfe als Aequivalent anzusehen für die wirthschaftlichen Vortheile ..., eine irrige ist ..., weil bei dem Unterstützungswesen der Maasstab von Leistung und Gegenleistung überhaupt nicht angelegt werden kann.

  6. Reichsgesetz über dem U. W. bearbeitet von D. Beutner und G. Herrfurth.

  7. 1 Nov. 1867 voor den N. D. Bond, van af 1870 voor het Rijk geldig.

  8. § 361. Mit Haft wird bestraft: 3. Wer als Landstreicher umherzieht. 4. Wer bettelt oder Kinder zum Betteln anleitet oder ausschickt, enz. § 362. Die nach Vorschrift der § 361, no. 3–8, Verurtheilten können zu Arbeiten. .... angehalten werden.

  9. Bij A. Emminghaus en bij Andrew Doyle vindt men dit stelsel, dat trouwens ook in Nederlandsche tijdschriften herhaaldelijk behandeld is, uitvoerig beschreven.

  10. Hun aantal is verbazend toegenomen: van 51405 in 1873 tot 71854 in 1888.

  11. In 1871 bedroeg het gemiddeld aantal paupers: in-door 36739 out-door 116555. 1888 in-door 57303 out-door 51335.

  12. Men zie voor deze en andere „orders” de verzameling van Glen's Poor Law Orders.

  13. Zoo o. in „La Vérité sur les enfants trouvés” par le Dr. Brochard. 1876,

  14. Feillet.

  15. Ziehier eenige voorname bepalingen van de wet: Alle mannelijke en vrouwelijke werklieden (hun aantal wordt geschat op elf millioen personen), worden in vijf klassen verdeeld, naar gelang van het dagloon, dat gemiddeld verdiend wordt in het distriet, waar zij werkzaam zijn. Het dagloon in het 1e district is bepaald op 60 cents. 2e district is bepaald op 60–84 cents. 3e district is bepaald op 84–1.08 cents. 4e district is bepaald op 1.08–1.30 cents. 5e district is bepaald op boven 1.30 cents. De wekelijksche bijdragen zijn circa 7, 10. 12, 14, 17 cents per week voor de mannen, 5, 6, 7, 8, 10 cents voor de vrouwen. De helft draagt de werkgever, de wederhelft de arbeider. Een derde van de uitkeeringen komt voor rekening van den Staat. Bij invaliditeit genieten de mannen eene toelage, die na vijf jaren storting gelijkstaat met 24/100, na twintig jaren met 30/100, na veertig jaren met 40/100, en op hun 71ste jaar eene toelage, die gelijkstaat met 24/100 van het hierboven aangegeven loon. De vrouwen genieten 2/3 van deze toelagen. Voor het invaliditeitspensioen moet de verzekerde 5 jaren, voor het oudendagpeusioen 30 jaren lang hebben gestort. Alleen de jaren, waarin gedurende 47 weken de stortingen hebben plaats gevonden, tollen mede. Anders wordt de uitkeering kleiner. De werkgevers korten de stortingen der werklieden op het loon.

  16. § 26 van de wet ziet in de uitkeeringen integendeel eene bate voor de arinbesturen: Soweit von Gemeinden oder Armenverbänden an hülfsbedürftige Personen Unterstützungen für einen Zeitraum geleistet sind, für welchen diesen Porsonen ein Auspruch auf Alters-, oder Invalidenrente zustand, geht dieser Auspruch im Betrage der geleisteten Unterstützung auf die Gemeinde oder den Armenverband über.

  17. De loonsverhooging in Frankrijk is op uitstekende wijze behandeld in het bekroonde werk van Emile Chevallier: Les Salaires au XIXe siècle. 1887.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Hintzen, G. Armenwetgeving. De Economist 38, 129–173 (1889). https://doi.org/10.1007/BF02215033

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02215033

Navigation