Skip to main content
Log in

Quantiteits-theorie en betalingsbalansleer, in verband met hun beteekenis voor de verklaring van den abnormalen stand der wisselkoersen

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

Naar aanleiding van de critieken, in het debat en in de pers, op de prae-adviezen over de vraag: «In hoeverre wordt de nationale markt beïnvloed door den stand der wisselkoersen, en welke maatregelen kunnen ter verbetering worden genomen, indien deze stand die markt ongustig beïnvloedt», behandeld op de vergadering van de «Nationale Vereeniging tegen Werkloosheid» van 4 Mei 1918.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheids-Raad I, 6.

  2. Afleveringen van Mei, Juni en Juli/Augustus 1918.

  3. Economisch-Statische Berichten van 1 Mei 1918. In- en Uitvoer van 15 Mei 1918. De uitgestelde plaatsing van dit artikel stelt ons in de gelegenheid ook te verwijzen naar een persstem pro Mr. van Dorp in de bijlage «Handel en Nijverheid» avond-ed. van De Telegraaf 24-8-'18. Het daarbij gevoegde diagram, dat het verloop der voornaamste wisselkoersen en hun percents-gewijze appreciaties en depreciaties ten opzichte van de theoretische goudpariteit in beeld brengt, is belangwekkend.

  4. Zie Tijdschr. Werkl.-Raad t.a.p. blz. 466.

  5. Tijdschrift Werkl.-Raad t.a.p. blz. 474.

  6. Zie de «Conclusies» van Keesing's p.a. blz. 52 der separaatuitgave.

  7. Verg. Pierson «Verspreide Economische Geschriften» IV blz. 70 «Een enkel punt daargelaten (de invloed van renteverhooging en verlaging) heeft Goschen omtrent den uit- en invoer van standaard-metaal niets anders geleerd, dan hetgeen reeds sedert twee eeuwen was verkondigd; uitvoer van metaal heeft plaats bij een ongunstige, invoer bij een gunstige betalingsbalans. Op deze eenvoudige theorie was de geheele practijk van het mercantilisme gebouwd» (sic!) cursiveering van mij.

  8. Verg. blz. 11–2 v. h. pr.-adv. Keesing.

  9. Waaronder alles valt, wat geld-, resp. ruilmiddel- en betalingsdiensten vervult.

  10. Verg. blz. 417 Juni Economist v. h. art. Keesing. — Zie Franz Eulenburg «Naturgesetze und Soziale Gesetze» Braunsche Archiv Band XXXI en XYXII.

  11. Verg. L. E. J. Brouwer «Over de grondslagen der Wiskunde» blz. 130.

  12. Verg. Werner Sombart «Die Entstehung der kapitalistischen Unternehmung» Braunsche Archiv. 41e Band blz. 317 en volg. Sombart is de eerste, die de geschiedenis van het dubbel boekhouden en het handelsrekenen vermengt en vereenigt met de ontwikkeligsgeschiedenis van het kapitalisme. Het aangehaalde artikel bevat daarvoor hoogst belangrijke bouwstoffen.

  13. Verg. Verrijn Stuart «Inleiding tot de beoefening der Statistiek» I blz. 6–7: «Om causaliteit aan te toonen is noodig, niet slects kennis van «de kwantitatieve beteekenis van zekere verschijnselen, ... «maar bovenal inzicht in hun eigenlijk wezen. En dit inzicht kan de «statistiek niet brengen; hoogstens kan zij dit verhelderen.» (cursiveeringen van mij).

  14. Brouwer t. a. p. blz. 92.

  15. Robert Liefmann «Geld und Gold» 1916, blz. 55.

  16. Friedrich Bendixen «Das Inflations problem» 1917.

  17. Tijdschrift v. d. Werkl.-Raad t.a.p. blz. 451.

  18. Verg. Kaulla «Die geschichtliche Entw. d. mod. Werttheoriën» p. 44 e. v. over het edictum de pretiis rerum venalium (v. h. jaar 301) van Diocletianus.

  19. Verg. Keesings art. in den Juni-Economist blz. 417.

  20. Verg. Verrijn Stuart's Intree Rede bij de aanvaarding van het Hoogleeraarsambt te Utrecht 1917, blz. 5.

  21. Verg. Keesings art. t.a.p. blz. 416–418.

  22. Ik zie n.l. niet in, wat Mej. v. D. op Fisher's speciale toepassing der theorie tegen heeft. Verg. haar art. in de Economist van Mei j.l. blz. 361.

  23. Verg. Mej. van Dorp's mondelinge toelichting ter vergadering, verslag i. het Tijdschrift Werkl.-Raad t.a.p. blz. 470 «... de waarheid is, dat steeds de beide factoren werken, en dat het er niet op aankomt ze te onderscheiden, omdat het een quaestie van relativiteit is.»

  24. Hij werkt blijkbaar ook zelf met het onmisbare «c.p.»!

  25. Tijdschrift Werkl.-Raad t.a.p. blz. 444, cursiveeringen van mij.

  26. «The Mechanism of Exchange» 1917, blz. 163.

  27. Woorden van Mr. Tasman t.a.p. blz. 444.

  28. Van beteekenis ook om haar overeenstemming met het gewichtigste bezwaar van Robert Liefmann tegen de equation of exchange van Fisher (Geld und Gold blz. 52–53): nl. Fisher vervalt volgens L. in de fout der oude leer van den equivalenten-ruil, die geen rekening hield met de individueel verschillende subjectieve waardeeringen van het geld.

  29. Eugen von Böhm Bawerk «Kapital und Kapitalzins» nieuwste druk blz. 408 e.v.

  30. Zeer duidelijk wordt de formule der qu. th. gegeven door F. W. Taussig Principles of Economics I, New-York 1913, blz. 430: «Wat determines prices in a highly developed community is the «relation between the quantity of goods and the quantity of purchasing power in terms of money. Formulated «in this way the quantity-theory holds good.»

  31. Zie art. v. d. h. Keesing Juni-Economist blz. 419.

  32. Verg. de critiek op Liefmann's «Geld und Gold» door Albert Hahn in Schmoller's Jahrbuch 41 viertes Heft blz. 520–524 die op de inconsequentie wijst, dat Liefmann quantiteits theoretische overwegingen uitdrukkelijk zegt ter zijde te stellen, doch anderzijds een «rein quantitätstheoretisches-Moment» voor de geldwaarde erkent, n.l. «die starke Vemehrung zu Zwecken des Staatsbedarfs.» — Verg. ook Ec. art. Mej. van Dorp, die zegt, dat de heer Keesing feitelijk de qu. th. aanvaardt!

  33. Men raadplege voor den omvang onzer goudimporten en voor de standvastigheid der disco noteeringen der buitenlandsche circulatiebanken sedert de eerste oorlogsmaanden der Jaarverslagen van den Preisdent der Nederl. Bank 1914–1917.

  34. Zie Times van 15 Juni 1918.

  35. Het experiment zou neerkomen op verzwakking van het nominale pond, waarvoor men zich wellicht hoeden zal. Het Eng. Gouverment zou het aan het oog der menigte kunnen onttrekken, door den mijnbouw-maatschappijen langs een omweg een behoorlijke winst te garandeeren. Econ. 1918.

  36. Cursiveering van ons.

  37. I blz. 588.

  38. Verg. pr.-adv. van Dorp blz. 27.

  39. t. a. p. 4e druk 1811, blz. 43.

  40. Verg. pr.-adv. Keesing blz. 52.

  41. Vergel. Todd Mechanism of Exchange blz. 186: «The ‘balance of trade’ means that there can be no ‘balance’ of exports or imports, because these two must ‘balance’ each other.»

  42. In het Juli–Augustus-no, blz. 542 lichtte zij haar bedoeling met een schema toe: Schuldenvorderingen en Schuldsaldo. Inderdaad is deze gelijkheid steeds vast te stellen; zij beantwoordt eenvoudig aan de rekenkundige eigenschap van het verschil: het aftrektal is gelijk aan den aftrekker plus de rest.

  43. Vergel. het opstel in den Greven-bundel van Mr. G. Vissering: «De Internationale wisselkoersen gedurende den oorlog» blz. 399.

  44. Daarmede blijft men niet ver van de waarheid. Inderdaad hebben onze exporteurs van het begin van den oorlog af overwegend verkocht in guldens en met de conditie: «contante betaling» ten einde een zekere calculatiebasis te hebben en geen risico te loopen; omgekeerd luidden ook de buitenlandsche facturen voor de ons geleverde goederen, op uitdrukkelijk voorschrift der betrokken organen, in guldens (zie het pr.-adv. Keesing blz. 32). Het provenu der hier verkochte fondsen, en de verschuldigde renten en dividenden van de buitenlandsche beleggingen in onze obligaties en aandeelen zijn ook in guldens uitgedrukt. Weinig vrachtschuld zal zijn ontstaan aan buitenlandsche reederijen. Wat de vrachtschuld wegens spoorwegvervoer aangaat, sedert Maart 1916 geldt voor het verkeer met Duitschland de bepaling, dat goederen naar Nederland niet meer franco mogen worden gezonden en dat goederen uit Nederland afkomstig slechts ten verder vervoer mogen worden aangenomen, indien de vracht hier is betaald. Sedert hebben vrachtverrekeningen tusschen de Nederlandsche en Duitsche spoorwegen plaats tegen den koers 1 Mark=f0.59. (Zie het desbetr. artikel van Jhr. Mr. P. Elias in In- en Uitvoer van 14-8-'18).

  45. Vergel. Mr. van Dorp's slotwoord. Juli–Augustus Economist blz. 543.

  46. Vergel. Mr. G. Vissering «De Internationale w. koersen ged. d. oorlog,» blz. 399.

  47. Vergel. het debat van Mr. H. Frijda, Tijdschr. v. d. Ned. Werkl.-Raad t. a. p. blz. 452.

  48. Vergel. C. Knapper Kz. Leerboek van het Handelsrekenen 8e druk blz. 443.

  49. Vergel. het artikel van Dr. Otto Heyn: «Der Kursrückgang der deutschen Wechsel keine Folge einer Entwertung des deutschen Geldes» Conrads Jahrbücher 1916 I blz. 376. Op blz. 381 geeft hij een statistiek van den loop der wisselkoersen Berlijn-New-York van 1 Mei–1 October 1915 naast de noteeringen o. a. van Baltimore en Ohio shares op beide beuzen. Op 1 Juni 1915 b. v.: wisselkoers (Ausbezahlung New-York) 485 (marken per dollar), en fondsenkoers te N. Y. 711/2 pCt., te Berlijn 80 pCt. Reductie getal voor $ te Berlijn 420. De pariteit is daaruit af te leiden als volgt: 80×4.20∶711/2=X∶1; X=4,7 Mk. per $. Gelijktijdig noteerde uitbetaling N. Y. 485. Blijkbaar was dus, afgezien van kosten, remise met Baltimore en Ohio shares voordeeliger dan door uitbetaling. Het is merkwaardig, dat de schrijver wel verband legt tusschen den wisselkoers en de afwijkende effectenkoersen te Berlijn en New-York, maar weigert uit het toch treffend verschijnsel, dat de effecten in oorlogstijd zooveel hooger stonden in Berlijn dan in Amerfka zelf, te concludeeren tot depreciatie van het Duitsche geld. Hij besluit zijn artikel: «Eins aber wäre dringend zu wünschen: dass man davon «Abstand nimmt, von einer Entwertung des Geldes zu sprechen, und «sich darauf beschränkt, stets nur von der Steigerung der Preise zu «reden.» Alsof Steigerung des Preise iets anders ware dan een andere uitdrukking voor, of liever dé uitdrukking voor: «Entwertung des Geldes.»

  50. Vergel. de conclusie in het pr.-adv. van Mr. van Dorp blz. 32: «De daling der Duitsche e. a. valuten zijn derhalve te wijten aan: 1°. opgezette circulatie, 2°. verslechtering van den ruilvoet, door achteruitgang der productievoorwaarden.»

  51. Vergel. zijn artikelen «The present situation of the foreign exchanges» Ec. Journal XXVI 101 en 103.

  52. J. M. Keynes schreef onder Cassel's eerste artikel de noot: «The effect of Professor Cassel's interesting calculations, assuming the sufficiency of the data on which they are based, seems to me to be that, even with the hindrances of free movement of goods which prevail in war time, real price levels in different countries tend to equality. That is to say, the index numbers of local prices corrected by the world value of the local money, as measured by the exchanges, tend to equality.»

  53. Vergel. pr.-adv. van Dorp 23.

  54. Vergel. koersdiagram in «De Telegraaf» 24-8-'18, en de In- en Uitvoerstatistiek in «In en Uitvoer» van 14-8-'18.

  55. In den zin van circulatie-opzwelling.

  56. Dr. Bruno Moll «Die Modernen Geldtheoriën und die Politik der Reichsbank» blz. 75.

  57. Verg. Mr. M. W. F. Treub, «De Economische Toekomst van Nederland» blz. 22, en het Tijdschr. v. d. Nederl. Werkl.-Raad t. a. p. blz. 456.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Meerwaldt, W. Quantiteits-theorie en betalingsbalansleer, in verband met hun beteekenis voor de verklaring van den abnormalen stand der wisselkoersen. De Economist 67, 633–662 (1918). https://doi.org/10.1007/BF02210598

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210598

Keywords

Navigation