Skip to main content
Log in

Nieuwe bijdrage tot de oudste Nederlandsche bevolkingsstatistiek

De statistiek der bevolkingsbeweging

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. K. Bücher, Die Bevölkerung von Frankfort am Main im XIV und XV Jahrhundert (Tübingen, 1886) p. 162.

  2. Zie de cijfers bij K. Bücher, Die inneren Wanderungen und das Städtewesen in ihrer entwicklungsgeschichtlicher Bedeutung, in diens Entstehung der Volkswirtschaft (8e druk, Tübingen, 1911) p. 427, 436.

  3. Zie N. W. Posthumus, Bevolkingsverhoudingen in een Hollandsche stad op het einde der zestiende eeuw (Handelingen van het 6e Nederlandsche Philologencongres (Leiden, 1910) p. 169 vlg.).

  4. Bücher, Entstehung, p. 453.

  5. Zie t. a. p., p. 388, Bevölkerung, p. 465 vlg. en A. Knieke, Die Einwanderung in den Westfälischen Städten bis 1400 (Münster, 1893).

  6. Zie bv. voor Frankfort Bücher, t. a. p., p. 390. Verdere litteratuur over de bevolkingscijfers der middeleeuwsche steden: Paasche, Die städtische Bevölkerung früherer Jahrhunderte (Jahrbücher für Nat. Oek. und Statistik, N. F., Bd. V, p. 303 vlg.); K. von Inama Sternegg, Bevölkerung des Mittelalters und der neueren Zeit bis Ende des 18en Jahrbunderts in Europa (Handwörterbuch der Staatswissenschaften i. v.) en de daar vermelde litteratuur.

  7. Zie bv. voor de fenomenale groei van Antwerpen in dien tijd: J. Cuvelier, Les dénombrements des foyers en Brabant (XIV–XVI siècle) (Bruxelles, 1912) p. CCCXVII vlg.

  8. Zie hiervoor mijn artikel De oudste Nederlandsche bevolkingsstatistiek in den jaargang 1913 p. 745 van dit tijdschrift.

  9. De poorterboeken dezer stad, die met 1311 aanvangen, zijn door J. C. M. Laurent gepubliceerd in het Zeitschrift des Vereins für Hamburgische Geschichte, Bd. I (1841), p. 141 vlg.

  10. Zie Bücher, Bevölkerung, p. 161 en Entstehung, p. 446.

  11. Zie H. Pirenne, Les dénombrements de la population d'Ypres au XV siècle (Vierteljahrschrift für Social- und Wirtschaftsgeschichte, I (1904) p. 4).

  12. Zie bv. voor de pogingen van Laurent ten aanzien van Hamburg, Bücher, Bevölkerung, p. 25 vlg.

  13. Zie hiervoor ook J. Jastrow, Die Volkszahl deutscher Städte zu Ende des Mittelalters und zur Beginn der Neuzeit (Berlin, 1886) p. 64 vlg.

  14. Bücher, Bevölkerung, p. 422 vlg. Voor de percentages betreffende de volkstellingen van 1387 en 1440, zie t. a. p., p. 176, 313.

  15. t. a. p., p. 454.

  16. Het herkomstgebied der «wanderende Schlossergeselle» was ruimer dan dat van de bevolking van Frankfort in het algemeen; niet minder dan 76.5 pCt. was uit plaatsen, die meer dan 10 mijl waren verwijderd, herkomstig; zie t. a. p., p. 654.

  17. Zie t. a. p., p. 449 vlg. en Entstehung, p. 446.

  18. Bevölkerung, p. 452. Voor speciale groepen der bevolking zijn de cijfers echter anders, Zoo stamden 90 procent der geïmmigreerde Joden en 79.3 procent van de leden der metaalbewerkers-broederschap uit steden; zie t.a.p. p. 591 vlg. 627 vlg.

  19. Hierover onder meer.

  20. Zie t. a. p., p. 395 vlg.

  21. t. a. p., p. 415.

  22. t. a. p., p. 227, 417. In een in 1914 verschenen studie: Die Berufe der Stadt Frankfort im Mittelalter komt Bücher uit andere bronnen tot 1510 tot niet minder dan 1500 beroepen, die korter of langer tijd te Frankfort werden uitgeoefend.

  23. Zie hiervoor vooral Bücher, Entstehung, p. 291 vlg.

  24. Zie N. W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie ('s-Grav., 1908) I, p. 371 vlg.

  25. t. a. p., p. 377.

  26. Zie hiervoor vooral t. a. p., p. 41 vlg.

  27. t. a. p., p. 383.

  28. Zie Economist 1913, p. 761 vlg.

  29. Zie t. a. p., p. 751.

  30. In 1557 bedroeg het getal der huizen 5300; daaruit tot een bevolking van 40.000 zielen te concludeeren, gelijk J. ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, V, p. 83, doet, gaat m.i. te ver.

  31. Zie voor de verhouding van Amsterdam tot deze streken W. van Ravesteyn, Onderzoekingen over de economische en sociale ontwikkeling van Amsterdam gedurende de 16e en het eerste kwart der 17e eeuw (Amsterdam, 1906) p. 20 vlg.

  32. Zie mijn artikel De sociale en economische structuur van Dordrecht in 1555 (Economist 1915) p. 957 noot 2.

  33. Over de absolute bevolkingstoename van de Brabantsche steden, welke cijfers over 1437–1526 loopen, zie het bovengenoemde werk van Cuvelier. 's-Hertogenbosch ging in die periode van 13 à 14000 tot 17 à 18000 zielen vooruit, Breda en Bergen-op-Zoom van ongeveer 5000 op 8 à 9000 zielen.

  34. Zie A. Meerkamp van Embden, Rechtsbronnen der stad Gouda ('s-Grav., 1917) p. XI.

  35. De opgave over de jaren 1396, 1410, 1411 en 1415 ontbreekt.

  36. Zie P. D. de Vos, Aanteekeningen uit de poorterboeken van Zieriksee 1302–1810 (Maandblad van het Genealogisch-Heraldisch Genootschap «De Nederlandsche Leeuw» 1894).

  37. Niederrheinisches Städtewesen vornehmlich im Mittelalter (Gierke's Untersuchungen, Hft. 52), p. 159.

  38. P. Doppler, Het oudste burgerboek van Maastricht (1314–1379) (Publications de la société historique et archéologique dans le Limbourg, 1913, p. 305 vlg.)

  39. (J. I.) v(an) D(oorninck), Burgerboek van Vollenhove 1379–1493 (Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel 1877, p. 185 vlg.).

  40. De opgaven over de jaren 1392, 1400, 1407, 1418, 1419, 1473, 1474, 1479, 1481–1483 en 1490 ontbreken.

  41. t. a. p., p. 185.

  42. Voor de concentratie der bevolking van ons land op het eind der 18e eeuw, zie K. Reyne, De uittocht der plattelandsbevolking (Studies in Volkskracht, eerste serie XII) p. 551; voor de 19e eeuw, zie L. van Nierop, De bevolkingsbeweging der Nederlandsche stad (Amsterdam, 1905).

  43. Privilegiën en exemtiën van beden (Gem.-archief Middelburg) f. 54.

  44. Cijfers omtrent de bevolking der stad op een bepaald oogenblik zijn voor de Middeleeuwen niet bekend; eerst voor den lateren tijd hebben wij eenige, doch schaarsche gegevens. Gebruik makend van de sterftecijfers — niet geheel onaantastbare methode! — berekende Mr. G. A. Fokker in diens opstel: Iets over de bevolking van Middelburg vóór 1795 (Archief Zeeuwsch Gen., dl. III, 2e stuk, p. 81 vlg.) de bevolking der stad voor het midden der 17e eeuw op±30.000 zielen; volgens de volkstelling van 1795 bedroeg het zielental 20146, maar deze opgave is vermoedelijk te laag; in 1823 was het gedaald tot 12850, doch sindsdien weder tot ruim 18000 gestegen.

  45. Deze opgaven zijn door twee oudheidminnende oud-stadgenooten uit de stadsrekeningen verzameld en ter vervanging van de verloren poorterboeken — na dat van 1360–1472 is eerst dat met 1591 aanvangt bewaard — als manuscript in de archief-bibliotheek geplaatst. Wij hebben daarvan een dankbaar gebruik gemaakt, maar daar bij vergelijking werd bevonden, dat niet steeds de vereischte nauwkeurigheid was betracht, hebben wij deze opgaven steeds met de origineele vergeleken.

  46. Om poorter binnen Middelburg te kunnen worden was noodig, dat men van Kerstmis tot Lichtmis of van half Mei tot St. Jansmis, d. w. z. gedurende 39 dagen minstens binnen de stad verblijf had gehouden; zie Costumen van Middelburg (Middelburg, 1771) rubr. VII, art. XII.

  47. Voor de gedetailleerde opgaven, zie bijlage I.

  48. De opgave over 1508 ontbreekt.

  49. De opgave over 1 Mei 1518–1 Mei 1519 ontbreekt.

  50. Zie Posthumus, t. a. p., p. 375.

  51. Zie R. Fruin, Schot en bede in Zeeland (Verslag algem. vergadering van het Historisch Genootschap 1903) p. 64.

  52. Zie J. H. de Stoppelaar, Inventaris van het oudarchief der stad Middelburg (Middelburg, 1883) no. 1282.

  53. t. a. p. no. 1184.

  54. Zie E. Daennell, Die Blütezeit der Deutsche Hanse (Berlin, 1905–1906) I, p. 429 vlg.

  55. Zie de Stoppelaar, t. a. p., nog, 245, 250, 276.

  56. t. a. p., no. 314.

  57. t. a. p., nos 2197, 2371, 2449, 2485.

  58. Zie bijlage III.

  59. Zie de Stoppelaar, no. 1772. Voor verdere overeenkomsten, zie t. a. p., nos. 1932, 1944, 1954, 1974, 2033, 2034, 2079, 2282.

  60. Voor Frankfort was dit cijfer 80 pCt., zie Bücher, Bevölkerung, p. 422; voor Leiden slechts 25 pCt., zie Posthumus, t. a. p., p. 377.

  61. Voor de details der plaatsen van herkomst, zie bijlage II.

  62. Exclusief Zeeuwsch-Vlaanderen.

  63. Inclusief Zeeuwsch-Vlaanderen.

  64. Inclusief Fransch-Vlaanderen, Artois en Henegouwen.

  65. Inclusief Zeeuwsch-Vlaanderen, Fransch-Vlaanderen, Artois en Henegouwen.

  66. Na de Spaansche Furie, in 1576, en vooral na den val van Antwerpen, in 1585, werd dit nog versterkt, toen in korten tijd honderden Vlamingen en Brabanders, naar het veiliger Noorden hun personen, kapitaal en energie overbrengend, zich o.a. te Middelburg hebben gevestigd.

  67. Voor de economische geschiedenis van Middelburg in de Middeleeuwen, zie W. S. Unger, De economische ontwikkeling van Middelburg vóór den Bourgondischen tijd (Archief Zeeuwsch Gen., 1918); Z. W. Sneller, Walcheren in de XVe eeuw (Utrecht, 1916).

  68. Zie hiervoor M. P. Rooseboom, The Scottish Staple in the Netherlands (The Hague, 1910); J. Davidson — A. Gray, The Scottish Staple at Veere (London, 1909).

  69. Zie bijlage III. Evenals voor Frankfort en Leiden (zie hiervoor Posthumus, t. a. p., p. 376 noot 2) werd geconstateerd, neemt ook hier de frequentie der beroepsopgaven geregeld toe; voor de vier meergenoemde perioden bedroeg hun verhouding tot het totaal der nieuw-ingekomen poorters resp. 8.7, 11.6, 18 en 43.4 procent. Naast toenemende nauwkeurigheid in de administratie, ook op andere punten blijkend, meenen wij dit verschijnsel met Bücher (Bevölkerung, p. 412) hieraan te moeten toeschrijven, dat in de oudste perioden een opgave van het beroep ook daarom ontbreekt, wijl naar de opvatting der stedelingen de, toen talrijker, rurale elementen geen ambacht uitoefenden.

  70. Zoo is b. v. de lechwerker (tapijtwever) van Oudenaarde, het centrum der tapijtweverij in dien tijd, afkomstig en kwam ook de servetwever uit Vlaanderen. Als beroepen, waarvan de beoefenaars geheet of grootendeels uit deze streken herkomstig waren, mogen verder worden genoemd: slotenmaker, harnasmaker, speldenmaker, zwaardveger, horlogemaker, compasmaker (uit Brugge), kousenmaker, nastelinc(=veter)maker, boekbinder, boekprinter enz.

  71. Zie bijlage III.

  72. Zie bv. voor de talrijke geschillen over het recht van voorlading, met de schippers van andere steden uitgevochten, de Stoppelaar, t. a. p. passim.

  73. De opgave over dit jaar ontbreekt.

  74. Deze opgave loopt van 1 Januari–30 April; de opgave van 1 Mei 1518–1 Augustus 1519 ontbreekt.

  75. Deze opgave loopt van 1 Augustus–31 December.

  76. 1 fruitenier ende wever.

  77. 1 coman ende crudenier, 1 coman ende weerd.

  78. 1 scipper ende arbeider.

  79. 1 arbeyder ende bierdrager.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Unger, W.S. Nieuwe bijdrage tot de oudste Nederlandsche bevolkingsstatistiek. De Economist 67, 475–506 (1918). https://doi.org/10.1007/BF02210583

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210583

Keywords

Navigation