Literature
Alleen veroorloven wij ons de aandacht te vestigen op de helaas, nog altoos juiste, kritiek van den schrijver op onze Statistiek van den in- uit- en doorvoer, waarvan hij spreekt (bladz. VII) als van „diese sonderbare Statistik”, voor welke alle landen, waarmede Nederland niet van grens tot grens verkeeren kan, niet bestaan, en die nog niet vernomen heeft dat Pruissen een deel van de toleeheid Duitschland vormt. Later (bladz. 53) komt hij op de „augenfällige Mangel” der Nederlandsche statistiek, met betrekking tot de landen van herkomst en bestemming der goederen, nog eens terug. De schrijver had nog meer kunnen noemen; hij was bescheiden in zijn kritiek.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Nieuwe Uitgaven. De Economist 50, 668–681 (1901). https://doi.org/10.1007/BF02210244
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02210244