Skip to main content
Log in

Inrichting en werking van hypotheekbanken

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. In 1861 werd de eerste in ons land opgericht.

  2. Dat dit in ons land voorkomt meen ik te kunnen bewijzen met eenige cijfers ontleend aan de Jaarcijfers over 1902 bl. 146, 147 en 148. Het geheel aantal eigenaren van gronden geschikt voor landbouw is in de jaren 1892 tot 1901 gestegen van 96.409 tot 96.704 dus met 295. Daarentegen steeg het aantal eigenaren van gronden van 1–5 H.A. in die jaren van 44.847 tot 46.340 dus met 1503. Het aantal eigenaren van gronden van 1–20 H.A. steeg in diezelfde jaren van 83.667 tot 84.448 dus met 781, daarentegen daalde het aantal eigenaren van gronden boven de 20 H.A. van 12.742 tot 12.256 dus met 486. Dat hypotheekverleening wegens overbedeeling bij scheiding veel voorkomt is naar ik meen niet met zekerheid te bewijzen omdat bij het inschrijven van een hypothecaire leening in de openbare registers bijna steeds zal worden vermeld, dat de door hypotheek gedekte schuld voortspruit uit geldleening, zonder dat nader wordt verklaard waarom het geld is geleend.

  3. De enorme stijging der hypothecaire inschrijvingen op gebouwen tot zekerheid van schulden voortspruitende uit geldleening blijkt uit Jaarcijfers 1902 bl. 221. In 1893 werd ingeschreven voor: f 80.554.982, in 1902 voor: f149.223.062, dus in het laatste jaar dubbel zooveel als 10 jaren te voren. Op landelijke eigendommen werd ingeschreven in 1893 f35.898.061 en in 1902 f44.233.736.

  4. Waarom vindt bv. de schrijver schulddelging in vaste jaarlijksche aflossingen ongewenscht? Hij stelt als voorbeeld: Iemand neemt f30.000 op à 4 pCt. met vaste jaarlijksche aflossing van f2500; hij berekent dan dat natuurlijk in het 1e jaar het meest moet worden betaald, nl. de rente over het volle bedrag en de aflossing en zegt dan dat 't bezwaar is dat in het eene jaar veel hooger bedrag moet worden betaald dan in 't andere. Naar mijne meening is dit juist van economisch standpunt zeer goed. Hij die geen voldoende middelen bezit om met eigen kapitaal een stuk grond te koopen om dat voor den landbouw te gebruiken of daarop een huis te zetten zal dan zoo wijs zijn om eerst voor zichzelf uit te rekenen of hij daarmede voldoende inkomsten kan verwachten om rente en aflossing in het eerste jaar te betalen en wordt dan ieder jaar sterker. Kan hij dit niet dan zal hij geen ongewenscht beroep op het crediet doen en zóó voorkomen dat het spreekwoord aan hem bewaarheid wordt „het einde draagt den last.”

  5. Schrijver herinnert aan een „Ontwerp van een reglement tot oprigting van eene Rijksbank van beleening op onroerende goederen” met Memorie van Toelichting, dat in 1840 door Ph. J. Bachiene, ontvanger der registratie te Nijkerk, aan Z. M. Willem I werd aangeboden. Het Departement v. Binenl. Zaken zond dit om advies aan den Gouverneur van Z. Holland die daarna de K. v. K. te Rotterdam en de Commissie van Landbouw in Z. Holland hoorde, die beiden de zaak nutteloos, gevaarlijk en tevens onuitvoerbaar achtten. Het ontwerp werd den ontwerper teruggezonden met den raad een nader plan tot een onderlinge maatschappij buiten 's Rijks tusschenkomst tot stand te brengen. Volgens den heer C. is dit niet gelukt, daar de oudste, levensvatbaar gebleken, hypotheekbank dateert van 6 Mei 1861. Dit is minder juist, de heer Bachiene heeft juist medegewerkt aan de oprichting van die oudste Hypoheekbank —„de Nationale” te Amsterdam — en is twintig jaar lang tot zijn dood in 1881 pres.-comm. gebleven.

  6. Ik vermoed dat de schrijver hier niet Nederlandsche toestanden op het oog heeft immers uit zijn latere redeneering betreffende pandbrieven blijkt dat er juist geen pandrecht als zoodanig bestaat. In Duitschland daarentegen werden bij de oude „Landschaften” die bij kabinetsorder van Frederik den Groote van 29 Augustus 1769 eerst in Silezien, later ook in Pommeren, West-Pruisen en Oost-Pruisen werden opgericht, pandbrieven uitgegeven die volgens hun nummer op het goed bij de „Landschaft” werden ingeschreven evenals waren zij de crediteuren. Niet alleen het speciaal daarvoor verpande goed was onderpand, maar kapitaal en renten werd bovendien door de „Landschaft” aan den bezitter gewaarborgd.

  7. De grootte der aflossing van hypotheken op huizen is niet geregeld.

  8. De „treuhänder” moet nagaan of niet meer gegeven is dan de taxatie toeliet eu of de taxatie volgens de voorschriften is geschied. Is dit zoo dan heeft hij niet te onderzoeken of de taxatiewaarde overeenstemt met de wettelijke waarde (§ 30 al. 1.)

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

van Heukelom, H.P. Inrichting en werking van hypotheekbanken. De Economist 53, 459–486 (1904). https://doi.org/10.1007/BF02212533

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02212533

Keywords

Navigation