This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.
References
Ik bracht om van zuiver inkomen van onroerende goederen te kunnen spreken, deze ongelijksoortige grootheden in verband met elkâar, hoezeer bet uit een ander oogpunt mogelijk rationeeler geweest ware de hypothecaire rente af te trekken van de inkomsten uit bedrijf.
Deze som is zooveel lager dan het uitgetrokken werkelijk inkomen, tengevolge van verschillende omstandigheden. Vooreerst tengevolge van de bepaling in vele verordeningen dat het inkomen uit nijverheid enz. slechts ten deele belastbaar is, verder tengevolge van de toepassing van verschillende toegestane kortingen, en dan tengevolge van de toepassing van dé- of progressie in vele gemeenten. Wie ter zake meer wil weten, raadplege staat B, voorkomende achter mijne brochure: Frieslands Gemeentelijke toestanden in woorden en cijfers. Die staat bevat een overzicht van alle in Friesland geldende verordeningen op den H. O. Men zal moeten erkenuen na bestudeering van dien staat, dat op het stuk H. O. de gemeentelijke wetgever niet overal verstandig handelde en dat hier het woord toepasselijk is: zooveel hoofden, zooveel zinnen. Die staat in verband met de gereleveerde cijfers bewijst dat de rijkswetgever verplicht is zoodra mogelijk eenige nadere regels omtrent de heffiug van Gemeentelijke inkomstenbelasting in de gemeentewet op te nemen.
Deze opvatting wordt gedeeld door den ontvanger voor het recht van successie te Leeuwarden die zeker het best ter zake bekend kan zijn. Overigens bedenke men dat hoe meer onroerend goed in andere provincien door Friezen bezeten wordt hoe hooger ook te stellen is het cijfer van bezit van Friesche eigendommen door niet-ingezetenen.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Sickenga, J. Gezamenlijk Vermogen en Inkomen van de Ingezetenen in Friesland. De Economist 41, 265–272 (1982). https://doi.org/10.1007/BF02211768
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02211768