Skip to main content
Log in

De buitenlandsche wisselpolitiek der Oostenrijk-Hongaarsche bank

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. Gemakshalve zullen wij in het vervolg van ons opstel het begrip «inwisseling van bankbiljetten tegen goud» vervangen door den Duitschen vakterm «Barzahlung» welke bij onze Oostelijke naburen sedert lang burgerrecht verkregen heeft.

  2. Binnen één jaar tijds steeg het goudagio in het jaar 1888 tot op 7 pCt. en in 1890 zelfs tot op 9 pCt. Zie Charles A. Conant, A History of modern banks of Issue. 4th edition.

  3. G. F. Knapp, Staatliche Theorie des Geldes, pag. 22 v.v.

  4. Nu zoude men wel kunnen aanvoeren dat, wanneer eene circulatiebank bij de Wet tot «Barzahlung» verplicht is, doch door gebrek aan goud de door haar uitgegeven bankbiljetten niet meer tegen het gele metaal kan inwisselen, een ieder de Bank in staat van faillissement kan brengen. Theoretisch is dit argument volkomen juist maar tevens blijkt er uit dat de «Barzahlungs»-verplichting in dat geval geen garantie oplevert en dus vrijwel een wassen neus is. In de praktijk zal het echter nimmer zoover komen, omdat in een goed geordend land een ieder genoeg vertrouwen zal stellen in de soliditeit van de circulatiebank, wanneer deze uit gebrek aan goud aan de «Barzahlungs»-verplichting haar door de Wet opgelegd tijdelijk niet kan voldoen. Maar wanneer wij nauwkeurig nagaan op welke wijze goudgebrek bij eene «Barzahlende» circulatiebank is ontstaan, dan zal meestal blijken dat de Regeering om de een of andere reden, hetzij voor oorlogsdoeleinden, hetzij voor maatregelen van socialen aard, beslag heeft gelegd op een groot gedeelte van den goudvoorraad der circulatiebank. In zulk geval rust natuurlijk op de Regeering de moreele verplichting om de bankbiljetten door de Bank uitgegeven te garandeeren, hetgeen geschiedt door de verplichting tot «Barzahlung» tijdelijk op te heffen.

  5. Dit argument bleek echter onhoudbaar te zijn, hetgeen het duidelijkst te zien valt uit de officieele statistieken. Gedurende de jaren 1892 tot en met 1901 bedroegen de omzetten der Oostenrijk-Hongaarsche Bank aan goud en aan buitenlandsche wissels als volgt: N.B. De bedragen in kolom 6 vermeld, zijn reeds begrepen in de bedragen in kolom 3 en 4 aangegeven.

  6. Om den lezer eenig denkbeeld te geven van de fluctuaties in de verschillende wisselkoersen, welke schommelingen hoofdzakelijk het gevolg waren van de speculatie in buitenlandsche betaalmiddelen, geven wij hieronder in chronologische volgorde eenige der meest belangrijke standen van den wisselkoers gedurende de jaren 1893/95. De toenmalige wisselpari's waren: voor Londen fl. 120.087; voor Parijs fl. 47.6129 en voor Berlijn fl. 58.7811 1/2. De noteering voor k/z Londen in het jaar 1893 was: op 16 Mei fl. 124.—, overeenkomende met een agio van 3,26 pCt. op 25 Aug. fl. 126.80, overeenkomende met een agio van 5,59 pCt. op 9 Nov. fl. 127.65, overeenkomende met een agio van 6,30 pCt. Op 10 November was de «Geldkurs» (koers voor «bieden») voor k/z Londen fl. 127.60, overeenkomende met een agio van 6,26 pCt. k/z Parijs fl. 50.70, overeenkomende met een agio van 6,48 pCt. k/z Berlijn fl. 62.75, overeenkomende met een agio van 6,75 pCt. Op 9 November was de «Geldkurs» voor k/z Londen fl. 127.65, terwijl op den 9den en 10den van diezelfde maand de «Warenkurs» (koers voor «laten») fl. 127.90 bedroeg, hetgeen overeenkomt met een agio van 6,50 pCt. Gedurende de maand December waren de wisselkoersen iets hooger dan in November. In Januari 1894 stegen zij plotseling om op 1 Februari weder belangrijk lager te noteeren n.l. k/z Londen fl. 126.—, k/z Parijs fl. 50.10 en k/z Berlijn fl. 61.60. Vanaf dit tijdstip volgden de wisselkoersen eene langzame regelmatige open neergaande beweging. Het agio werd gedurende den verderen loop van het jaar 1894 gaandeweg kleiner en vertoonde in 1895 neiging om met een snel tempo te verdwijnen. Gedurende de maand Maart 1895 daalde: k/z Londen van fl. 123.80 op fl. 122.40 k/z Parijs van fl. 49.075 op fl. 48.425 k/z Berlijn van fl. 60.525 op fl. 59.80 Op 20 September daalden k/z Londen en Parijs tot beneden pari. Londen noteerde op dien datum fl. 120.—. De Berlijnsche koers daalde eerst tot op het wisselpari om den 28sten October op fl. 58.75 te komen. Als eene merkwaardigheid willen wij nog vermelden dat toen in October 1895 aan de Weensche Beurs voor Reportgeld 10 à 15 pCt. en in de «Coulisse» 20 pCt. betaald werd, alle wisselkoersen vrijwel stabiel om en nabij pari en in sommige gevallen eene belangrijke fractie daar beneden zijn blijven staan.

  7. De bedragen aan buitenlandsche wissels, cheques, vreemde munt- en bankbiljetten welke de Oostenrijk-Hongaarsche Bank gedurende de jaren 1893/1901 heeft uitgeleend met het doel om de speculatie in dergelijk papier tegen te gaan, zijn in de tabel aangevende de omzetten der Oostenrijk-Hongaarsche Bank (zie voorlaatste noot) in kolom 5 opgenomen.

  8. Onderstaande tabel geeft de goudbeweging aan welke bij de Oostenrijk-Hongaarsche Bank gedurende de jaren 1892 tot en met 1901 heeft plaats gehad. De bedragen zijn tot op duizendtallen in Kronen naar boven afgerond.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

van der Maaten, E.J. De buitenlandsche wisselpolitiek der Oostenrijk-Hongaarsche bank. De Economist 61, 629–645 (1912). https://doi.org/10.1007/BF02210626

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210626

Navigation