Skip to main content
Log in

Langjarige achterstand

  • Published:
De Economist Aims and scope Submit manuscript

De Regeering erkent de noodzakelijkheid om, ingeval de thans bestaande duurte van nagenoeg alle benoodigdheden na afloop van de crisis voor een belangrijk deel blijft voortbestaan, tot eene verhooging van de salarissen van vele ambtenaren en beambten, alsmede van de onderwijzers, in het bijzonder van die categorieën, wier belooning, ook afgezien van de dure tijden, reeds niet aan matige eischen voldoet, over te gaan. Memorie van Antwoord Staatsbegrooting-1917.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

References

  1. Men vergelijke verder ons rapport: “Crisis-maatregelen ten behoeve van het Overheidspersoneel”, verschenen April 1917, en aangekondigd in “de Economist” van 15 Mei 1917.

  2. 1 Januari 1914 bedroeg het gemiddelde f 1780.

  3. De tegemoetkoming in de huishuur is er niet in begrepen.

  4. In Maart 1917 en in Mei 1917 plaatsing herhaald zonder vermelding van aanvangswedde.

  5. De schrijver trekt wel eens meer averechtsche conclusies. Wanneer de vorige Minister van Financien zich op den grooten aandrang naar de lagere Staatsbetrekkingen beroept (nu daargelaten, of die — nog wel groote — aandrang bestaat) om te concludeeren, dat het personeel nog zóó slecht niet is bezoldigd, vindt de schrijver daarin een aanwijzing, dat de salarissen onvoldoende zouden zijn.

  6. De schrijver verkeert in dwaling, wanneer hij het wil doen voorkomen, dat tijdens de mobilisatie een bedrag van f23.270 werd uitgetrokken voor niet-periodieke tractementsverhooging van de leden van de rechtelijke macht; dit bedrag betrof de facto periodieke verhooging. In verband met het feit, dat de schrijver dit, cijfer van recenten datum ten tooneele brengt, moet ik er op wijzen, dat zijn cijfer van f 767 voor del Rijksveldwacht weder verouderd is. Blijkens de begrooting zijn de wedden bij de Rijksveldwacht voor de veldwachters verbeterd tot 800–900, voor de brigadiers tot 1000–1050 en voor de brigadiers-majoor tot 1100, een en ander krachtens K.B. van 7 Mei 1916, no 388. In dit licht verliest de onderlinge wanverhouding 14.8 en 30 pCt. voor het lagere personeel van justitie aanmerkelijk in beteekenis.

  7. Het accres van de commissarissen der Rijkspolitie is slechts schijn. Het bedrag voor 1898 omvat slechts toelagen; in het bedrag voor 1913 zijn behalve toelagen ook eenige salarissen begrepen van Rijkscommissarissen, die niet tevens plaatselijk commissaris van politie zijn.

  8. Mij trof in verband met de verdeeling naar inkomen de opmerking, dat de onderrijzers met hunne gezinnen beneden een zeker grenscijfer moeten rondkomen. Hierbij is het den schrijver ontgaan, dat er bij het openbaar onderwijs 11336 onderwijzers naast 5534 onderwijzeressen staan, en deze cijfers voor het bijzonder onderwijs 5264 tegenover 3643 beloopen (jaarcijfers 1915) en dat het de onderwijzeressen — dus de onderwijskrachten zonder gezin —zijn, die relatief de laagste wedden genieten.

  9. Tenzij de rangen in klassen zijn verdeeld en bij den overgang van de eene klasse in de andere rekening valt te houden met de voor de klassen vastgestelde formatie-sterkte, zooals vroeger bij de commiezen der Posterijen.

  10. Op dit terrein bestaat ook wetenschap, althans kennis van verschijnselen en feiten. Wanneer ik in de Januari-aflevering voor den lageren ambtenaar sedert 1877 tot op 1913 een verhooging van 65 pCt. en voor den hoogeren ambtenaar een verhooging van slechts 40 à 45 pCt. oirbaar acht, dan is dat niet, omdat ik voor het toekomstige de idee der afplatting voorsta, maar wè omdat ik op grond van de door mij gevonden cijfers tot de conclusie moest komen, dat zich in bedoeld tijdvak ineenschuiving der klassen heeft voltrokken.

Download references

Authors

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Noordhoff, F.S., Merens, M.J.D. Langjarige achterstand. De Economist 67, 20–51 (1918). https://doi.org/10.1007/BF02210550

Download citation

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210550

Keywords

Navigation